Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Reformatie-herdenking

De tijd ligt weer achter ons dat op veel plaatsen in den lande de Reformatie werd herdacht. Zelf nam ik ook deel aan één zo'n herdenkingssamenkomst. Trouwens ieder jaar is dat wel het geval, dat je als predikant een uitnodiging krijgt om aan een interkerkelijke bijeenkomst je medewerking te verlenen. Vaak worden deze avonden georganiseerd door een plaatselijk comité van „In de Rechte Straat" of de „Spaanse Evangelische Zending". Deze plaatselijke comité's gebruiken deze avonden voor propaganda, tevens om een goede collecte in te zamelen voor het doel waarvoor genoemde Stichting zich inzet. Dat is een goede zaak. Voorzover ik weet doen beide stichtingen veel goed werk. Daar gaat het me hier niet om. Wat me veel rneer dwars zit is het zogenaamde 'interkerkelijke' van deze avonden. Vriendelijk word je begroet door een collega uit een ander kerkgenootschap. We luisteren naar elkaar. Wc denken en er wordt gedacht: dat is niet zo gek, wat die predikant zegt. We zijn broeders van de Reformatie. Daar kun je toch wel wat van horen. En verder? Verder groeten we elkaar vriendelijk. Wensen elkaar Gods zegen toe op onze ambtelijke arbeid. En de breuk der Reformatie duurt voort. Kennelijk hebben ook anderen last van het inkonsekwente dat hierin toch openbaar komt. Ik las in „Eilandennieuws" van Waarnemer de volgende ontboezeming:

„Elk jaar opnieuw loop ik weer vast aan de verschillende herdenkingen van de Reformatie op en rondom 31 oktober. We mogen er dankbaar voor zijn dat de Heere na de duisternis van de Middeleeuwen het licht van Zijn Woord weer deed opgaan in Zijn Kerk, en dat wij nog steeds in dat licht mogen leven. En het is een goede zaak dat daaraan ieder jaar weer in verschillende kerken aandacht wordt geschonken en dat ook de verschillende kerken, ' ondanks alle verwarring, twist en tweedracht, nog gezamenlijke Reformatieherdenkingen op touw zetten.

En toch heb ik — alleen maar ziende op de nuchtere feiten — weieens het beklemmende gevoel: zijn we eigenlijk nog geloofwaardig met al die herdenkingen? Ik denk nu maar niet aan het feit dat in de ogen van vele kerkelijke leiders dat herdenken van de Reformatie een achterhaalde zaak lijkt te zijn. De oecumene en ook de toenadering tot Rome is in de kerken die uit de Reformatie zijn voortgekomen al zó ver voortgeschreden dat men medelijdend zit te kijken naar de mensen ter rechterzijde van de Gereformeerde Gezindte die zich nog druk maken rondom 31 oktober... Rome is immers Rome van de 16de eeuw niet meer! Ook daar heeft men de bijbel opengeslagen, en ook in de Rooms-Katholieken herkennen we zoveel oprechte broeders en zusters! Wie neemt dat nog voor zijn rekening wat die oude Heidelberger zegt, dat de Mis in de grond niets anders is dan een vervloekte afgoderij? We hebben al zoveel oecumenische huwelijken gehad, hier en daar worden al oecumenische doopdiensten gehouden en is er gemeenschappelijke viering van de maaltijd des Heeren. Ieder jaar weer de oude controverse ophalen, wat heeft dat voor nut? Dat kan de oecumene alleen maar schade doen!

We kunnen natuurlijk wel wat stellen tegenover al die optimistische geluiden. Als er sprake is van toenadering tussen Rome en de Reformatie, dan komt dat zeker niet van de kant van Rome. Hoe vriendelijk men daar ook tegen ons doet, er is in feite niets veranderd. En zolang de besluiten van het Concilie van Trente niet herroepen zijn, is er ook geen enkele noodzaak de scherpe kantjes van de Heidelbergse Catechismus af te doen. Want de officiële leer van de R.K. Kerk is nog altijd dat, wie zegt rechtvaardig te zijn door het geloof alléén, vervloekt is. De Roomse Kerk is niet veranderd, de kinderen van de Reformatie zijn veranderd, helaas...

Dat Rome niet veranderd is is ook duidelijk gebleken bij de ambtsaanvaarding van de nieuwe paus, Johannes Paulus I. Hij zei zijn hoge ambt te aanvaarden „in gehoorzaamheid aan de Heer en in absoluut vertrouwen op onze Moeder, de allerheiligste Madonna".

We wisten wel dat de Rooms-Katholieken in he»" Oostblok nog erge Mariavereerders zijn. Maar dat het hoofd van de Roomse Kerk dit metéén zo nadrukkelijk zegt, wijst er op dat Rome niet van plan is ook maar enig water in de wijn te doen. Het is maar dat we het weten en ons geen zand in de ogen laten strooien door mensen die zeggen dat het allemaal best meevalt...

Maar om terug te komen op het begin van mijn verhaal: als ik zeg dat ik het soms niet zo zie zitten met al die Reformatie-herdenkingen, dan wil ik graag de hand in eigen boezem steken. Wat zijn we er nu aan de rechterzijde van de Gereformeerde Gezindte mee gevorderd, dat we nu al zovele jaren lang gezamenlijk de Reformatie nog herdenken? Ieder jaar weer is er blijkbaar het een en ander dat verbindt, en dat is dan nog wel de hoofdzaak: de belijdenis van de rechtvaardiging door het geloof alleen, en het absolute gezag van het Woord Gods. Maar heeft die erkenning ons nu één voetstap dichter bij elkaar gebracht?

Ik weet best hoe al die verschillende kerken zijn ontstaan en dat we historisch de klok niet zomaar terug kunnen draaien. Maar willen we dat eigenlijk ook? Of vinden we het veel knusser in onze eigen kerk of in ons eigen kerkje? Ik heb weieens het idee dat na zo'n Reformatie-herdenking de mensen bij zichzelf zeggen: „Nou, die dominé is wel goed, je kunt best naar hem luisteren. Maar als het nu helemaal in orde was, dan behoorde hij toch tot ónze kerk? " En dat zijn dan nog de mensen die althans zo'n Reformatie-herdenking bezoeken, want de categorie die zichzelf cn zijn gemeente beschouwt als de alleen-zaligmakende kerk, die kómt er niet eens...

Ik heb deze dingen in dit hoekje al eens vaker neergeschreven, maar ze moesten me nógeens van het hart. Terwille van het ene Evangelie dat naar het woord van Luther de ware schat der Kerk is..." —

Graag willen we deze woorden aan onze lezers eens ter overweging mee geven. Wil er ooit iets veranderen, dan zal dat in de plaatselijke gemeente alleen maar kunnen om vandaaruit naar meer eenheid van de zonen cn dochters der Reformatie te komen. Een vrome mens? Misschien wel. Als we

het dan nog maar wensen. Begeren van de God die eenheid schept en scheppen kan.

Censura Morum

Over deze zaak trof ik in het „Hervormd Weekblad" (orgaan van de Conf. Vereniging) twee interessante artikeltjes aan van de hand van dr. J. Haitsma. Menigmaal ontdek je dat de meeste gemeenteleden geen enkel idee hebben wat er gaat gebeuren als er in de kerkbode te lezen staat of van de kansel afgekondigd wordt dat er in verband met de viering van het Heilig Avondmaal dan en dan Censura Morum zal worden gehouden. Vandaar dat ik u graag ter lezing doorgeef wat dr. Haitsma hierover schrijft:

Verschillende opvattingen over de censura morum (1)

Van tijd tot tijd geschiedt vanaf de kansel de aankondiging: Op die dag en dat uur zal er Censura morum gehouden worden. De ervaring heeft geleerd dat velen niet goed weten wat dat inhoudt. Zelfs kerkeraadsleden zijn daar niet steeds van op de hoogte. Dat zou alleen reeds voldoende reden zijn* er een paar artikelen over te schrijven. Ik heb er echter nog een bijzonder motief toe.

De heer Jac. de Bruijn geeft nl. in zijn boek „De hervormde gemeente De Meern, Historisch geschetst van haar oorsprong tot heden" een interessante notulering van prof. Haitjema door betreffende een Censura morum, die in genoemde plaats gehouden werd op 9 dec. 1915. Die wil ik op mijn beurt weer graag aan de lezers van ors blad doorgeven. Prof. Haitjema nam immers een grote plaats in de Confessionele Vereniging in en vele artikelen schreef hij in ons blad.

Laat ik beginnen met te stellen dat er verschillende opvattingen bestaan over de Censura morum, die elkaar echter niet behoeven uit te sluiten. We lezen er heel duidelijk over in art. 66 van de kerkorde, die de provinciale synode van Dordrecht, gehouden in 1578 en onlangs herdacht, opstelde. Genoemd artikel luidt aldus: De Dienaren des Woorts, Ouderlingen ende Diaconen, zullen voor het houden des Avondmaals, onder malkanderen de Christelijke censure, ofte onderzoekinge doen, zoo wel over de Leer, als over den wandel, ende zullen de Christelijke vermaningen in der liefde aannemen."

De synode van Middelburg, 1581, nam dit artikel in zijn geheel over met weglating van de slotvermaning. De synode van 1586 van 's-Gravenhage wijzigde het geheel. Ze gaf in art. 74 de volgende bepaling: „De Dienaren des Woords, Ouderlingen ende Diakenen, zullen onder hen de Christelijke censure oeffenen, ende malkandercn van de bedieninge hares Ampts vriendelijk vermanen."

Deze laatste bepaling is zeer verhelderend. De Censura morum dient dus opdat de ambtsdragers elkaar aansporen tot een goede en trouwe bediening van hun ambt. Dat is een specifiek gereformeerde uitspraak. In de rooms-katholieke kerk geschiedt het toezicht op de ambtsbediening op hiërarchische wijze, de aartsbisschop oefent het uit op de bisschop, de bisschop op de pasto(o)r, de pasto(o)r op de kapelaan. De gereformeerde ambtsdragers oefenen onderling op elkaar toezicht uit, opdat niemand zijn ambtelijke roepingverwaarloost.

Deze opvatting van de Censura morum werd vroeger wel op de volgende manier gepraktizeerd: De ambtsdragers moesten beurtelings de kerkeraadsvergadcring, waarin de Censura morum plaats vond verlaten. Had iemand tegen de broeder die buiten stond een gegronde klacht, dan werd deze binnengeroepen en de zaak met hem besproken. Men ging ook wel als volgt te werk. Ieder bleef in de vergadering zitten, maar een ieders naam werd door de voorzitter afzonderlijk genoemd en aan elk lid werd dan bij rondvraag de vraag gesteld of hij ook iets op de leer, het leven of de ambtsbediening van de genoemde broeder had aan te merken. Een bezwaar tegen deze beide manieren is, dat ze zeer tijdrovend zijn en vooral voor grote kerkeraden praktisch onmogelijk.

Daarom kan bij de onderhavige opvatting de Censura morum beter meer in het algemeen gepraktizeerd worden: men vrage of er iemand is die een aanmerking heeft op de ambtsbediening van een zijner ambtsbroeders en dan een ieder persoonlijk even rondvraagt.

Heel belangrijk is natuurlijk dat men „malkander van de bediening des ambts vriendelijk vermaant" om de woorden van de synode van 's-Gravenhage over te nemen. Het gaat er niet om elkander wegens allerlei kleinigheden te bevitten, maar om elkaar op te scherpen en aan te sporen tot een ijverige en trouwe uitoefening van het ambt, tot welzijn der gemeente en tot eer van God. En iedere ambtsdrager heeft dan te bedenken dat hij alleen een klacht over de ambtsvervulling van zijn meiebroeder mag uitspreken als hij ook zelf een klacht vriendelijk in ontvangst kan nemen betreffende zijn eigen wijze van ambtsbediening.

deze censura morum is een belangrijke zaak. We hebben elkaars aansporing nodig. Er kan ons als ambtsdragers zo gemakkelijk iets ontgaan en we kunnen allemaal wel eens verslappen. Alleen zou ik er wel een opmerking aan toe willen voegen. Ik ben wel eens in een gemeentevergadering ergens op gewezen. En dat niet ten onrechte. En toch dacht ik Had die zuster (der gemeente) mij dit niet even onder vier ogen kunnen zeggen? Me dunkt; dit is ook niet onbelangrijk met betrekking tot de Censura morum. Wat heb ik vaak dankbaar bepaalde wenken die mij met betrekking tot ambtsbediening onder vier ogen gegeven werden geaccepteerd!

Tot zover over de ene manier waarop de Censura morum gepraktizeerd kan worden.

Verschillende opvattingen over de censura morum (2)

Oorspronkelijk ging de Censura morum dus over de wijze waarop de ambtsdragers onderling op elkaar toezien wat betreft de manier waarop ze hun ambt uitoefenen. We lieten dit zien aan de hand van de oude gereformeerde kerkorden. De gereformeerde kerken hebben tegenwoordig nog dezelfde opvatting van de Censura morum. Hun huidige kerkorde bevat de volgende bepaling, art. 38, lid 2: „De kerkeraad zal in een bijeenkomst, voorafgaande aan het Heilig Avondmaal en met het oog op de viering daarvan, aan zijn leden de vraag voorleggen of er reden is elkander onderling te vermanen, in het bijzonder met de vervulling van hun

ambten."

Prof. D. Nauta merkt in zijn verklaring van deze kerkorde het volgende op:

„Het tweede lid vermeldt een punt, dat in het agendum van de kerkeraadsbijeenkomst een plaats behoort te ontvangen. Dat dit gebeurt, is een voortzetting van een traditie, die... is neergelegd in een artikel van de oude kerkorde (art. 81 van de dordtse kerkorde van 1618, 1619). Het is de praktijk die bekend staat onder de benaming van censura morum. Deze latijnsc term is weggelaten en vervangen door bewoordingen, die geacht mogen worden voor de tegenwoordige gebruiker meer verstaanbaar te zijn. Het bedoelde onderling vermaan heeft betrekking met name op de vervulling van het ambt... Er pleit alles voor dat de gelegenheid voor dit onderling vermaan regelmatig in dc bijeenkomst van de kerkeraad wordt geboden..." Al of niet voorafgaande aan het avondmaal.

Een bredere opvatting over de Censura morum heeft de Nederlandse Hervormde Kerk. Art. 4 van haar kerkorde heeft als opschrift: Censura morum. Het artikel luidt als volgt: „1. Ten dienste van de rechte viering van het Avondmaal kunnen ambtsdragers en lidmaten der gemeente bezwaren over belijdenis cn wandel van lidmaten der gemeente inbrengen bij de kerkeraad, waarna deze tot behandeling daarvan overgaat. 2. In het bijzonder zullen ook de ambtsdragers der gemeente voor de bediening van het Avondmaal zichzelve en elkander beproeven en uit hun midden wegnemen, wat voor de rechte viering van het Avondmaal een beletsel zou kunnen zijn."

Prof. Haitjema merkt in zijn boek „Nederlands Hervormd Kerkrecht" hierover op: „Tenslotte behoort ook de censura morum vóór elke viering van het H.A. nog tot de noodzakelijke voorbereiding van de gemeente op haar hoogtij in de avondmaalsgemeenschap. Het is noodzakelijk van de vergadering voor de „censura morum" aan de gemeente mededeling te doen, opdat ook lidmaten der gemeente de gelegenheid krijgen bezwaren in te brengen tegen dc toelating tot de Tafel des Heeren van die lidmaten, die openlijk ergernis gegeven hebben door hun onzedelijke wandel of door hun in-openbare-strijd-komen met de belijdenis der Kerk op aanstoot gevende wijze. Het openlijk ergernis en aanstoot geven in belijdenis of wandel blijve bij deze avondmaalscensuur van de kerkeraad het kriterium..." In kleine letters voegt prof. Haitjema hier nog het volgende aan toe: „Het is een fijn trekje... wanneer bij de uitoefening van de „censura morum" zoveel nadruk gelegd wordt op de censuur, die de ambtsdragers der gemeente vóór de avondmaalsviering op zichzelf cn elkander hebben uit te oefenen, en op de ernst, waarmee dezen hebben te trachten uit eigen midden weg te nemen, wat een beletsel voor de rechte viering van het Avondmaal zou kunnen zijn".

In vergelijking met de kerkorde van de Gereformeerde Kerken vallen ons twee zaken op: In dc kerkorde der Hervormde Kerk wordt niet uitdrukkelijk gesproken over het onderling toezicht der ambtsdragers op hun ambtsuitoefening. Hoewel dit niet uitgesloten wordt van dc ccnsura morum. In de tweede plaats betrekt dc hervormde kerkorde de gemeenteleden bij de ccnsura morum. Ook zij kunnen klachten indienen zowel tegen ambtsdragers als gemeenteleden. Prof. Haitjema wijst er in zijn verklaring van de hervormde kerkorde uitdrukkelijk op dat de „Verbondsgemeente" heilig gehouden moet worden en dus ook het avondmaal; lidmaten die onverhoopt openbare ergernis geven, mogen niet toegelaten worden tot het avondmaal. Voor het oog der wereld is die tafel immers zo zeer zichtbaar en dat oog kijkt juist hier zo critisch toe.

Prof. Haitjema ziet hier dus de Censura Morum ook als een de wacht betrekken bij de avondmaalstafel. Hij heeft ze echter eveneens in verband gebracht met een nodiging daartoe. Dit nu blijkt uit zijn notulering van de Censura morum zoals die gehouden is in de kerkeraad van de Meern op 9 dec. 1915 cn die in het door mij in het vorige artikel gemelde boek van de heer de Bruijn in facsimile is afgedrukt. Deze notulering luidde als volgt: „Tenslotte wordt nog censura morum met het oog op de aanstaande viering van het Heilig Avondmaal gehouden; ze levert niets op, maar geeft aan de voorzitter de gelegenheid een broederlijke bespreking te openen over de toestanden en opvattingen in verband met het Heilig Avondmaal in onze gemeente. Wij moeten het elkander zeggen, dat de mijding van het Heilig Sacrament een aanklacht is tegen vele Christelijke gemeenten. Is de gebruikelijke censura morum bij ons eigenlijk geen blote vorm? Na een ernstige onderlinge opwekking om alles alleen van des Heeren Geest te venvachten, wordt de vergadering met dankzegging'gesloten."

Prof., toen nog ds. Haitjema stond toen bijna twee jaar in de gemeente van de Meern. Hij was er nl. op 18 jan. 1914 bevestigd. Een keer of zeven had hij dus al een avondmaalsviering meegemaakt en daarbij opgemerkt, dat er een avondmaalsmijding in de gemeente was.

Die was er niet alleen in de Meern, maar in veel christelijke gemeenten. Hij acht dat een aanklacht tegen die gemeenten. In dit verband stelt hij dan de opmerkelijke vraag: „Is de gebruikelijke censura morum bij ons eigenlijk geen blote vorm? " We zouden graag willen weten hoe hij deze vraag verder uitgewerkt heeft. In verband met de hervormde opvatting van de censura morum zouwen vormde opvatting van de censura morum zouden dient immers om de beletselen voor de rechte viering van het avondmaal weg te nemen. Als er dus onder de kerkeraadsleden cn gemeenteleden zijn die beletselen hebben, laten ze die dan uitspreken. Waarschijnlijk gebeurde dat toen ter tijd zelden in de Meern en andere plaatsen. Zodoende was de gebruikelijke censura morum eigenlijk een blote vorm geworden. Prof. Haitjema wilde dus de ccnsura morum ook zien als een middel om de christenen aan het heilig avondmaal te doen aanzitten.

Tekenend voor prof. Haitjema vind ik de opmerking die hij dan volgen laat: laten we uiteindelijk alles alleen van des Pleeren Geest venvachten. Hier horen we klanken als van Calvijn, Kohlbrugge, Hoedemakcr en Barth; het echte gereformeerde accent op de werking van de Heilige Geest: wij kunnen het niet, ook niet met de meest perfecte uitoefening van ons ambt; de Geest moet het doen. VENI CREATOR SPIRITUS!"

De kroniekschrijver.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 november 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 november 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's