Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vernieuwing en verwarring (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vernieuwing en verwarring (5)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In dit vijfde en laatste artikel willen we nagaan hoe de Generale Synode van 1950 ertoe gekomen is tot schorsing van ds. R. Kok over te gaan. Ongetwijfeld had Kok onder de predikanten vrienden, die zich aan hem verbonden wisten. Waarom is hij dan toch met algemene stemmen geschorst? We willen er nog wat verder op ingaan. Daarbij ligt er de vraag wat deze droeve geschiedenis ons vandaag kan leren.

De schorsing van Kok
Tijdens de promotie van onze broeder Golverdingen stelde prof. dr. A. Baars hem de vraag of er een wezenlijk verschil bestond tussen Kersten en Kok. Waarop Golverdingen antwoordde dat volgens hem dat verschil niet bestond. Dat antwoord is begrijpelijk omdat in de dissertatie duidelijk wordt gesteld dat Kok nooit enig bezwaar gemaakt heeft tegen de leeruitspraken van 1931, waarin gezegd wordt, dat het verbond staat onder de beheersing van de verkiezing, maar waarin ook gesproken wordt over het aanbod van genade aan alle hoorders.
Kok heeft ook nooit afstand genomen van zijn instemming met de besluiten van de classis Barneveld in 1948, waarbij Kersten nauw betrokken was en waarin hij ermee instemde, ‘dat de beloften van het genadeverbond alleen vermaakt zijn aan de uitverkorenen... en dat de beloften ter zaligheid niet geschonken zijn aan de verworpenen, waarom de onbekeerden het recht tot pleiting op de beloften ontbreekt’. Op grond daarvan kan men zeggen dat er geen wezenlijk verschil was tussen Kok en Kersten.
Maar, al lezend in de dissertatie, kom ik tot de conclusie, dat er ook een andere kant is. Kok bleef zich soms uitdrukken op een manier, die op gespannen voet stond met zijn verklaring in Barneveld. Waarom werd Kok geschorst? Uit alles is duidelijk dat de manier waarop Kok zich uitdrukte ertoe leidde dat men het vertrouwen in hem verloor. Kok naderde in zijn denken, aldus Golverdingen, de leer van de drie verbonden. De opvatting dat de zaligheid in Christus in de belofte reeds aan alle gedoopten is geschonken en dat zij daarmee nu werkzaam moeten worden om de vervulling te ontvangen, was voor Kersten onaanvaardbaar, zo bleek op de classis Barneveld.
Kok bleef, ondanks zijn overeenkomst met Kersten in Barneveld vaak spreken over een schenking, een toezegging van het heil in de belofte aan alle gedoopten. Golverdingen wijst erop dat Kok de misverstanden rond zijn belofteprediking mede aan zichzelf te danken had. Iemand als prof. dr. C. Graafland heeft erop gewezen dat Kok het aanbod van genade in de prediking tot allen zo sterk benadrukte, dat ook ‘in een bepaalde zin de belofte van het heil een plaats kreeg in deze prediking. Daardoor gaf het enigszins de indruk dat Kok van mening was dat ook de belofte van het heil voor ieder bestemd was’.

Dat maakt duidelijk waarom Kok, ook onder zijn vrienden, al meer het vertrouwen verloor. Ik zeg het ds. C.J. Meeuse (RD, 3 mei 2014) na, dat het ‘levensgevaarlijk’ is als de genade zo aangeboden wordt dat de hoorders van de prediking gaan denken dat de vergeving der zonden en de zaligheid hen al beloofd en geschonken zijn.
Ik voeg eraan toe dat het evenzeer levensgevaarlijk is als we de hoorders in de prediking aanzetten om in de weg van het werkverbond, in de weg van de wet, zich de inhoud van de beloften toe te eigenen. Dat gevaar zagen ook Koks vrienden.

Wat leren we uit deze droeve geschiedenis?
Nu de vraag of het wel zin heeft al die intens droeve zaken rond 1950 weer ‘op te rakelen’. Ik denk dat het ons allereerst wel tot verootmoediging mag brengen. Als we de ontwikkelingen rond 1950 aan ons voorbij zien gaan, dan hebben we als Gereformeerde Gemeenten niets in onszelf waarop we ons kunnen beroemen. Integendeel, wat is er rond 1950 - en later ook rond 1953 - veel gebeurd dat anders had moeten zijn, veel dat ons schuldig stelt.
Vervolgens moeten we er ook uit willen leren. Waarom heeft de synode geen commissie benoemd, die eerst eens grondig met naastbetrokkenen onder woorden had gebracht wat nu precies verstaan moet worden onder belofte en aanbod? Laat dat toch altijd de manier zijn om dergelijke theologische kwesties te behandelen.
Waarom heeft men wel achter elkaars rug over elkaar gesproken maar veel te weinig met elkaar? Dat zou de Bijbelse weg zijn geweest. Er kunnen zoveel misverstanden ontstaan omdat we wel over maar niet met elkaar spreken. Dat geldt vandaag niet minder dan toen.
Tenslotte werd rond 1950 het kerkrecht met voeten getreden. Dat werkt verwarrend en verwoestend. In feite trok men zich niets aan van het kerkrecht. Men roemde wel de Dordtse Kerkorde, maar men hield zich er absoluut niet aan. De Heere wil dat alles met orde zal geschieden. Ook binnen de kerk moet alles geschieden met orde en regel, gebaseerd op het Woord van God. Laten we dat ook steeds weer mogen beseffen.
Waar ik ook op wil wijzen is het gevaar van subjectivisme. Golverdingen noemt daar verschillende voorbeelden van. Ds. Van de Ketterij institueerde een nieuwe gemeente in Veenendaal, dwars tegen alle kerkelijke orde in, met een beroep op een tekst, die hem persoonlijk was voorgekomen. Dat is een subjectivisme, waar we alleen maar voor kunnen waarschuwen. Zo moet het zeker niet!

Tenslotte
Zelf heb ik de oude Scherpenzeelse voorganger Bart Roest goed gekend.
Een man, die dicht bij de Heere leefde. Hij sprak met grote achting over Kok, aan wie hij zich verbonden wist en die jaren als consulent de gemeente van Scherpenzeel diende.
Als we de preken van Kersten lezen, dan komen we onder de indruk van de manier waarop hij sprak over de zaken van het geestelijke leven, maar ook aandrong op bekering en geloof.
Er zijn gedeelten in preken van Steenblok, waarin men iets proeft van bewogenheid met zielen naar de eeuwigheid en waarin ook de onbekeerden met ernst en liefde worden aangesproken. Als we dat alles overdenken, dan kan alleen maar droefheid en pijn ons hart vervullen.
Daarom eindig ik deze artikelen met een vraag: Zou het verkeerd zijn om te denken dat Kersten, Kok en Steenblok nu, verlost van zichzelf, eeuwig God mogen grootmaken? Het is een gedachte, die het hart wel eens met heimwee vervullen kan.

(slot)

Zeist, ds. J.J. van Eckeveld

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 2014

De Saambinder | 20 Pagina's

Vernieuwing en verwarring (5)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 2014

De Saambinder | 20 Pagina's