Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onschendbare maagdelijkheid der Kerk?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onschendbare maagdelijkheid der Kerk?

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In „Confrontatie" van september 1971 (beleend conservatief r.k. maandblad) las ik een antwoord van Hans Urs von Balthasar op de vraag: Waarom ik in de kerk blijf?

Het is een typisch rooms antwoord en daarom is het temeer treffend, dat men soortgelijke geluiden ook wel in protestantse kring kan horen! Met een schijnbaar beroep op de Heilige Schrift wordt de vraag beantwoord. Exemplarisch wordt de kerk van Corinthe gesteld voor de oude Catholica in de dagen van haar stichting! De kerk van Corinthe, die de apostel als een reine maagd aan Christus wil verloven is plotseling (sic! JWV.) op alle punten een respectabel hoertje geworden, zo lezen we. Nu had de schrijver al eerder gezegd: „omdat wij, idioten, vreemd genoeg met z'n allen er nog steeds niet in geslaagd zijn met onze maatregelen de kerk te vermoorden. Hoe meer men de kerk verkracht, des te duidelijker wordt haar onschendbare maagdelijkheid".

Wij stoten ons nu maar niet aan de minder aangename beeldspraak. Het woord „verkrachten" ligt tegenwoordig velen vóór in de mond. Maar - ik denk nu aan de taal en de beeldspraak der profeten in het Oude Testament. We lezen van het gevonden en door de HEERE geadopteerde kind, dat wij zien opgroeien tot een volleerde deerne. (Ezechiel 16). Dat meisje was het uitverkoren volk van God! Israël - door Jahwe uit Egypte verlost en door Zijn trouwe vaderhand geleid en bewaard! Spreekt de HEERE nu in dit verband van „onschendbare maagdelijkheid"? Of laat de HEERE weten, dat Hij om die ontrouw van Zijn volk, dat niet als Zijn volk leefde maar naar de goden van de Kanaänieten liep, dat volk heeft verworpen in de ballingschap en beroofd van al Zijn voorrechten en bescherming?!

Men zal zeggen: maar de HEERE heeft toch dat volk niet gans verworpen? Geen scheldbrief gegeven! O neen - Hij wendt Zich tot het overblijfsel naar de verkiezing, dat echter niet bestaat bij de gratie van een onvergankelijk boventijdelijk ambt, zoals Von Balthasar ons wil doen geloven in het vervolg van zijn artikel, maar door de Heilige Geest. Door die Geest verootmoedigt het zich voor de HEERE onder Zijn slaande hand. Ik zal - zo zegt de HEERE bij Zefanja (3 vs. 12) - doen overblijven een ellendig en gering volk en wie schuilen bij de naam van Jahwe. Het overblijfsel van Israël zal geen onrecht doen noch leugen spreken en in hun mond zal geen bedriegelijke tong gevonden worden, want zij zullen weiden en nederliggen, zonder dat iemand hen verschrikt.

Wanneer zo hoog wordt opgegeven van „het ambt", waardoor de kerk uitsluitend het heil ontvangt, mogen wij wel herinneren aan de tijd van Christus' geboorte. „Het ambt" was totaal verblind voor het werk van de HEERE; maar het overblijfsel naar de verkiezing: Zacharias en Elisabeth en Maria, Jozef, Simeon en Anna èn de herders - zij mochten zien, dat de HEERE kennis gaf van heil in de vergeving hunner zonden door de innerlijke barmhartigheid van onze God, waarmee de Opgang uit de hoogte naar Zijn volk omzag, (zie Lucas 1 vs. 76-79).

En als Von Balthasar wijst op de apostel, die haar (Corinthe) wilde verloven aan Christus - dan dient er op gewezen te worden, dat de apostel in zijn brieven zeker zijn apostelschap verdedigt tegen de pseudo-apostelen die zijn werk tegenstonden door hem in discrediet te brengen, maar nimmer „het ambt" stelt als een grootheid die blijft óndanks alle verval van de kerk. Von Balthasar kan dat slechts zo schrijven, omdat hij de eenheid van de kerk in het Oude en Nieuwe Testament verwaarloost (verg. Zondag 21 van de Heidelb. Gat. over de Gemeente die van het begin der wereld wordt vergaderd enz.) en evenzeer omdat hij in de zogenaamde apostolische successie een goddelijk gegeven ziet.

Voor het Oude en Nieuwe Testament beide geldt, dat de Gemeente in haar geheel, dus inclusief haar ambtsdragers, zich kan gedragen als een hoer. En in dat geval geldt de dreiging van oordeel voor allen, die van de HEERE afhoereren, zoals dat o.m. beschreven is in de Openbaring 2 en 3 en in de brieven aan Efeze, Pergamum, Tyatira, Sardes en Laodicea. „Het ambt'' is niet een gegeven grootheid, die de kerk in haar maagdelijkheid onschendbaar maakt en houdt.

De Bruidsgemeente van de Heer Jezus Christus zal slechts gereinigd door het bloed en de Geest van Christus rein zijn - gerechtvaardigd uit louter genade - en zo deel hebben aan de Bruiloft der Lams. En niet door een „onschendbare maagdelijkheid". En de vele kwade herders - jawel, het beeld verspringt - zullen precies zoals Israëls vorsten (Ez. 34) en priesters (verg. Mal. 2 en 3) het kwaad te verduren krijgen als de goede Herder naar Zijn schapen gaat vragen. Die kwade herders zijn niet slechts die „conventikels naast de kerk bouwen", zoals Von Balthasar later in zijn artikel suggereert, maar het zijn ook diegenen die, ondanks de zogenaamde apostolische successie, de schapen hebben onthouden het goede Woord van God. En wij lezen nergens in de Schriften, dat die kwade herders qualitate qua „het overgeleverde Lichaam des Heren mij kunnen toereiken".

„Het Ambt" - die abstractie kent de Heilige Schrift niet. De HEERE spreekt ons wel van trouwe en ontrouwe ambtsdragers. Evenals van een trouw en ontrouw volk. En vergeten wij niet dat Hij het kerkvolk Israël mèt zijn geestelijke leidslieden in Johannes 14-17 noemt: de wereld! De wereld, die Hem het eerst heeft gehaat en die daarom ook haat de trouwe discipel, die zich aan het Woord houdt. Dat is die wereld voor welke Hij niet bidt! Zie Johannes 17 vs. 9.

De Roomse kerk is niet de vrouw met de onschendbare maagdelijkheid. Zij is, zolang zij zich niet bekeert (en dan houdt zij op róómse kerk te zijn!) de ontrouwe vrouw, die de huwelijkswet veracht, de rechten van de Bruidegom vertreed met al haar eigengemaakte wetten en al haar theorieën over het verkeer met de Bruidegom, theorieën, die wel ontsproten zijn aan „valselijk genaamde wetenschap", maar die niet geleerd worden door het Woord van God. Zij is de moeder die kinderen verdoemt, namelijk kinderen van God, door haar veelvoudige en eeuwenlang gehandhaafde anathema's. Dat deed en doet zij nog altijd in haar z.g. „ambt", waarin zij ook volgens Von Balthasar in feite bestaat! Gelukkig - in haar handen is niet het heil! Dat is en blijft in goede handen. De door Rome verdoemde gelovigen in Jezus Christus weten zich getroost door Jezus Christus, Die heeft gezegd: Mijn schapen horen Mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij. En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid en niemand zal ze uit Mijn hand rukken! (Johannes 10 vs. 27 en 28). Van „onschendbare maagdelijkheid" weten wij niets.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1971

Protestants Nederland | 8 Pagina's

Onschendbare maagdelijkheid der Kerk?

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1971

Protestants Nederland | 8 Pagina's