Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mentor voor jonge predikanten

In het Hervormd Weekblad (orgaan van de Confessionele Vereniging) schreef ds. G. Pettinga, tot voor kort scriba PKV Utrecht en secretaris van de commissie voor het beroepingswerk, een toelichting en ondersteuning van het kortgeleden genomen besluit van de synode om te komen tot de benoeming van een mentor voor jonge predikanten. Intussen is de benoeming al geschied in de persoon van dr. A. de Kuiper, secretaris algemene zaken van de Ned. Herv. Kerk. We citeren het artikel van ds. Pettinga in z'n geheel:

, , Op 14 juni j.l. behandelde de generale synode de nota „Mentoraat aan predikanten". Het stuk vond een goed onthaal. Er werden behartigenswaardige opmerkingen gemaakt, maar echt afwijzende kritiek was er niet. De voorstellen werden aanvaard en dit betekent, dat straks pas beginnende predikanten de hulp zullen ontvangen van een mentor gedurende de eerste twee jaren van hun predikantschap.

Signalen

De commissie, die de nota heeft opgesteld, heeft snel gewerkt. In december 1984 werd zij benoemd, in juni lag haar rapport op de synodetafel. Dat kon ook, omdat de wenselijkheid van een mentoraat reeds door velen was uitgesproken.

De Geref. Kerken kennen reeds geruime tijd de werkbegeleiding van predikanten en hebben daarvoor deputaten aangesteld, die twee predikanten in vaste dienst hebben. In onze kerk werden van verschillende zijden brieven naar de synode gezonden of signalen opgevangen, die in deze richting wezen. Zo vroegen bijv. reeds in 1983 de commissie voor het beroepingswerk en het moderamen van de provinciale kerkvergadering van Utrecht een mentoraat te overwegen. Later kwam o.a. de Bond van Nederlandse Predikanten, clie ook zijn vrouwen-adviescommissie geraadpleegd had. De commissie voor theologisch wetenschappelijk onderwijs en de raad voor de herderlijke zorg stuurden een nota in onder de titel: „Naar een mentoraat voor (beginnende) predikanten". Hier en daar vroegen jonge predikanten zelf om een mentor en met name in Friesland is met het mentoraat al een begin gemaakt.

Waarom?

Waarom is zo'n mentoraat nodig? Hier is allerminst sprake van een „trend-volgende poging tot voortgaande betutteling", zoals prof. Van Gennep in , , In de Waagschaal" schrijft. Men kan de zaak ook niet afdoen door 'te stellen, dat ongevraagde hulp zelden welkom is cn dat iemand, die hulp nodig heeft, zelf de weg wel zal weten te vinden. Wie zoals ondergetekende jarenlang gesprekken heeft gevoerd met dominees van allerlei modaliteit, die in hun gemeente zijn vastgelopen, weet wel beter. Met min of meer hoge verwachtingen zijn zij naar hun gemeente gegaan, maar de werkelijkheid bleek zo anders dan in het profiel van de gemeente beschreven werd of de eerste ontmoetingen deden veronderstellen. Wat is het werk van een predikant gecompliceerder geworden in de laatste jaren! Daar is enerzijds vaak nog het oude verwachtingspatroon, terwijl anderzijds nieuwe taken op je afkomen.

Daar is je onbekendheid met het dorp of de streek, waar je terechtkomt en waar het leven zo geheel anders is dan je in de universiteitsstad gewend was. Op de meeste dorpen is door de import een verstedelijkingsproces aan de gang en de verhouding tussen van elders ingekomenen en de oorspronkelijke bevolking plaatst voor grote problemen. De invloed van de televisie, de vragen van gerechtigheid en vrede, de veranderingen in de levensstijl laten geen gemeente onberoerd en kunnen tot spanningen leiden. Hoeveel huwelijken van predikanten komen op de tocht te staan en dat is niet alleen te verklaren uit een algemene tendens. Het heeft ook te maken met het feit, dat een predikant min of meer met zijn gemeente getrouwd is en met de veranderde positie van de predikantsvrouw of - man. De plaats van de kerk in de samenleving is sterk aan het veranderen en ook dit heeft zijn weerslag op het predikantenbestaan. Er zouden alleen over dit soort zaken artikelen vol te schrijven zijn!

Dit alles en nog veel meer maakt het uitermate gewenst, dat de predikant — ook al heeft hij nog zo'n goede kerkeraad — en mentor krijgt, zeker in de eerste jaren van zijn ambtsvervulling. Het zal iemand moeten zijn met een luisterend oor, die weet heeft van de aangevochtenheid van het prc-

die de volksaard in de betreffende regio kent en een dosis wijsheid en humor bezit.

Werkbegeleiding

Bij de omschrijving van de taak van de mentor werd gekozen voor „v/erkbegeleiding". Dat was een punt van discussie op de synode: moet niet liever van pastoraat worden gesproken.? Het écn niet zonder het ander, maar de invalshoek is — in navolging van de Geref. Kerken — de werkbegeleiding. Als je mentor op bezoek komt, krijg je in eerste instantie geen huisbezoek, maar de aanpak, tijdsindcHng en uitvoering van het werk komen aan de orde met alle aspccten daarvan. Daarbij kun jc van elkaar Ieren.

Om een voorbeeld te noemen: zelf heb ik veel contact gehad met jonge (a.s.) predikanten, bijv. als mentor van leervicarissen, maar ik heb minstens evenveel van hen geleerd als zij — hoop ik — van rnij. De mentor zal zeker ook een pastorale taak krijgen, als een vertrouwensrelatie gegroeid is. Overigens, de synode heeft haar breed moderamen opgedragen het verschil tussen werkbegeleiding en pastoraatsoefening nog eens te bekijken.

Opzet

Zal het mentoraat aan de verwachtingen beantwoorden, dan dient voor een niet al te korte periode worden gekozen. De eerste twee jaar van het predikantschap lijkt mij juist. Het eerste halfjaar is meestal niet het moeilijkste! Gebleken is dat thans gemiddeld 75 kandidaten per jaar zich aan hun eerste gemeente verbinden. In een tweejaarlijkse periode zijn dus maar üefst 150 mentoren nodig. Zelf had ik oorspronkelijk gedacht aan een eenvoudige opzet via de provinciale kerkvergadering en de visitatie. Later ben ik overtuigd geraakt, dat zeker in het begin een landelijke coördinator onontbeerlijk is, die het geheel bewaakt en de werkwijze en ervaringen met de mentoren doorneemt. Overigens heeft de commissie terecht voorgesteld de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de aansteUing van een mentor te leggen bij het breed moderamen van de provinciale kerkvergadering. Daar zitten de mensen, die de provincie het beste kennen. Het spreekt vanzelf, dat de pastor zelf ook stem heeft in de keuze van de mentor.

Verwachting

Een mentor heeft geen enkele macht en hij mag ook niets bisschoppelijks aan zich hebben. Als zijn of haar werk er toe leidt, dat minder predikanten aan teleurstellingen of conflicten ten onder gaan en meer van hen in geloof en met vreugde hun werk in Gods gemeente verrichten, is veel gewonnen. Ook hier geldt, dat voorkomen beter is dan genezen. Uiteindelijk gaat het om de dienst van en in de gemeente, haar opbouw en haar opdracht."

Slot

Het kan een mogelijkheid zijn een jonge predikant te helpen bij moeilijkheden in zijn eerste gemeente. Ik begrijp alleen niet waarom nu die strikte beperking tot jonge, pasbeginnende predikanten.? Zeker, alle begin is moeilijk. Begeleiding zoals hier bedoeld in werkverdeling etc. kan dringend nodig zijn. Het zal dan wel iemand dienen te zijn die in alle sectoren van de kerk thuis is, die vertrouwen geniet. Maar houden de problemen op als je eenmaal drie, vier jaar predikant bent.? Dienen dc moeilijkheden en de zorgen zich vaak niet veel later aan.? In grotere gemeenten, met gecompliceerde verhoudingen, temidden van polarisaties, in slechte relaties met plaatselijke collega's, in huwelijksproblemen, in geestelijke ingezonkenheid, in diepe crisis soms. Is het geen teken aan de wand dat echter voor zulke omstandigheden een structuur geschapen moet v^^orden voor hulp en begeleiding.? Is er dan zo weinig broederschap onder de dienaren van Christus.? Zo weinig oog en zorg voor elkaar.? Is er binnen de brede ministeries geen platform om elkaar bij te staan en tc bemoedigen.? Zijn we op die bijeenkomsten alleen maar bezig door over vacaturebeurten te praten en zitten we soms alleen maar te klagen over lastige mensen in de gemeenten.? Ik vind het uitstekend een mentor voor pasbeginnende predikanten. Maar de broederschap dient meer gestalte te verkrijgen onder de predikanten zelf. Zeker, velen worden opgeslokt door volle agenda's, een drukbezet pastoraat, kortom: tijdsdruk maakt je soms tot een solist, een eenzame zwoeger. Laten we elkaar meer in de 'gaten houden, zorg hebben voor elkaar als we weten dat er zorgen zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's