Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terzijde

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Balthasar Bekker

BalthasarBekker (1634-1698) was Gereformeerd predikant, eerst in Friesland, later in Amsterdam, waar hij in 1692 is afgezet door de particuliere synode van Noord-Holland vanwege de dwalingen in zijn boek "De betoverde Weereld" die hij niet wilde herroepen.

Bij Bekker zien we duidelijk de invloed van het verderfelijke filosofische stelsel van de Fransman Cartesius (Descartes) en de opkomende geest van de Verlichting, die in de achttiende eeuw zoveel verwoestingen in de kerk zou aanrichten.

Cartesius plaatste de denkende mens op de troon. Zijn grondstelling was: "Cogito, ergo sum", "ik denk, daarom ben ik". Hij wilde niets aannemen, dat niet aan de menselijke rede was getoetst. Het was mogelijk, langs de weg van redelijk denken, op streng wetenschappelijke wijze het Godsbestaan te bewijzen en zo de godsdienst te verklaren. Voor subjectieve overwegingen van geloof of gevoel was geen plaats. "Ik denk, daarom ben ik." Daaruit leidde hij een andere stelling af: "Ik denk God, daarom is God". Bekende cartesiaanse professoren in Nederland waren Röell en Vitringa. De voornaamste bestrijder van het cartesianisme was Voetius.

Balthasar Bekker ging volgens de cartesiaanse denkwijze bestrijden wat hij "bijgeloof' noemde. Op grond van zijn redelijk denken kwam hij tot de slotsom, dat er wel engelen en duivelen bestonden, maar dat het onbestaanbaar was dat die geestelijke wezens konden inwerken op de stoffelijke wereld, tenzij God dat wilde.

Maar in de Bijbel zijn toch vele gebeurtenissen aan te wijzen, die de opvatting van Bekker weerspreken? Dat lijkt maar zo, antwoordde Bekker daarop. Wat daar dan in de Schrift staat, dienen wij als beeldspraak op te vatten, aanpassing aan het geloof van de mensen van toen die niet beter wisten.

Rechtstreeks op Voetius doelende, schreef Bekker: "Zij ontzien zich niet te zeggen, dat de duivel enigszins onmiddellijk en rechtsdraads op het verstand des mensen werken kon." Het was niet bestaanbaar voor de rechtbank van de rede, het menselijk verstand, en dus moest het getuigenis van Gods Woord maar aangepast en tot beeldspraak verklaard worden.

Volgens Bekker waren de duivel en zijn boze engelen sedert de verleiding van de eerste mens zo in de hel opgesloten, dat zij de mensen op de aarde niet meer konden verleiden of beschadigen. Aan het eind van zijn boek roept hij zijn lezers toe: God heeft geen duivelen tot beuls van doen; vreest gij de beul, zo vreest een wroegend geweten. Dat laat goddeloze mensen nooit met vrede; vreest daarom ook al de duivel niet; hij is het niet, maar God Die ziel en lichaam in de hel werpt." Men zou zeggen: hoe komt iemand ertoe met zoveel verbetenheid een dik boek te schrijven met zulk een stelling? Het was er maar om te doen te laten zien, dat de Gereformeerde Kerk bezet was door duister bijgeloof en dat nu de tijd van het gezond verstand was aangebroken.

Intussen betekenden zijn beweringen een verloochening van wat de kerk belijdt in Artikel 12 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Daar worden de mensen niet in slaap gesust met de stelling, dat de duivel en zijn boze engelen sinds Adams val zo in de hel zijn opgesloten, dat zij de mensen op de aarde niet meer kunnen verleiden of beschadigen. Integendeel, daar wordt onomwonden gezegd: De duivelen en boze geesten zijn alzo verdorven, dat zij vijanden Gods en alles goeds zijn; naar al hun vermogen als moordenaars loerende op de Kerk en een ieder lidmaat van die, om alles te verderven en te verwoesten door hun bedriegerijen." En is dat dan geen werkelijkheid? De apostelen vermanen met grote ernst: Geeft de duivel geen plaats" (Ef.4:27). "Wederstaat de duivel, en hij zal van u vlieden" (Jak. 4:7). "Zijt nuchter en waakt; want uw tegenpartij, de duivel, gaat om als een briesende leeuw, zoekende wie hij zou mogen verslinden; dewelke wederstaat, vast zijnde in het geloof' (1 Petr. 5:8, 9). Dat was Petrus goed aan de weet gekomen in zijn leven, dat de satan zeer begeerd had om hem te ziften als de tarwe (Luk. 22:31).

Zo is het dan ook wel zeer lichtzinnig, wanneer men thans beweert, dat Bekker toch wel een goed werk gedaan heeft met zij n strij d tegen bij geloof en heksen waan. Het is de satan naar de zin, wanneer mensen in waanwijsheid niet meer zijn alles verwoestende en verdervende macht geloven.

Waar het landelijke kerkverband niet bij machte was een einde te maken aan de verderfelijke cartesiaanse dwaalgevoelens, verstond de classis Walcheren haar plicht. In 1693 stelde deze classis vijf artikelen op, die voortaan door elke predikant in de classis ondertekend moesten worden. Het vijfde artikel, getiteld "Van de werkingen der goede en kwade engelen", weersprak de dwaling van Balthasar Bekker.

Van de goede engelen wordt daar beleden, dat zij "gelijk zij van den beginne gebruikt zijn, alzo nog van God gebruikt worden, in de hemel om God te dienen en op de aarde om Zijn Kerk bij te staan, zodat zij niet bij wege van verbloemde spreekwijze of een hemelstatige omschrijving, maar in der daad en waarheid dat ambt waarnemen, om naar Gods bevel Zijn Kerk en de leden van dien te bewaren, te beschermen en te verlossen". Daarentegen wordt van de duivelen gezegd, "dat zij de gelovigen hier op aarde als doodsvijanden zonder ophouden aanvechten". "In welke woeding zij nochtans altijd vastliggen aan de ketenen van Gods voorzienigheid en de macht van Christus. En ofschoon God door Zijn bijzondere genade omtrent Zijn Kerk hen op de ene tijd nauwer gebonden houdt, en op de andere tijd naar Zijn rechtvaardig oordeel over de wereld hun meer vrijheid geeft en als het ware ontbindt, zo is dit altijd zeker, dat zij nooit iets zonder de wil Gods en tot het verderf der uitverkorenen kunnen uitvoeren. En niettegenstaande wij zo klaar niet kunnen bevatten de wijze van werking en manier van invloed, door welke een geest werkt op een geest of een geest op een lichaam, niettemin erkennen en belijden wij deze dingen als de volstandiger leer van het Woord Gods, willende niet curieuselijk onderzoeken meer dan ons begrip verdragen kan, ons tevreden houdende liever leerjongens Christi te zijn, om alleen te leren hetgeen Hij ons aanwijst in Zijn Woord, dan dat wij deze palen zouden overtreden en door de vonden van ons verstand het hele Woord Gods verdacht en krachteloos maken. En willen altijd daartoe elkander en alle gelovigen met alle ernst vermanen, zich nauw te wachten voor alle zorgeloosheid, ontstaande uit kleinachting van deze boze vijanden, maar geduriglijk in vrezen en beven met bidden en waken tegen hun listige en geweldige aanslagen op hun hoede te zijn, teneinde wij in deze geestelijke strijd niet onderliggen, maar altijd goede wederstand doen, totdat wij eindelijk ten enenmale de overhand bekomen."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 januari 1991

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Terzijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 januari 1991

De Wachter Sions | 8 Pagina's