Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nationaal Veenmuseum bewaart uniek natuurgebied

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nationaal Veenmuseum bewaart uniek natuurgebied

Vroeger weinig belangstelling voor "onland"

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de grensstreek van Drenthe en Duitsland groeide eeuwenlang het hoogveen in enorme moerassen. Het zijn "de zwarte moeren" waarover Geerten Gossaert een lang en mooi gedicht schreef. Het is een eenzaam land geweest, waar tot ver na de Tweede Wereldoorlog turf werd gegraven. Daardoor verdween tegelijk een uniek natuurgebied. In het Nationaal Veenmuseum wordt er een stuk van bewaaard. Daar kan men zien hoe woest en mooi die veenmoerassen waren en hoe daar de turf in een eeuwenlang proces is gegroeid. <br />

Hortend en stotend vertrekt het voormalige veentreintje vanuit het veendorp Bargercompascuum naar het reservaat, voor een tocht van ruim drie kwartier door het veen. Het eerste deel is wat saai. De open stukken zijn voor een groot deel bedekt met pitrus. Verspreid en in kleine bosjes groeien berken, de echte Hollandse bomen van de veengebieden. Een koppel schapen heeft de schaduw van zo' n berkenbos opgezocht. Die Drentse schapen moeten door hun begrazing zorgen dat de heide niet wordt verdrongen door grassen en i> opslag van bomen en struiken. Van hei is aan het begin van de tocht echter niet veel te zien. Het landschap is vrij troosteloos. Wel schitteren ontelbare gele sterretjes van tormentil langs het spoorlijntje. Halverwege is een primitieve halte. Wie daar uitstapt kan een korte wandeling maken en een indruk krijgen van het veen en hoe daar geleefd en gewerkt werd. Wat verder kan men opnieuw het betrekkelijke gemak van het treintje kiezen. Wij laten de trein vertrekken en dwalen even later door het hoogveengebied. Dan krijgje pas een goede indruk van het eenzame veengebied.

Zomervogels
Het lijkt alsof we op een laag turfmolm lopen en het dringt pas langzaam door dat dit letterlijk waar is. De grond veert onder onze voeten. Er groeien veel berkebomen, maar er zijn ook grote open stukken. En daar groeit hei, vrijwel zonder verdringing door gras. Het valt op dat de dophei overheerst en dat die groeit in pollen van bijna een meter in doorsnee of groter en niet aaneengesloten zoals op de Hoge Veluwe bij voorbeeld. De struikjes beginnen juist roze te kleuren. In juni en juli zullen het kussens van sierlijke urntjesbloemenzijn. De lentehemel is strakblauw, de zon brandt fel, maar door de oostenwind voelen we de warmte niet. Van ver weg klinkt het geroep van een koekoek. Dat vind ik de mooiste dromerige vogelroep in de zomer. Vanuit de berkenbosjes komt het getoer van tortelduiven, dat ook zo'n echt geluid is dat past bij zomerdagen en eenzaamheid. Het herhaalde "koekoek... koekoek" klinkt wat omfloerst; het " toer... toer... toer..." van de tortels komt nauwelijks boven het gesuis van de wind uit. Er zijn nog meer vogels die karakteristiek zijn voor dit landschap. Het aarzelende en eentonige zangwijsje van de mooi gekleurde geelgors past er goed bij. Dit is zijn biotoop. Even later klinkt ook de fluit van een wulp. Die roept niet dromerig of bescheiden, maar laat zijn klagende roep luid schallen. In razendsnelle vlucht suist een boomvalk voorbij en boven de berken vliegt een grote buizerd.

Plantenresten
Hoogveen is in de loop van vele eeuwen gegroeid. In Drenthe en elders was een groot deel van het land woest, onbegaanbaar en onbewoond. Een woestenij van moerassen, waar bijzondere planten groeiden en de vogels en andere dieren het rijk alleen hadden. Het landschap was voor de mens van die tijd wat angstaanjagend en onherbergzaam. Vooral ook door de enorme uitgestrektheid en de verraderiijke grond. Van Zuidoost-Drenthe tot OostGroningen en voor een deel in Duitsland lag het grote Bourtanger moeras. Daar groeide het veen, want dat heeft een drassige omgeving nodig. Veen wordt gevormd door plantenresten die slechts voor een deel zijn vergaan. Hoogveen is vrijwel uitsluitend aangewezen op regenwater. Dit bevat weinig of geen nutriënten en is dus voedselarm. Gedurende de vorming van veen hopen de afgestorven plantenresten zich onder de levende bovenlaag op. In de loop van vele eeuwen is dat een dikke, verende en poreuze massa geworden. Hoogveen bestaat voor het grootste deel uit veenmos of sphagnum. Dit kan door de bijzondere cellenbouw zeer veel water vasthouden. In het hoogveengebied wordt de grondwaterspiegel daardoor in stand gehouden, onafhankelijk van het waterpeil van de omgeving. De waterstand is vaak zelfs hoger dan in de terreinen eromheen. Doordat de plantenresten verzadigd zijn van regenwater en daardoor afgesloten van de buitenlucht, verteren ze niet geheel. Op de laag halfverteerde planten groeien de veenvormende planten en dus vooral veenmos. Dat sterft aan de onderkant af en groeit bovenop door. Daardoor ontstaan de karakteristieke veenbulten. De groei van hoogveen gaat langzaam. In oud hoogveen is de diktegroei slechts ten hoogste een millimeter per jaar. Dat is in duizend jaar echter toch bijna een meter. In Drenthe kwamen veenlagen voor van bijna vier meter dik. In het veenmuseum zijn nog lagen van enkele meters dikte te zien.

Een mostapijt
Wij wandelen en genieten in een landschap waar in vorige eeuwen het leven hard en moeizaam was. Het was echter ook een landschap met een rijke natuur. Het is ontstaan in een proces van eeuwen, hoeveel eeuwen weet niemand precies. Door een groeiproces dat door de Schepper is ingebouwd, zoals dat ook met de vele andere energiebronnen het geval is. Ze zijn bestemd voor de geslachten op wie de einden der eeuwen rusten. Het spoorlijntje, dat nu dienst doet om recreanten door het veenland te voeren, was eens bestemd voor vervoer van turf. Met een zelfde treintje dat nu voor het gemak van recreanten dient. De hoogveengebieden zijn eeuwenlang geëxploiteerd. De turf was meer geld waard dan de natuur. Wie had belang bij het in stand houden van dat onland? Nu zijn wij zuinig op de restanten. Door een smalle berkenlaan komen wij aan de rand van het veengebied. Daar is een fraaie waterpartij met een vochtige landtong. Die is dichtbegroeid met haarmos. Dat staat met ontelbare sporenkapseltjes als lantaarntjes op steeltjes, heel mooi. Die "mosbloempjes" kleuren de grote landtong okergeel. En in dat uitgestrekte mostapijt groeit het rondbladig zonnedauw, het vleesetende plantje van natte heidevelden. Wat was er van al dat schoons een halve eeuw geleden veel meer, als ik bedenk dat wij toen de zonnedauw tot onder de rook van Hilversum wisten te vinden. Bij de eerste halteplaats van het recreantentreintje is een fraaie plas ontstaan door het afgraven van de veenlaag. Daarin en eromheen is het proces van veengroei opnieuw begonnen. Veenmos groeit langs de oevers en breidt zich geleidelijk uit. De massa wordt opnieuw steeds dikker. Er is echter geen generatie meer die wacht op turf. Er zijn hopelijk wel steeds meer mensen die gaan beseffen dat Gods schepping uniek is. Veel ervan is tot nut van de mens gecreëerd, maar hij is ook verantwoordelijk voor het behoud ervan.

Veenmuseum 't Aole Compas, Bargercompascuum; dagelijks geopend van Pasen tot eind oktober van 9-18 uur.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 19 juli 1989

Terdege | 64 Pagina's

Nationaal Veenmuseum bewaart uniek natuurgebied

Bekijk de hele uitgave van woensdag 19 juli 1989

Terdege | 64 Pagina's