Voor driehonderd jaar
Begin van het einde van het Edict van Nantes (1680/1681) (III, slot)
In landen als Engeland en Nederland, waarheen veel slachtoffers van de 'dragonnades' gevlucht waren, verwekte het relaas van hun beproevingen grote verontwaardiging. Tegen het einde van 1681 viel intendant Marcillac dan ook bij de koning in ongenade. De vorst meende hem te moeten verwijten dat hij, door zijn strenge optreden in Poitou, aan het buitenland het bewijs geleverd had, dat de klachten van de hugenoten gerechtvaardigd waren. Het proces van afbraak van het Edict van Nantes bleek echter geenszins gestopt, zoals wij zullen zien. In 1681 schreef de ons reeds bekende markiezin de Maintenon, aan haar broer, dat om de hugenoten in de r.k. kerk terug te brengen, 'er geen ander middel meer (was) dan geweld'.
Het volgend jaar werd daarmee gedreigd namens de clerus. Op 1 juh 1682 werd een, door de vooraanstaande aartsbisschop Bossuet opgestelde, 'Waarschuwing' (Avertissement) tot de protestanten gericht. Deze herderlijke brief herinnerde eerst aan de smart van de moederkerk over hun opstandigheid en schisma. De boodschap verzekerde hun ook, dat zij bij hun terugkeer in de roomse kerk door de leden van de clerus met open armen zouden worden ontvangen. Uit het tweede deel sprak echter een onverholen dreiging. Zouden de hugenoten volharden in hun verzet, dan moesten zij 'rampen verwachten, die onvergelijkbaar noodlottiger en verschrikkelijker waren dan die, welke (hen) tot dusver getroffen hadden'. Het resultaat van de herderlijke brief was nihil.
In datzelfde jaar 1682 verscheen, met 'koninklijk privilege' een geschrift, waarin op initiatief van aartsbisschop Harlay van Parijs en de Jezuïetenpater La Chaise - 's konings biechtvader - aangetoond werd, met citaten van kerkvader Augustinus, dat het toepassen van geweld een 'recht en een plicht van de kerk' is. (Viénot) De vraag is niet of er geweld mag worden gebruikt, maar waarvoor! Wanneer het doel goed is, zijn de middelen daartoe geoorloofd, leerden de jezuïeten.
De bekende predikant Claude van Charenton bij Parijs - hij moest na de Herroeping van het Edict van Nantes in 1685 onmiddellijk Frankrijk verlaten - publiceerde een moedig weerwoord n.a.v. de herderlijke waarschuwing, onder de titel 'Considérations s u r . . . '. In die beschouwingen over de missives van de clerus, klaagt dominee Claude scherp over de 'voorgewende vriendelijkheid' van hen, die al lang werken aan de ondergang van de hervorming in Frankrijk: 'Mensen vleien met woorden en hun tegelijkertijd ontzettend veel onrecht aandoen, dat is spotten met hun ellende. Waarom noemen zij ons geliefde broeders, terwijl men de smartelijke klachten hoort van duizenden gezinnen, die om hun godsdienst tot de bedelstaf zijn gebracht? .. . Wie kan ontkennen dat de meeste dwangmaatregelen genomen zijn op uitdrukelijk verlangen van de clerus? (Hij bezwoer de geestelijkheid) niet verder te gaan op de weg die zij had ingeslagen'. Tenslotte vroeg Claude aan Lodewijk XIV waarom hij toeliet, dat 'zoveel duizenden trouwe en gehoorzame onderdanen, zonder reden of aanleiding, onderdrukt worden, in strijd met het koninklijk woord van de edicten en ten nadele van het vertrouwen dat zij erin gehad hebben?' Uiteraard was het welsprekende pleidooi van Claude voor de godsdienstvrijheid van zijn geloofsgenoten in het buitenland gedrukt, en wel te Den Haag in 1683.
Het gaf echter niets meer en, vanaf 1683, breidde de terreurgolf der 'dragonnades' zich over heel Frankrijk uit. Een voorbeeld uit vele: Op 1 november 1683 wordt de stad Nîmes, van oudsher een protestants bolwerk in de provincie Languedoc, door de ruwe soltaten van de koning behandeld als een veroverde plaats. De burgers worden ontwapend, hun kostbaarheden geroofd. Overal hoort men luide jammerklachten van wanhopige vrouwen. Er vinden zulke excessen plaats, dat Ménard, in zijn 'Geschiedenis van Nîmes' weigert om ze te beschrijven. Hij noemt echter één geval: bij een bejaarde man, Lacassagne worden 50 dragonders ingekwartierd, die hem op alle mogelijke manieren kwellen. Na verscheidene slapeloze nachten is hij zo uitgeput, dat hij maar een afzweringsformulier tekent. Er kwamen 240000 dwangbekeringen tot stand in de provincie Languedoc. Soms 'bekeerden' de protestanten van een bepaalde plaats zich reeds, wanneer er bericht kwam dat de gevreesde dragonders in aantocht waren. Wie de kans kreeg, vluchtte!
Op 13 augustus 1684 vermeldde onze briefschrijfster. Madame de Maintenon - sedert januari was zij de morganatische echtgenote van de in 1683 weduwnaar geworden koning - het volgende in een brief: 'De koning is bereid om alles te doen, wat nuttig geacht zal worden voor het heil van de godsdienst. Deze onderneming (de Herroeping van het E. van N.?) zal hem met roem overladen. 'Enige maanden later schrijft dominee Claude aan zijn zoon, Waals predikant te Den Haag, het volgende: 'Er wordt aan een Herroeping gewerkt, dat is zeker.'
Lodewijk met roem overladen? Bij zijn dood, in 1715, schrijft een eenvoudige dorpspastoor uit Etrépigny (Ardennes): 'Niemand heeft zijn volk zo arm, zo ondergeschikt en zo ongelukkig gemaakt, als de laatste koning Lodewijk XIV. Hij is groot om zijn grote onrechtvaardigheid'. En volgens de historicus Lacour- Gayet, is de 'Franse Revolutie inderdaad een gevolg van Lodewijks regering'. Hij maakte de revolutie 'onafwendbaar door zijn buitensporige despotisme
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1981
Protestants Nederland | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1981
Protestants Nederland | 8 Pagina's