Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Predikant en tijdsbesteding

Er is veel onbegrip ten aanzien van de vraag wat een predikant nu eigenlijk doet. Veel gemeenteleden stellen zich voor, dat hij 's morgens laat opstaat en dan eens gaat zien hoe hij de lange dag zal doorkomen. En men heeft er eigenlijk geen notie van wat zo'n man nu een hele dag moet doen. Hij werkt immers alleen op zondag! Kerkeraadsleden gaan een wat duidelijker beeld zien van het werk van een dominee omdat ze met de vele vragen en problemen in aanraking komen, die er in een gemeente leven. Nu kreeg ik dezer dagen een boekje in handen van dr. R. G. Scholten ver de tijdsbesteding van predikanten.*) Dat boeke begint aldus:

„Wat doet dominee de hele dag? Wat voor kerkeraadsleden en gemeenteleden een vraag is, lijkt voor de predikant een weet. Of is het ook voor hemzelf een vraag? Natuurlijk heeft hij wel een indruk van zijn tijdsbesteding. Hij kent de vaste punten in zijn werk: de kerkdiensten, de catechisaties, de gesprekskringen, eventueel de godsdienstlessen op school, het circuit van vergaderingen. Tussendoor bereidt hij zich op deze activiteiten voor, ontvangt hij mensen op de pastorie, legt hij allerlei bezoeken af, leest en studeert hij, schrijft hij voor het kerkblad, telefoneert hij en knapt hij allerhande klusjes op. En hij weet van onverwachte 'inbreuken' op zijn tijdsbesteding: een dringend pastoraal gesprek, een sterfgeval, plotselinge organisatorische problemen in het gemeentewerk. Maar er is alle kans. dat ook hijzelf niet precies kan zeggen in welke tijdsduur — in totaal en naar de verschillende onderdelen van zijn werk — hy zijn z.g. 'vrije' beroep feitelijk gestalte geeft. Hij weet dat zijn ambtswerk zich vaak in de avonduren en in het weekend afspeelt, maar staan daar andere vrije ochtenden of middagen tegenover? Hij merkt er in ieder geval weinig van, dat de maandag 'dominee's zondag' zou zijn!"

Nu is het echter de vradg of de predikant eigenlijk wel goed weet hoeveel uren hij bezig is en of hij zijn tijd wel goed indeelt en of hij zijn hele levenspatroon niet eens nader moet bekijken met de vraag of hij misschien zijn tijd nog nuttiger zou kunnen verdelen over de verschillende werkzaamheden die van hem gevraagd worden. De schrijver van dit boekje raadt daarbij aan om de methode van „tijdschrijving" toe te passen.

„Het is natuurhjk de vraag of predikanten al deze aandacht voor hun tijdsbesteding wel waarderen. Riekt tijdschrijven niet al te veel naar een uit het bedrijfsleven stammend efficiëncy-denken? 'Geestelijk werk is toch niet af te meten in tijdseenheden, zeker niet het werk van de Heilige Geest! Waar begint en waar eindigt het nadenken over en het werken aan een preek? Je kunt toch geen pastoraal gesprek voeren met het horloge in je hand? De meest nuttige momenten zijn misschien wel die, waarin je niets doet of zo maar wat aan het klungelen bent. Mensen, die zo betrokken zijn bij de eeuwigheid, kun je toch niet vastpinnen op de wijzers van de klok? ' Maar, zo zegt ds. W. A. Z. Tieman, de predikant heeft in zijn werk niet alleen met kairoi, maar ook met chronoi te maken: 'Als we het niet al wisten van de grondwoorden van de Schrift, dan kan dit precisiewerk (van het tijdschrijven) ons wel te binnen brengen, dat eeuwigheid en tijd niet van die absolute tegenstelling zijn. Integendeel, de eeuwigheid heeft zich verbonden met onze tijd en neemt tijden en gelegenheden in haar dienst. Er zijn de kairoi (de tijdstippen), die ons als in een flits bereiken en tot handelen dringen, maar die niet vooraf of achteraf te berekenen vallen. Maar er zijn ook de chronoi (de vaste tijden en perioden), waarin ons werk zich kan voegen als in een bedding. Niet alleen in het eerste, maar ook in het tweede kan het eeuwigheidswerk van de Geest zich aftekenen".

Naar ik meen is een goede tijdsindeling voor een predikant nuttig en voor een gemeente profijtelijk.

Onderzoek naar tijdsbesteding

Dr. Scholten heeft de medewerking gekregen van vierentwintig predikanten die gedurende vier weken hun „boekje" nauwkeurig hebben bijgehouden, predikanten die in stad en dorp dienen In gemeenten van verschillende grootte. De schrijver heeft verschillende conclusies getrokken. Eerst over de werktijd:

„Wanneer men de werktijd van predikanten wil bepalen, ontmoet men enkele problemen. Het predikantschap is een ambt, dat de betrokkenen 'dag en nacht' bekleden: zij zijn altijd predikant, al zullen er waarschijnlijk wel predikanten zijn die bijvoorbeeld tijdens vakanties hun predikant-zijn niet aan de grote klok willen hangen. Het predikantschap is een ambt met een 'beschikbaarheidsethos': predikanten willen — uitzonderlijke omstandigheden daargelaten — beschikbaar zijn als er een beroep op hen wordt gedaan.

En het predikantschap is een z.g. 'geestelijk beroep', dit wil zeggen een beroep waarin leven en werk elkaar wederzijds doordringen: ook al is een predikant niet in strikte zin aan het werk, dan nog kan hij gemakkelijk in gedachten ermee bezig zijn. Zo schreef een predikant, die aan een ander tijd-

schrijfonderzoekje dan het hier gerapporteerde meedeed: 'Ik heb alleen de konkreet telbare uren opgeschreven. Alle tijd, dat je bijvoorbeeld met je vrouw over het werk praat of wanneer de telefoon gaat en je weer „aan het werk" bent terwijl je net met de kinderen bezig bent, heb ik niet opgegeven. Daardoor is het moeilijk een konkreet beeld te geven. Feitelijk is de situatie zo, dat je nooit los bent van je werk, of je moet al meerdere weken met vakantie zijn'. En een predikant, die aan het huidige onderzoekje meedeed, schrijft: 'denkwerk is niet in uren uit te drukken'. Dat een predikant altijd predikanten is, in het algemeen als zodanig beschikbaar wil zijn en niet of moeilijk loskomt van zijn werk, betekent echter nog niet dat hij altijd predikant is, in het algemeen al zodanig heden. En alleen van deze werkzaamheden kan men de duur bepalen. Natuurlijk denkt een predikant wel eens 'zo maar' na over zijn preek voor de komende zondag, maar op een gegeven ogenblik gaat hij gedurende een bepaalde tijd op zijn studeerkamer deze preek voorbereiden en maken. Of hem schiet 'opeens' te binnen dat hij deze of gene moet bezoeken, maar op een gegeven ogenblik gaat hij gedurende een bepaalde tijd dit bezoek afleggen."

Uit de beschikbare gegevens bleek dat de gemiddelde werkweek voor een predikant ongeveer 56 uur is.

Gemiddelde werktijd: Aantal predikanten minder van 45 uur 3 45—50 uur 3 50—55 uur 5 55—60 uur 4 60—65 uur 5 meer dan 65 uur 4

„Gemiddelde werkweken van meer dan 60 uur — en dit is het geval bij negen van de vierentwintig predikanten in ons onderzoekje — vinden wij wel verontrustend. De spreiding in de werktijd loopt, om precies te zijn, van een gemiddelde werkweek van 38y4 uur aan de ene kant tot een gemiddelde werkweek van 80y4 uur aan de andere kant (in het onderzoekje van november 1974 van 46 uur tot 69 uur), dit wil zeggen: de ene predikant werkt meer dan tweemaal zo lang als de andere predikant. En dat is wel een erg groot verschil binnen één beroepsgroepering."

We kunnen ons voorstellen dat er predikanten zijn die nog wel meer uren werken. Maar wie zal dat alles precies kunnen vaststellen? Inderdaad, wat hierboven gesteld is, is juist. Een predikant is eigenlijk een hele week predikant, behoort dat in elk geval te zijn. En dan zal de boog het ene uur zeker meer gespannen staan dan het andere uur. En dan zal de ene predikant zeker meer kunnen verzetten dan andere predikant.

Onderzoek naar het werk

De schrijver geeft cijfers over de kerkdiensten waaronder hij dan verstaat de zondagse diensten, de huwelijksdiensten, de begrafenisdiensten en overige diensten en samenkomsten. Vooral de preekvoorbereiding vraagt veel tijd. De predikanten die hun tijd geschreven hebben besteden er gemiddeld tien uur per week aan. Daarbij komen dan de catechisaties, de kerkeraadsvergaderingen, de instructie-avonden, de gemeente-avonden. Het verzorgen van het kerkblad kost natuurlijk ook tijd. En dan het pastoraat, het ziekenbezoek en het bezoek aan ouden van dagen. Verder het bezoek aan mensen met een bepaald probleem, aan mensen in nood. Allerlei vragen rondom het werk van de predikanten worden in dit boekje nog besproken. Interessante gegevens worden naar ons doorgespeeld. Ik kan daar hier nu niet nader op ingaan. Alleen wil ik hier nog opnemen de redenen waarom „tijdschrijven" noodzakelijk zou zijn:

, Ten eerste: door tijdschrijven kan men zijn werk enigszins objectiveren, waardoor een zekere distantie ten aanzien van het werk mogelijk wordt. Veel predikanten hebben nooit vrij. Het gezin klaagt dat hij er nooit werkelijk is. Het werk houdt hen dag en nacht bezig. Dat verschijnsel wordt door heel wat factoren veroorzaakt, maar één ervan is stellig dat de gemiddelde predikant uiteindelijk zo weinig met innerlijke distantie met zijn werk omgaat en ook zozeer door het werk wordt meegenomen, dat hij er nauwelijks meer een mening over kan hebben. Hij heeft niet het werk, het werk heeft hem'.

Door tijdschrijven dwingt men zichzelf als het ware stil te staan en óm te zien: wat heb ik vandaag, deze week, de afgelopen vier weken gedaan? Op deze wijze wordt het werk voorwerp van overweging en doordenking. Wat gedaan is, is dan toch maar gedaan: er is zoveel uur aan besteed. En wie vrij wórdt ten opzichte van zijn werk, kan ook af en toe werkelijk vrij hébben van zijn werk.

Ten tweede: door tijdschrijven krijgt men inzicht in wét er gedaan is. 'Als we geen systematisch inzicht hebben, gebruiken we onze tijd niet zelden heel anders dan we denken. Hoeveel tijd zitten we in vergaderingen? Buiten de gemeente met allerlei misschien nuttig werk? Hoeveel tijd kost de bijbaan precies? Hoeveel tijd besteden we inderdaad aan huisbezoek, aan het voorbereiden van de preek? ' Dit feitelijke inzicht maakt het stellen van prioriteiten — meer tijd voor dit, minder tijd voor

dat — en het zo nodig op goede gronden weigeren van bepaalde werkzaamheden mogelijk.

Ten derde: door tijdschrijven krijgt men een zekere greep op zijn werk, die de bevrediging in het werk ten goede komt. 'Die bevrediging kan alleen groeien als we in verantwoording zo goed mogelijk ons werk doen, welke ook op zichzelf de resultaten zijn. Dat houdt in dat je weet wat je doet en waarom je het doet. Hoe je het doet en hoeveel tijd het neemt van je werktijd'. Juist in het 'diffuse' predikantswerk, waarin veel aan de predikant zelf overgelaten wordt, is deze innerlijke zekerheid niet overbodig.

Ten vierde: door tijdschrijven kan men verantwoording afleggen van wat men doet. 'Een predikant wordt voor de gemeente steeds duurder. Veel gemeenten zuchten eronder, maar de predikant kan er op zichzelf niets aan doen. Waar de predikant wèl wat aan kan doen, nu de gemeenteleden zich zulke grote inspanningen moeten getroosten om het tractement en de verdere kosten op te brengen, is dat hij inzicht geeft in wat hij doet en hoeveel tijd hij aan de verschillende onderdelen besteedt. Dét kan het niet zelden geschokte vertrouwen herstellen. Dat kan de gemeenteleden ook de mogelijkheid geven om van harte bij te dragen. Dat kan hen bovendien leren zo langzamerhand anders om te gaan met de predikant, waardoor deze ook weer wat zinvoller in het leven van de gemeenteleden staat'.

In veel gemeenten, immers, functioneert de predikant meer als 'alzijdig directeur-en-manusje-vanalles' van hét gemeenteleven dan als 'academischgevormde staffunctionaris' van het eigen gemeenteleven: gemeenteleden en kerkeraden zullen moeten leren 'zuiniger' om te gaan met hun full-time vrijgestelden. In ieder geval 'is het niet redelijk te verwachten dat de gemeenteleden zich steeds grotere offers zullen getroosten voor een werker waar ze niets van weten en ook niets van aan de weet komen'.

Ten vijfde: door tijdschrijven wordt planning van het werk mogelijk. 'Steeds meer predikanten moeten wel tot de conclusie komen dat er van het werk niet zo heel veel terecht komt als je geen plannen maakt, als je alles zonder meer op je aan laat komen. Er moeten plannen worden gemaakt. Waar zal de tijd aan worden besteed? Welke dingeen zullen worden aangepakt? Wat laten we dus liggen? Het tijdschrijven geeft hiervoor een goede basis. Het geeft inzicht in hetgeen er gebeurd is. Eventueel ook gezien de vaste posten, wat er mogelijk is'. Zonder feitelijk inzicht is planning van het werk, in overleg met de Kerkeraad die tenslotte verantwoordelijk is voor hetgeen er gedaan is en wordt', niet mogelijk.

Afgezien van alles zou ik tenslotte nog willen opmerkingen dat een predikant natuurlijk ook een gezin heeft en dat hij ook zijn rust nodig heeft. Maar overigens brengt zijn roeping mee dat hij zich beschikbaar houdt. Hij is echter geen dienstknecht van mensen al zal hij hen graag willen dienen, maar dienstknecht van de grote Herder der schapen. En dat maakt zijn werk nog maar verantwoordelijk. Wanneer men zo in het midden van zijn gemeente staat, dan zal men inderdaad zichzelf geven zoveel dat maar kan.

Kroniekschrijver.


*) Tijdsbesteding van predikanten, door dr. R. G. Scholten. Uitgave van Boekencentrum B.V. te Den Haag. Prijs ƒ 12, 50.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 juni 1976

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 juni 1976

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's