Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE Bijbelse Geschiedenis 192

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE Bijbelse Geschiedenis 192

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE HEERE JEZUS TEGENOVER BARABBAS

Vragen 671 t.m. 680.

Bij de Romeinse rechtspraak was het geen gewoonte dat men het onrecht liet zegevieren boven het recht, en toch had de stadhouder Pilatus de eerste stap reeds gezet op het hellend vlak van de, rechtsverkrachting. We zullen nu zien dat hij ten laatste geheel is uitgegleden omdat hem één ding boven alles ter harte ging: zijn hoge positie en de gunst van de keizer. Nadat hij de Heere Jezus tot Herodes had gezonden was Deze weer tot Hem gebracht. Hij was nu door een nog grotere menigte omringd dan in 't begin van de dag. De tocht door Jeruzalem had zeker de aandacht getrokken van de duizenden feestgangers, die zich tijdens het feest binnen haar muren ophielden. Zo ziet Pilatus een rumoerige mensenmassa voor zich en al kan hij zo nodig met geweld ingrijpen - daar hij een garnizoen te Jeruzalem heeft - streeft hij er naar het volk te kalmeren. Hij wil zoveel mogelijk voorkomen de overpriesters te ergeren. Hij is er zeker van dat Jezus geen enkele misdaad heeft begaan; hij begrijpt dat de oversten Hem door nijdigheid hebben overgeleverd. Om Hem de vrijheid te hergeven - zo neemt hij zich voor - zal hij gebruik maken van de gewoonte om op het paasfeest een joodse gevangene los te laten. Zijn politieke berekening is, dat wanneer hij de beruchte Barabbas naast Jezus steltj het volk de bevrijding van deze moordenaar toch wel niet zal begeren. Pilatus had echter geen flauw vermoeden hoe fel de haat van de Farizeeën en Sadduceeën tegen de Heere Jezus was. Terwijl hij een ogenblik wacht tot er enige rust onder de menigte gekomen is, wordt hem een boodschap gebracht van zijn vrouw. Zij laat hem waarschuwen dat hij zich toch niet vergrijpen zal aan deze Rechtvaardige, want - zo laat zij hem weten - ik heb heden veel geleden in den droom om Zijnentiüil. Die terechtwijzing vermeerdert Pilatus onrust, maar brengt hem niet tot een beslissing. Ondertussen stelden de overpriesters aUes in het werk dat de Heere Jezus niet aan hun handen ontkomen zou. Markus heeft opgetekend dat de overpriesters de Schare bewogen, dat hij hun liever Barabbas zou loslaten. Zo komt Pilatus tot de pijnlijke conclusie, dat zich geen enkele stem ten gunste van Jezus verheft. Als hij vraagt; Welken wilt gij, dat ik u zal loslaten, Barabbas of Jezus, Die genaamd wordt Christus ? roepen aUen uit: Laat ons Barabbas los! Toch schijnt hij alle hoop niet te hebben verloren dat hij met tactisch optreden uit de moeilijkheid raken zal. Het was duidelijk dat het volk Barabbas' dood niet verlangde, maar misschien wil men dat hij beide gevangenen loslaten zal. Welnu, hij kan voor ditmaal edelmoe- - dig zijn. Wat zal ik dan doen met Jezus, Die genaamd wordt Christus ? roept hij het volk toe (Matth. 27 : 22). Maar weer blijkt zijn hoop ijdel te zijn. Als uit één mond klinkt het hem tegen: ^Laat Hem gekruisigd worden. Zelfs de hardvochtige Romein wordt door deze kreet ontsteld. Wat heeft Hij dan kwaads gedaan ? antwoordt hij vertwijfeld. Op die vraag komt geen antwoord. Zij kunnen geen antwoord geven op dat „waarom". Geen, kwaad gedaan, dat moeten zelfs zijn vijanden getuigen. Toch wordt het geroep om Zijn dood luider en luider. Pilatus ziet al zijn pogingen mislukken en zo wordt hij gedwongen te kiezen ... Bij de Romeinen bestond de wrede gewoonte een misdadiger, die tot de kruisdood was veroordeeld, te geselen vóórdat de straf werd voltrokken. Die geseling was een vreselijke marteling, doch de Heere Jezus heeft deze gewillig ondergaan. De afdeling soldaten die met de uitvoering was belast, toonde geen zweem van medelijden. Integendeel, als de krijgsknechten vernemen dat Hij hun wordt overgegeven vallen zij als wilde dieren op Hem aan. Om de één of andere reden schijnen zij Hem uiterst vijandig gezind te zijn. Zie de aandrift waarmee zij tewerk gaan al zij Hem mishandelen en hoe onbarmhartig zij Hem kwellen en honen. Zij vlechten een kroon van doornen en zetten Hem die op. Een rietstok drukken zij Hem in de hand en een versleten purperen mantel trekken zij Hem aan. Dan knielen zij voor Hem neer alsof zij Hem om genade smeken en slaan Hem met de rietstok op het hoofd. Welk een afzichtelijk toneel zal dat geweest, zijn. Doch laten we niet verzuimen in alles Gods hand op te merken. Zeker, schrikkelijk was de zonde van het joodse volk dat Jezus' dood eiste, groot was ook het kwaad dat Pilatus bedreef als Hij Jezus overgaf, "terwijl hij van Zijn onschuld overtuigd was. Maar God bestuurde de loop der dingen, zoals zij van eeuwigheid in Zijn raad waren bepaald dat zij geschieden zouden. Zo hebben we de weifelende stadhouder te zien als een instrument in Gods hand, waarvan Hij zich bedient om het vonnis over de Borg der uitverkorenen uit te spreken. .Toen hij dè ruwe mishandeling had aangezien schijnt het dat hij nog een poging gaat doen om het allerergste te voorkomen. Hij hoopt in stilte dat het volk nu deernis jegens de Veroordeelde zal tonen als zij Hem in zijn droeve toestand zuUen zien. Daartoe brengt hij Hem naar buiten op het Gabattha en zegt: Zie, ik breng Hem tot ulieden uit, opdat gij. wet et, dat ik in Hem geen schuld vind. Maar Pilatus had zich wéér verrekend. Toen hij meende dat het volk tevreden zou zijn en hun haat zou zijn bekoeld, merkte hij met ontzetting dat de menigte begint te schreeuwen: Kruis Hem ! Kruis Hem ! Nog deinst hij als rechter terug om dat vonnis

uit te spreken. Neemt gij Hem en kruis Hem, want ik vind in Hem geen schuld, roept Hij terug. Als antwoord komen de oversten met een nieuwe aanklacht. Ze zeggen: Hij heeft Zichzelven Gods Zoon gemaakt. Daarom moet Hy volgens onze wet sterven .... Hier schrikt Pilatus van. Het geschil ligt dus op godsdienstig terrein ! In heel het rechtsgeding was er al iets dat hij niet verklaren kon. Is deze Persoon dus geen gewoon mens ? vraagt hij zich nu af. De bijgelovige Romein neemt Jezus weer met zich in het rechthuis voor een nader onderzoek. Vanwaar zijt Gij ? met andere woorden: Behoort Gij tot de hemel of tot de aarde ? De Heere Jezus geeft hem geen antwoord. Pilatus wordt door dit zwijgen korzelig. Hooghartig zegt hij: Spreekt Gij tot mij niet ? Weet Gij niet, dat ik macht heb U te kruisigen en macht heb U los te laten ? . Het antwoord hierop is vol majesteit, als Jezus zegt: Gij zoudt geen macht hebben tegen Mij, indien het u niet van boven gegeven was. Dit gesprek heeft het geweten van Pilatus zodanig ontrust, dat hij zich nogmaals voorneemt Jezus in vrijheid te stellen. Johannes, die van het openbaar proces de meeste bijzonderheden vermeld heeft, tekent uitdrukkelijk op: Yan toen af zocht Pilatus Hem los te laten (hfd. 19 : 12.) Pilatus zou er zeker véél voor over hebben gehad, indien hem dat zou gelukken. Maar niet alles ! Indien gij Dezen loslaat, zo begonnen de Joden te roepen, zo zijt gij des keizers vriend niet; een iegelijk die zichzelven koning maakt, wederspreekt den keizer. In zó scherpe bewoordingen was hun eis tiog niet naar voren gebracht. Geen vriend van de keizer meer, dat.betekende: het vertrouwen van de 'keizer Tiberias - een wantrouwend vorst als geen tweede - kwijt, een onderzoek naar zijn bestuur was dan te wachten, daarna in ongenade vallen, voor hoogverraad worden aangeklaagd ... Terwijl deze gedachten de Stadhouder door het hoofd vliegen, roept en tiert het volk heftig om een beslissing. Het lijkt dat een oproer niet uitblijven zal als het zo nog even doorgaat. De halfslachtige rechter kan niet langer weerstand bieden. Hij meent dat hem niet anders rest dan nu het eindvonnis te vellen. Daartoe laat hij de rechterstoel naar buiten dragen, want heel het volk moet zien, dat hij een officiële uitspraak zal doen.

De Heere Jezus wordt eveneens weer naar voren gebracht, de doornenkroon nog op het hoofd. Eén poging nog zal Pilatus aanwenden om de kruisiging te voorkomen. Johannes schrijft dat hij omtrent de zesde ure - nadat hij Jezus uitgebracht had - tot de Joden zeide: Zie, uw Koning ! Maar het is tevergeefs. Zij riepen in blinde haat als uit één mond: Neem weg, neem weg, kruis Hém ! Wat ? moet ik uw Koning kruisigen ? brengt Pilatus er nog tegenin. Maar dan volgt het antwoord waarop de Stadhouder geen weerwoord meer heeft: Wij hebben geen koning dan de keizer. Wat een vreselijk woord uit de mond van het oude bonds volk. Zij hebben het later ondervonden wat het inhield, want hier zweerden zij feitelijk formeel hun Messiasverwachting af. Zij maakten zich de heidenen gelijk. Pilatus zwicht er voor. Hij gaat nu een echt Oosters gebaar maken door een bekken water voor zijn rechterstoel te plaatsen om zich alle schuld aan dit doodvonnis van de handen te wassen. Ik ben onschuldig, ^zegt hij, aan het bloed dezes Rechtvaardigen; gijlieden moogt toe- ~ zien. En heel de menigte, voor wie deze symbolische handeling duidelijke taal was, riep terug: Zijn bloed kome over ons en over onze kinde­ ren ! Zouden ze beseft hebben- wat dat inhield ? En wij ? Beseffen wij wat het antwoord inhoudt hetwelk de Heidelberger ons leert op de vraag: „Waarom heeft Hij onder de rechter Pontius Pilatus geleden ? " (zie Zondag 15).

Vragen:

671. Was het een goede gewoonte van de stadhouder om met het paasfeest een gevangene los te laten ?

672. Zou de vrouw van Pilatus zich geregeld met de rechtzaken van haar man hebben bemoeid ?

673. Wat zou de eigenlijke oorzaak geweest zijn dat het volk vóór Barabbas' en tegen Jezus' vrijlating koos ?

674. Hoe is het te verklaren dat de Romeinse soldaten zich zo vijandig jegens de Heere Jezus gedroegen ? ^\

675. Lag er in Pilatus' gezegde: „Zie, den Mens", alleen maar een oproep tot medelijden ?

676. Welke wet bedoelden de Joden als zij roepen: Wij hebben een wét, en naar onze wet moet Hij sterven ?

677. Waarop duidt het woordje „meer" in de tekst: Toen werd hij „meer" bevreesd ? (Joh. 19 : 8).

678. Toon aan dat de Heere Jezus voor Pilatus' dreiging: „Weet Gij niet dat ik macht heb U te kruisigen" niet bevreesd werd.

679. Waarom zou Johannes in zijn beschrijving de plaats en de tijd van Christus' veroordeling hebben opgenomen ? (Zie hfd. 19 : 14).

680. En waarom is het persoonlijk voornaamwoord „hun" van veel betekenis in de tekst: Toen gaf hij Hem dan „hun" over ? (vers 16)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 oktober 1978

De Wachter Sions | 8 Pagina's

DE Bijbelse Geschiedenis 192

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 oktober 1978

De Wachter Sions | 8 Pagina's