Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en financiën: bittere noodzaak of noodzakelijk kwaad?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en financiën: bittere noodzaak of noodzakelijk kwaad?

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de afgelopen jaren staat de relatie tussen kerk en financiën, – tussen kerk en geld zo zou je kunnen zeggen – enigszins onder druk. Immers, ook binnen diverse kerkgenootschappen lopen de inkomsten terug en zijn gevallen bekend van misbruik van ‘kerkgelden’. In dit artikel gaat de auteur in op de historische ontwikkeling van gelden binnen de kerken en probeert hij een aanzet te geven voor een betere beheersing van de geldstromen binnen kerken, ter voorkoming van misbruik en fraude met deze kerkgelden.

Geschiedenis van het geld binnen de kerken

In de geschiedenis van het geld (tegenwoordig zouden we zeggen, de financiën) binnen de kerken en de vraag door wie het geld werd binnen gebracht en waar het aan werd besteed, dient onderscheid te worden gemaakt tussen de periode voor en na de Reformatie. In de periode voor de Reformatie speelde op haar beurt weer de 80-jarige oorlog een (grote) rol. In dit artikel laat ik de periode vóór de Reformatie voor nu buiten beschouwing. In de periode na de Reformatie werd veel geestelijk bezit verkocht, als ook (vele) kerkelijke goederen. De opbrengsten van deze verkopen kwamen bij de kerken binnen en werden besteed aan onder andere het in stand houden van de Eredienst, het onderhoud van gebouwen en de betaling (hoe beperkt ook) van traktementen van predikanten en voorgangers. Ook was er sprake van een (enorme) verscheidenheid binnen de Staten binnen de Republiek met betrekking tot opbrengst en besteding van gelden voor de kerken. De Franse tijd liet ook zijn invloed op de financiering van de kerk gelden. Door de scheiding tussen Kerk en Staat werd de overheidsbemoeienis van de Staat met de financiering van de kerk (in die tijd met name de Nederlands Hervormde Kerk) losser en kwam de nadruk meer te liggen op de vrijwillige bijdrage van gemeenteleden; in die periode voornamelijk de rijken van ons land.

Ik maak voor nu een grote sprong in de geschiedenis en kom dan aan in de twintigste eeuw. In de vorige eeuw, als ook in de afgelopen decennia, kwamen de gelden voor de kerken binnen vanuit diverse bronnen. Te denken valt aan (1) giften, (2) vaste vrijwillige bijdragen, collecten en (3) gelden uit nalatenschappen. Hoewel gesproken wordt over vaste vrijwillige bijdragen (VVB) heeft deze term ook iets tegenstrijdig. Vast ziet immers op verplichting, terwijl het wel een vrijwillig karakter in zich heeft (formeel gesteld is het geen rechtens afdwingbare verplichting). De wekelijkse collecten hebben nog immer een prominente plaats tijdens de Eredienst, waarbij wel verschuivingen zijn te ontdekken in de vorm. Had eerst contant geld een prominente plek in de totale opbrengst, inmiddels zijn de contanten al vele jaren ingewisseld voor de collectebonnen (veelal omwille van fiscale overwegingen) en anno 2018 zelfs voor de mobiele pinautomaat. Ook moderne middelen zijn ons als kerken (dus) niet vreemd. Opvallend is echter wel dat de gemiddelde opbrengsten binnen de kerken dalen. Zo kampt de Protestante Kerk Nederland (PKN) al een aantal jaren met teruglopende opbrengsten, bijvoorbeeld bij de jaarlijkse actie genaamd Kerkbalans. Deze (landelijke) actie is in de jaren zestig van de vorige eeuw ontstaan. Later schoven ook de Gereformeerde Kerken (in Nederland) aan als ook de Rooms Katholieke Kerken (in Nederland). Deze actie wordt veelal in januari van ieder jaar gehouden. De (Bijbelse) grondslag voor deze actie is gebaseerd op onder andere 1 Cor. 9:13 en 3 Johannes : 8 en had bij aanvang van de actie in de jaren zestig van de vorige eeuw nadrukkelijk de evangelieverkondiging (in de breedste zin des woords) als doel. In de jaren nadien zijn ook andere doelen (denk aan zending, maar ook facilitaire aspecten) in beeld gekomen. Mooi om te zien hoe de relatie tussen Bijbel en geld (binnen de kerken) een concrete plaats heeft gekregen. Tot slot dient, als bron voor de financiering van de kerken (in de breedste zin des woords) ook de overheidsfinanciering te worden genoemd. Zo ontvangt de Theologische Universiteit van onze kerken (TUA) jaarlijks een (fors) bedrag van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen voor het in stand houden van de theologieopleiding (onder andere tot predikant) binnen onze kerken. Hoewel deze bijdrage ook jaarlijks ‘onder druk staat’, blijkt het een belangrijk onderdeel van de totale financiering van onze predikantenopleiding te zijn.

In de afgelopen decennia is een verschuiving te constateren. Allereerst voor wat betreft de aard van de opbrengsten (in het verleden veelal verkoop van goederen en giften van de rijken), anno 2018 een variëteit aan geldstromen (collecten, VVB en giften), als ook de hoogte van de inkomsten voor de kerken. Deze laten, helaas, een dalende tendens zien. Dat betekent dat, willen wij de Evangelieverkondiging in stand houden, wel een indringender beroep op een steeds kleiner wordend ledenaantal moet worden gedaan. Wij hebben echter een groot voordeel: God zal zijn Kerk nimmer in de steek laten. Laat dit ook elke dag ons gebed zijn.

Controle op de besteding van de gelden

In de afgelopen jaren, mede ingegeven door gevallen van misbruik van gelden en fraude, is er meer aandacht ontstaan voor de (juiste) controle op de geldstromen binnen de kerken. Afgelopen maand las ik helaas (weer) over een geval van forse fraude binnen een kerkgemeenschap. Zo bleek een penningmeester van een kerk een bedrag van 1,9 miljoen euro te hebben ontvreemd. Los van het enorme verdriet dat hierdoor is ontstaan, komt vrijwel onmiddellijk ook de gedachte op: hoe heeft dit kunnen gebeuren? Ook binnen onze kerken zijn helaas gevallen van fraude en/of misbruik van gelden ontdekt.

Belangrijker dan de constatering dat fraude en/of misbruik van kerkgelden heeft plaatsgevonden is het onderzoek naar (1) hoe het heeft kunnen ontstaan en (2) op welke wijze kan het worden voorkomen. Uit onderzoek komt naar voren dat vertrouwen (in de penningmeester van de Commissie van Beheer of de leden van de Diaconie) zodanig groot is dat betrokkenen toch hun gang kunnen gaan, simpelweg om reden dat het geschonken vertrouwen geen vervolg krijgt in de controle op dit vertrouwen. Hoe verliepen in het (recente) verleden deze controles? Veelal nodigde de penningmeester (bijvoorbeeld van de Commissie van Beheer) de leden van de kascommissie bij hem thuis uit, werd er veelal niet alleen, of juist bijna niet over de controle van de boeken gesproken, en werd aan het einde van de bewuste avond vastgesteld dat de penningmeester het (weer) goed had gedaan en aan de gemeentevergadering (en/of de kerkenraad) kon worden geadviseerd decharge te verlenen. Zonder op welke wijze ook met een beschuldigende vinger te willen wijzen naar wie dan ook; maar regelmatig werd een kascontrolecommissie niet bemenst met leden die deskundig waren of zijn met deze materie en ontbrak zelfs een controleprotocol waarlangs de controle feitelijk kon plaatsvinden. Op naar het volgende jaar. Hoe kan dit beter?

Allereerst zou mijn advies zijn: benoem deskundige leden als penningmeester en (het klinkt zwaar) vraag of hij/zij een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) wil overleggen. Het is (nog) niet gebruikelijk en het is geen waterdichte bescherming tegen fraude en/of misbruik van gelden, maar het is een eerste stap. Benoem (ook) deskundige leden in de kascontrolecommissie. Leden die ‘gevoel’ hebben met de financiën van de kerk, die in het dagelijks leven ook een balans en staat van inkomsten en baten kunnen ‘lezen’. Gebruik een controleprotocol als leidraad. Deputaten Financiële Zaken (DFZ) kunnen op dit punt van (grote) waarde zijn met advies en praktische tips. Zo kan ook de vraag worden opgeworpen waarom slechts eenmaal per jaar de kas (feitelijk de bank) van de penningmeester wordt gecontroleerd. Is het een idee om dit (minimaal) tweemaal per jaar te doen? Zeker, de frequentie waarmee de controles worden gehouden, heeft ook een relatie met de hoogte van de inkomsten een uitgaven, zoals: zijn er betaalde (naast de predikant(en)) krachten in dienst etc. of niet. Mocht binnen de plaatselijke kerk geen deskundigheid bestaan, bijv. doordat geen lid bereid en/of geschikt is voor de functie van penningmeester besteedt dan de financiële administratie uit aan een gerenommeerd administratiekantoor en/of accountantskantoor. Zeker, dat kost geld. Maar ook dit gaat over het maken van keuzen. De spreekwoorden “beter laat dan nooit” en “beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald” komen (wel) op.

Uit mijn ervaring, als leider van een fraudeonderzoeksteam, kan ik aangeven dat de schade enorm kan zijn, wanneer toezicht en controle ontbreekt dan wel niet adequaat wordt ingezet. In een aantal gevallen bedroeg de schade vele tonnen, zelfs enkele miljoenen. Gelden die door de kerkleden zijn opgebracht en al vele tientallen jaren zijn gespaard om de continuïteit van de kerk in financiële zin te waarborgen.

Dechargeren

Tot slot een opmerking over de door de kerkenraad verleende decharge aan de penningmeester van een kerk. De verleende decharge heeft zowel een intern als een extern rechtskarakter. De verleende decharge heeft in beginsel slechts interne werking, dat wil zeggen tussen de kerkenraad en de betreffende penningmeester. Een dechargeverklaring verliest haar werking op het moment dat uit onderzoek blijkt dat de betrokken penningmeester strafbare feiten heeft gepleegd aangaande de gelden van de kerk, dan wel wanneer civielrechtelijk onregelmatigheden (achteraf) worden geconstateerd. De dechargeverklaring heeft in beginsel geen externe werking, dat wil zeggen: geeft geen bescherming jegens derden. Wanneer een penningmeester (bepaalde) bevoegdheden heeft en binnen deze bevoegdheden heeft gehandeld, is de gemeente gebonden. Ook wanneer een penningmeester buiten zijn bevoegdheden heeft gehandeld, kan dit gevolgen hebben voor de gemeente, wanneer sprake is van opgewekt vertrouwen tussen de betreffende derde en de kerk(penningmeester). Mijn advies is dan ook om heldere afspraken te maken met de penningmeester, met betrekking tot taken en bevoegdheden en de naleving hiervan. Ik moet, wanneer dit onderwerp aan de orde komt, altijd denken aan een reclamespotje van een bekend particulier recherchebureau: “vertrouwen is goed, maar Hofman is beter.” Ik zou voor nu willen zeggen, vertrouwen is het uitgangspunt, maar ga serieus om met controle (van dit vertrouwen). We blijven allemaal mensen met zonden.

Mr. Peter Raven is zelfstandig bedrijfsjurist en als adviseur en secretaris betrokken bij Deputaten Financiële Zaken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 2018

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

Kerk en financiën: bittere noodzaak of noodzakelijk kwaad?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 2018

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's