Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET OPSTANDINGSEVANGELIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET OPSTANDINGSEVANGELIE

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

Maar hij zeide tot haar: Zijt niet verbaasd, gij zoekt Jezus de Nazarener, Die gekruist was, Hij is opgestaan, Hij is hier niet, ziet de plaats waar zij Hem gegelegd hadden.

Doch gaat heen, zegt Zijn discipelen, en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea; aldaar zult gij Hem zien, gelijk Hij ulieden gezegd heeft.

Marcus 16 : 6 en 7.

De vorige week hebben wij met elkander mogen overdenken de liefelijke geruststelling, waarmee de engel in de naam des Heeren mocht komen tot de verschrikte, bevende vrouwen: „Zijt niet verbaasd, zijt niet bevreesd, gij zoekt Jezus de Nazarener, Die gekruist was." < — Als wij dit lezen, dan rijst in ons op de gedachte < — moge het zijn ook tot onze persoonlijke bemoediging en vertroosting: „wat is de Heere toch goed voor mensen, die zo zwak zijn in het geloof, maar wier hart uitgaat naar de Zaligmaker, Die zij niet meer kunnen missen!"

Ja, voor de kleinen heeft de Heere geen harde woorden. Hij is over hen bewogen met innerlijke ontferming. Hij buigt Zich zo bemoedigend tot hen neder, en spreekt tot hen zo liefelijk en zo vertroostend, zoals Hij alleen dat maar kan. Daar was ook de Psalmdichter diep van doordrongen, toen hij mocht zingen tot verheerlijking van de Heere:

Hij slaat toch, schoon oneindig hoog,

Op hen het oog, Die need'rig knielen; Maar ziet van ver met gramschap aan

De ijd'le waan Der trotse zielen.

Dat zijn gelukkige mensen, mensen om jaloers op te wezen, tot wie van 's Heeren wege gezegd mag worden: „Vreest gijlieden niet: want ik weet, dat gij zoekt Jezus, Die gekruisigd was." Om dat diepe geluk, dat wordt gevonden in een verbroken hart en in een verslagen geest, mogen wij de Heere wel ootmoedig bidden, voor het eerst of opnieuw. Dat is het werk van de Heilige Geest zondaren aan zichzelf te ontdekken, arm te maken en zo plaats te maken in hun hart voor de Heere Jezus Christus. In die weg komt het tot een begeren, tot een vragen, tot een zoeken naar de lijdende Verlosser, naar die bereidwillige en volkomen Zaligmaker, Die gekruisigd was. O, wat kan er onder de bearbeiding van de Heilige Geest, Die onwederstandelijk werkt in zondaarsharten, zijn naar Jezus, Die gekruisigd was! Hem een sterk verlangen, een biddend zoeken te missen, en toch niet meer te kunnen missen, dat geeft werkzaamheid der ziel, dat brengt in de binnenkamer op de knieën, dat dringt tot bidden en smeken. Mogen wij, mijn lezer, door genade kennis hebben aan die gebedsverkzaamheden, aan die zieleworstelingen, aan dat heilbegerig zoeken naar Jezus Christus, Die gekruisigd was?

Voor zulke zoekende zondaren is er het blijde Evangelie van de Man van smarten, van Jezus, Die gekruisigd was, maar Die tevens is de levende Jezus. Het is het Opstandingsevangelie, dat voor het volk van God in allerlei wegen en toestanden van kracht blijft. Wij denken hier aan Johannes op Patmos, die schrijft: En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten; en Hij legde Zijn rechterhand op mij, zeggende tot mij: rees niet; Ik ben de eerste en de laatste, en Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods" (Openb. 1 : 17 en 18).

De vrouwen in de hof van Jozef van Arimathea ontvingen in de grond der zaak dezelfde verblijdende boodschap, hetzelfde Opstandingsevangelie, toen de engel tot haar sprak: „Hij is opgestaan, Hij is hier niet, ziet de plaats, waar zij Hem gelegd hadden."

Wat moet dit voor deze zoekende vrouwen niet zijn geweest zulk een boodschap te ontvangen! Zij wisten niet, wat zij hoorden. Menigmaal zullen zij er in het verdere leven aan gedacht, er met elkander over gesproken hebben. Toen mochten zij ook beter verstaan, wat deze Paaspreek van de engel inhield.

„Hij is opgestaan." — Dat is een be~ schamende prediking geweest voor de vrouwen, die de levende bij de doden zochten, die gekomen waren om het lichaam van de Heere Jezus te zalven. Ach, wat waren zij toch ongelovig geweest, onverstandig en traag van hart, om te geloven al hetgeen de profeten, en de hoogste Profeet en Leraar Zelf gesproken hebben! Zij hadden wel van de opstanding des Heeren gehoord, doch zij hadden er verder geen aandacht aan geschonken. Zij waren met die waarheid niet werkzaam geweest. En nu, nu worden zij zo ongedacht en onverwacht er weer aan herinnerd en bij bepaald. Toen de vrouwen meer tot zichzelf gekomen waren, en zij dit alles rustig overdachten, en ongetwijfeld ook met elkander bespraken, zullen zij wel diep beschaamd zijn geweest.

Zo gaat het ook ons nog wel. Allerlei waarheden komen tot ons. Maar, zijn wij er ook werkzaam mee? Komt het tot een bewaren, tot een overleggen er van in ons hart? Is het daartoe bij ons ook al gekomen met de waarheid van de opstanding uit de doden van de Heere Jezus Christus? Zij is ons reis op reis gepredikt geworden die heerlijke waarheid: „Ten derde dage wederom opgestaan van de doden." Van onze kinderjaren af aan hebben wij gehoord van de gekruisigde, maar ook van de levende Heiland. Doch wat hebben wij met deze diepe en rijke waarheid gedaan? Hebben wij haar van en uit onszelf niet ongebruikt laten liggen? Zijn wij er niet onnadenkend aan voorbijgegaan?

Een grote genade, een onwaardeerbare zegen is het, als ae Heere door middel van Zijn gezanten, door Zijn Geest vooral, ons bij die waarheid van de opstanding van Christus stilzet, als Hij ons beschaamd maakt over onze verwaarlozing en veronachtzaming van zulk een rijke waarheid. O, dat wij nu in deze Paastijd, bij de prediking: „Hij is opgestaan", eens recht en diep beschaamd mochten worden, wij, die van nature in het geheel niet en zelfs na ontvangene genade zo zelden, biddend en heilbegerig werkzaam zijn met

die heerlijke waarheid van de opstanding van de Heere Jezus Christus.

„Hij is opgestaan." — Dat is ook een vertroostende en verblijdende prediking. Als zij door de Heilige Geest wordt toegepast aan ons hart, dan is er grote, diepe vreugde in ons binnenste. Aan een Jezus toch, die in het graf was gebleven, zouden wij niets hebben, die zou onze Verlosser niet kunnen zijn. Neen! wij hebben een levende Verlosser nodig. Die krachtiglijk is bewezen te zijn de Zoon van God uit de opstanding der doden. Wij hebben een Zaligmaker nodig, Die de zaligheid door Zijn diepe vernedering, door Zijn borgtochtelijk lijden en sterven, heeft verdiend, maar Die ook de verdiende zaligheid kan toepassen en schenken in Zijn verhoging als de levende Verlosser. O, welk een troostvolle prediking ligt er in dat: „Hij is opgestaan!"

Daar gaat kracht van uit voor allen, die in deze waarheid worden ingeleid, en die zich dan mogen verheugen over zulk een volkomen Zaligmaker, Die volkomenlijk kan zalig maken degenen, die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden.

„Hij is opgestaan!" Hij heeft de dood overwonnen. Dat wil wat zeggen, mijn lezer. De dood kan door niemand van ons overwonnen worden. Integendeel! de dood overwint alle mensen. Op Gods tijd gaan wij allen de weg van alle vlees. Er is alle reden om deze klaagzang op onze lippen te nemen, als wij aan het einde denken:

Gedenk, o Heer', hoe zwak ik ben, hoe kort van [duur; Het leven is een damp, de dood wenkt ieder uur; Zou 't mensdom dan vergeefs op aarde zijn [geschapen? Wie leeft er, die de slaap des doods niet eens [zal slapen? Wie redt zijn ziel van 't graf? Ai, help ons als te [voren, Gelijk Gij bij Uw trouw aan David hebt gezworen.

Maar welk een zegen is het dan niet, dat het opstandings-evangelie ons bij vernieuwing mag worden verkondigd, dat ons bepaalt bij de Overwinnaar van dood en graf, dat verheerlijkt de levende Verlosser! Hij is opgestaan, Hij heeft de dood overwonnen. Niet alleen de lichamelijke dood, maar ook de geestelijke dood, de dood door de misdaden en de zonden, waardoor wij van God gescheiden zijn, en ook de eeuwige dood, het eeuwig verderf van voor het aangezicht Gods. Wat liggen hierin een rijke en troostvolle gedachten voor allen, die door genade mogen delen in deze overwinning van de verrezen Heiland! Menig kind van God is daardoor reeds verkwikt op zijn sterfbed en heeft het daar ervaren, dat de dood zijn prikkel heeft verloren. Ziende op Jezus mag dan genoten worden van een blij vooruitzicht.

„Hij is opgestaan!" •— Deze Paasprediking wijst ons niet alleen op de overwinning van de dood in zijn volle omvang, maar ook op de triumf over hem, die het geweld des doods had, dat is de duivel. Het vrouwenzaad, dat in de Christus op aarde is gekomen, om te lijden en te strijden, heeft de duivel de kop mogen vermorzelen. Daaraan is het te danken, dat er op aarde is een strijdende Kerk van Christus, die mag geloven en belijden: „Mijn enige troost beide in het leven en in het sterven is, dat ik met lichaam en ziel, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben, Die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomenlijk betaald, en mij uit alle geweld des duivels verlost heeft."

Een kind van God heeft dus, hoeveel last hij er ook van kan hebben, en hoe benauwd onder zijn aanvechtingen, ten slotte te doen met een overwonnen vijand. Een vijand, overwonnen door Hem, Die verzekert: , , De satan heeft u zeer begeerd om te ziften als de tarwe, maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude." Is dat niet heerlijk en begeerlijk, mijn lezer, zulk een levende, altijd triumferende Verlosser en Voorbidder te hebben en te kennen?

Hij is opgestaan. Hij leeft voor de Zijnen ook om de gerechtigheid, die Hij door Zijn dood heeft verworven, nu ook aan arme zondaren mede te delen. God de Vader is door Zijn verzoenend lijden en sterven, door Zijn borgtochtelijke gerechtigheid, bevredigd. Zalig degene, die door het geloof daarin delen mag. O, dat er maar een gedurig gebed om dat geloof op moge stijgen uit verbroken en verslagen harten! Rust is er alleen te vinden als het mag komen met de Kerke Gods tot deze belijdenis: Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus" (Rom. 5:1).

Rijk en uitlokkend is de prediking van de engel, gehouden voor bevreesde, bevende vrouwen: „Hij is opgestaan, Hij is hier niet, ziet de plaats, waar zij Hem gelegd hadden." Hij is hier niet, ondanks de steen voor de deur van het graf, ondanks ten, ondanks de dood, ondanks de duivel. Niets en niemand kon Hem houden in het het zegel, ondanks de wacht van solda-graf. Als Overwinnaar heeft Hij het graf in de hof van Jozef van Arimathea verlaten. Wat zoekt gij de levende bij de doden?

Uitlokkend en troostrijk is het voor een zondaar, die niet meer kan buiten de Christus, de hoogste Profeet en Leraar, de enige Hogepriester, de eeuwige Koning, als het diep in zijn hart mag zijn: Hij is hier niet; zoek toch de levende niet bij de doden; Hij leeft. Hij leeft, en verzekert: „Die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen."

„Hij is hier niet, ziet de plaats, waar zij Hem gelegd hadden." Dat is een genadige vergunning. De vrouwen mogen het Opstandingsevangelie niet alleen horen, zij mogen het als 't ware ook zien. Van het ledige graf gaat een aanschouwelijke prediking uit, en wel deze: „Ik ben de opstanding en het leven." Hier wordt het ons weer in herinnering gebracht, dat de Heere de zwakken in het geloof niet verstoot, maar ze tegemoet komt met Zijn ondersteunende genade. Hij verdraagt ze in hun gebreken. Hij wil het zwakke geloof versterken door zichtbare tekenen. Denk ook maar aan Doop en Avondmaal.

Het ledige graf zegt ons, dat het leven en de onverderfelijkheid aan het licht ij gebracht, dat de grafrust van al Gods kinderen geheiligd is, dat eens ook hur lichaam verlost zal worden van de machi des doods. In de dag der opstanding zullen er ledige graven zijn als vrucht var het ledige graf in Jozefs hof. O, welk eer blij vooruitzicht!

Mijn lezer, wat gaan wij tegemoet, he eeuwige leven of de eeuwige dood? Eer derde mogelijkheid is er niet. Kies dan he leven, opdat gij leeft!

Z.

S. v. D

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 april 1959

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

HET OPSTANDINGSEVANGELIE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 april 1959

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's