Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De dwaling van Paus Gregorius

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De dwaling van Paus Gregorius

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een vorig artikel werd reeds iets vermeld van hetgeen G. v. d. Stouw tegen drs. Vergunst aanvoerde. Hij roert echter nog een punt aan, dat zeker onze aandacht verdient. Hij schreef namelijk ook het volgende: ..Opvallend hierbij is dat drs. Vergunst. als theoloog, in hoofdzaak de problemen op een sociologische wijze benadert." En dan verder concludeert hij: „Daardoor (namelijk door het benadrukken van het aards-tijdelijke, B.) is er geen ruimte overgebleven voor wat het Woord van God te zeggen heeft in deze problematiek. Waar­ schijnlijk zou bij een meer theologische benaderingswijze het principiële aspect in deze zaak beter uit de verf gekomen zijn." R.D. 12 - 6 - 1972.

Uitgaan van Gods Woord dus ! Welnu, dat is een goed voorstel. En ik houd mij er van overtuigd, dat zij die zo gaarne het Evangelie voor de beeldbuis willen brengen hoegenaamd niets tot verdediging van hun zaak kunnen voortbrengen. De tijd zal het wel leren, maar ik vrees, dat voor menigeen een oud spreekwoord, dat in de Bijbelverklaring van Dachsel te vinden is, van toepassing zal zijn of worden:

Hoe menigeen wordt daar geveld waar hij bekeringsnetten stelt.

Maar het komt mij voor, dat er zijn die gevoeld hebben, dat Gods Woord hen bij hun streven in de weg stond. En die voorzichtig geprobeerd hebben het standpunt van de gereformeerde theologie te ondergraven.

Kort na de eerste uitzendingen van de Evangelische Omroep, namelijk in nummer 4 van de jaargang 1970 van „Onderling Kontakt", was het volgende te lezen: Op grond van een tekst uit de Romeinenbrief (10 : 17), waarin we lezen dat het geloof uit het gehoor is. mogen we niet in één slag alles wat dient om aan een meer visuele instelling tegemoet te komen, veroordelen." En om niet misverstaan te kunnen worden, had de schrijver even te voren reeds opgemerkt: Aangezien de mens van vandaag visueel is ingesteld, zullen we daarmee rekening moeten houden ook bij de verbreiding van het Evangelie."

Hier wordt dus een duidelijke uitspraak van

Gods Woord, waarop zij die de gereformeerde leer voorstonden zich tegenover Rome altijd hebben beroepen, betrekkelijk gesteld. Het moet niet in alle gevallen zo strak worden opgevat. De Roomse kerk wilde aan de meer visuele instelling van de mensen wat tegemoet komen door de beelden in te voeren. De reformatoren, met name de calvinisten onder hen, veroordeelden dat o.a. op grond van de gemelde tekst. Maar om nu in één slag alles maar te veroordelen, dat zouden we volgens de schrijver niet moeten doen. En het schijnt nauwelijks mogelijk te zijn daar iets tegen in te brengen, zonder te veroorzaken, dat men in zijn verwijten zelfs de perken van het fatsoen te buiten gaat.

Wilde de schrijver dan weer beelden in de kerk brengen ? Nee, dat geloof ik niet. Het ging niet om de gebrandschilderde ramen in de Goudse Sint Janskerk of de koorbanken in de Grote Kerk te Dordrecht. Het was een duidelijke poging de bewijskracht van Gods Woord te ondergraven. Daarop aanmerking maken is iets anders dan de inquisitie weer invoeren. En daarvoor behoeven we ons ook niet door een negatief anti-papisme te laten leiden. Als een enig man zouden we zij aan zij moeten staan, als er op zulk een wijze gepoogd wordt onder de jeugd de duidelijke getuigenissen van Gods Woord te verzwakken.

Maar wat is dan wel bedoeling van de schrijver geweest ? Het komt mij voor, dat daar maar één verklaring voor is. Er gaat blijkbaar zo'n betovering uit van de gedachte om voor de televisie de beginselen en het Evangelie te presenteren, dat daarvoor de geesten rijp gemaakt moeten worden. De mens van vandaag is visueel ingesteld. Daar zullen we rekening mee moeten houden, ook bij de verbreiding van het Evangelie. En Romeinen 10 : 17 zegt u ? Daar staat dat het geloof uit het gehoor is. Maar op grond daarvan mogen we maar niet in één slag alles veroordelen, dat dient om aan een meer visuele instelling tegemoet te komen !

We zien nu duidelijk waar het om gaat. Er dreigt een nieuwe vorm van beeldendienst. Aan het beeld, het visuele, wordt een wezenlijke waarde toegekend bij de verbreiding van Gods Woord. En dat was de dwaling van Paus Gregorius. Deze Paus, bijgenaamd de Grote, noemde de beelden de boeken der leken. Onder leken kunnen we hier het gewone kerkvolk verstaan; ' degenen, die niet het één of andere ambt in de kerk hebben. Zij zouden met het visueel beter te onderrichten zijn; de verborgenheden aangaande God en Christus zouden door de beelden duidelijker tot hen spreken. De beelden komen in de plaats van het Boek, nameHjk Gods Woord en de prediking daarvan.

Wat voordeel doen ons dan de beelden .? , zo wordt er in de door de Roomse kerk goedgekeurde Mechelse Catechismus gevraagd. Op deze vraag wordt geantwoord, dat zij ons weer in herinnering brengen en indachtig maken, hetgeen wij behoren te weten. Met andere woorden: zij brengen Gods Woord en waarheid opnieuw in onze gedachten en geven op deze wijze een zeker onderwijs.

Bovendien vertonen ze voor ons ogen de godzalige levenswandel van de heiligen en de manier waarop ze tot de zaligheid gekomen zijn. De beelden zouden dus leraars zijn van een wandel in de hemelen en de weg der zaligheid door het bloed van Christus zou er door geleerd worden. Of het zou moeten zijn, dat de verborgenheid van het Evangelie niet gekend behoeft te worden en we door een leven als een heilige de zaligheid zouden kunnen verdienen.

De beelden zouden ook liefde verwekken, namelijk tot God en tot Zijn volk. Ze worden dus gesteld in de plaats van Gods Geest, Die door het Woord de doden tot het leven roept en de liefde gedurig verwakkert.

Tenslotte zouden de beelden ons nog kunnen helpen aandachtig te bidden. Zo zijn dan ook de beelden voor de Roomse kerk leermeesters van het gebed, tervnjl Gods Woord ons juist leert, dat het beeld een leugenleraar is. Calvijn concludeert dan ook in zijn Institutie, dat het nietig, ja zelfs leugenachtig is al wat de mensen aangaande God uit de beelden leren. Dit is duidelijk, ook voor onze tijd. Is de mens in onze dagen meer visueel ingesteld ? Dat behoeven we niet te ontkennen: het zien-en zinlijke neemt een steeds grotere plaats in. Zullen we nu Gods Woord ook maar wat aanpassen } Het visuele in elk geval een plaats geven als ondersteuning van de prediking des Woords ? Eerst wat voor ons oog vertonen om ons Gods Woord in herinnering te brengen ? Beelden van mensen vertonen, zodat we hun godzalige levenswandel en de manier hoe ze tot de zaligheid komen, kunnen zien ? Zal dat onze liefde verwekken tot God en tot Zijn kinderen en ons ons helpen aandachtig te bidden ?

Ook hier zal Gods Woord de waarheid blijken te zijn: ok deze beelden zullen een onderwijs der ijdelheden zijn, Jer. 10:8, en leugenleraars, Hab. 2 : 18. Het gaat dus niet om een futiliteit, maar om de leer van Gods Woord.

We zagen reeds dat sommigen voor het visuele opnieuw een plaats willen inruimen bij de verkondiging van het Evangelie. Feitelijk is dit de oude dwaling van Paus Gregorius de Grote, die de beelden de boeken der leken noemde. De catechismus leert ons echter in vraag 98, dat we niet wijzer moeten zijn dan God. Hij wil Zijn christenen niet door stomme beelden en ook niet door beelden die misschien wel zingen of spreken of toneelspelen, onderwezen hebben, maar door de levendige verkondiging van Zijn Woord.

Van hen, die bij de verkondiging van het Evangelie waarde hechten aan hetgeen aan de meer visuele instelling van de mens tegemoetkomt, geldt ook hetgeen Calvijn zei van Gregorius : „Maar de Geest Gods verkondigt het geheel anders, en wanneer Gregorius in dit opzicht bij Hem ter schole was geweest, zou hij nooit zo gesproken hebben."

Calvijn wijst er ook op, dat toen de zuiverheid der bediening een weinig ontaard was, de beelden eerst tot versiering der kerken zijn aangenomen. In zijn tijd waren de mensen reeds zo ver van de, eenvoudigheid van het Evangelie vervreemd, dat hij zeggen moest: „Ik erken, dat, zoals de zaken staan, er tegenwoordig niet weinigen zijn, die zulke boeken niet kunnen ontberen. Maar vanwaar, zo vraag ik, komt die domheid, anders dan doordat hun de leer onthouden wordt, die alleen geschikt was om hen te vormen .? Immers om geen andere reden hebben de oversten der kerken aan de beelden de taak om te onderwijzen overgelaten, dan omdat zij zelf stom waren."

En zo ook in onze dagen. Hoevele leraren zijn er niet, die gelijk stomme honden niet bassen kunnen; uit welker mond nooit een recht geestelijk woord uitgaat en die niet anders doen dan de mensen de leer onthouden, die alleen geschikt is om hen te vormen. Daardoor zijn duizenden haast nergens meer vatbaar voor, dan voor het visuele. Zullen we daar nu rekening mee moeten gaan houden bij de verkondiging van het Evangelie, om wat meer aan die visuele instelling tegemoet te komen ? Dan zou Calvijn in zijn tijd daar zeker ook wel reden toe gehad hebben, maar hij wees de kerk en haar dienaren terug naar de zuivere prediking van Gods Woord. We zijn dus zeker niet in de weg van de grote reformator als we de duidelijke uitspraken van Gods Woord en van onze beHjdenis betrekkelijk gaan stellen of deze in elk geval tot een voorwerp van onze „discussie" maken.

Nogmaals: zo handelde Calvijn niet. Hij wees de beelden af en legde de nadruk op de zuivere verkondiging van Gods Woord. En zo doen ook wij er goed aan met betrekking tot de moderne beelden ons te houden aan hetgeen hij schreef: „Al wie dus naar behoren onderwezen begeert te worden, moet van elders, en niet uit de beelden leren, wat hij over God moet weten." Inst. I-XI-6'.

Ook het uiterlijk der beelden is door de eeuwen heen er niet beter op geworden. De boeken der leken leerden op de duur eer het tegendeel van hetgeen de geestelijkheid beweerde. „Indien iemand zich naar die afbeeldingen zou willen regelen, zou hij waard zijn met stokken te worden geslagen", zegt Calvijn. En hij vervolgt even verder: „Ze mochten dus hun afgoden tenminste wel met enige ingetogenheid bekleed afbeelden, om een weinig zediger de leugen uit te spreken, dat zij de boeken zijn van één of andere heiligheid."

Wie gelooft er, dat de televisie-beelden het er in deze vervallen eeuw beter af zuUen brengen? Zijn ze meer geschikt om ons ingetogenheid, kuisheid, eenvoud en ootmoed te leren, dan de beelden van de Heilige Maagd van eertijds} Het is zeker, dat ze daarin zullen falen. Hoeveel te minder zullen ze ons dan iets kunnen leren aangaande God en Zijn dienst en hetgeen er gekend moet worden tot zaligheid. Waarlijk, deze twee, het Evangelie en deze beelden zijn elkanders tegenpolen. Hij die door genade geleerd heeft hoe groot de macht van deze hoogte der wereld, namelijk de begeerlijkheid der ogen is, zal het reine Evangelie begeren en de televisie uit zijn kamer weren. Maar hij die zo rein is bij zichzelf, dat hij niet kan of niet wil bevatten wat voor kwaad daar nu in steekt, bij die is geen plaats voor het Evangelie en hij vleit zichzelf met een ijdele hoop.

Nu zijn er in onze dagen leraren, die menen, dat ze wel aan hun plicht voldoen indien ze deze dwaling niet leren en verder zwijgen. Maar dit kan geen vrucht zijn van een hartelijke droefheid over het verval der tijden, nog minder van een rechte liefde tot Gods onveranderlijk Woord. Een wachter op de muur zal zich voor de Koning niet kunnen verantwoorden door te zeggen niet mee gedaan te hebben met de vijand. Als hij het gevaar ziet en zwijgt, zal het bloed van de burgers van zijn hand worden geëist, Ezech. 33. Het is een vreemde wachter, die zegt zoveel liefde voor de stad te hebben en met beleid te willen handelen, die nooit eens een poging doet een ondergraven wal versterkt te krijgen of te arbeiden om een bres toe te muren.

Samenvattend kunnen we zeggen, dat zij die aan het visuele een werkzaamheid toekennen bij de verkondiging van het Evangelie tot de dwaling van Paulus Gregorius zijn teruggekeerd. Gods Geest leert het zo geheel anders en ook deze moderne beelden zullen leugenleraars blijken te zijn. Bovendien zijn de televisiebeelden zeker niet geschikter, dan eertijds de boeken der leken in de roomse kerk. Het is de plicht van hen, die willen theologiseren, uit Gods Woord opnieuw de gronden van de leer der reformatie op te halen. Bovendien hebben we allereerst nodig, dat God Zelf ons onderwijst, want onze wijsheid, die dwaasheid is bij God, maakt altijd een plaatsje open voor het vlees.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 1972

De Wachter Sions | 8 Pagina's

De dwaling van Paus Gregorius

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 1972

De Wachter Sions | 8 Pagina's