Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE GEMEENTEN IN STEDELIJKE GEBIEDEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE GEMEENTEN IN STEDELIJKE GEBIEDEN

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het hierna volgende zal, zoals in uitzicht is gesteld (A.C. 1996-697), enige aandacht worden besteed aan gemeenten in stedelijke gebieden en wel met name aan die welke zich bevinden in het Westen van ons land.

Vooral in de grote steden heeft de ontkerkelijking toegeslagen. Hiervoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen, zoals:

- kerkverlating en kerkelijke ontrouw, vooral bij de “grote” kerken, waardoor het aantal kerkgangers in de naoorlogse jaren werd gedecimeerd en vele kerken moesten worden gesloten;

- het niet kunnen vinden van betaalbare en voldoende wooncomfort biedende woningen, waardoor vooral jongeren vertrokken naar omliggende (groei)gemeenten, zoals Zoetermeer;

- de vestiging in de grote steden van grote aantallen allochtonen, met als gevolg dat in sommige wijken de oorspronkelijke bevolking naar elders vertrok;

- vertrek vanuit het drukke Westen van ons land naar rustiger en ook kerkelijker streken, zoals de Veluwe;

- een laag geboortecijfer, ook bij kerkelijk meelevende gezinnen, waardoor niet alleen de bevolking van de grote Steden, maar ook de samenstelling van onze gemeenten sterk verouderde.

Deze ontwikkeling kan worden geïllustreerd door onderstaand overzicht, waarin het verloop van de ledentallen van onze kerken in de drie grote steden gedurende de laatste 40 jaar wordt weergegeven:

Het aantal leden per gemeente daalde gemiddeld van 496 in 1954 tot 257 in 1994. De gemeenten bestanden in 1954 voor gemiddeld 55.4% uit belijdende leden; in 1994 was dat percentage opgelopen tot 86.6. Voor ons gehele kerkverband bedroegen deze percentages resp. 48.6 en 58.9 %.

Van bovenbedoelde gemeenten daalde het ledental in de afgelopen 40 jaar met 48%; in dezelfde periode steeg het ledental van ons kerkverband met 32 %!

Uit het hiervoor opgenomen cijfermateriaal blijkt duidelijk in welke moeilijke positie grote stadsgemeenten zijn terechtgekomen. Dit geldt voor de ene gemeente sterker dan voor de andere.

Zoals in het vorige artikel opgemerkt, is de samenwerking tussen kleine plaatselijke gemeenten de aangewezen weg om de verschillende taken die op de weg van de christelijke gemeente liggen, zo goed mogelijk te kunnen blijven vervullen. In het vorige artikel is hieraan al de nodige aandacht besteed.

De vraag doet zich voor, waaraan een gemeente in een grote stad zich nu precies onderscheidt van andere plaatselijke gemeenten.

In de eerste plaats gaat het om gemeenten die een groot gebied bestrijken. Hierdoor wonen de leden, vaak afkomstig uit alle delen van het land, nogal verspreid.

Bij de zondagse kerkgang gaan niet de stammen, maar de enkelingen op weg naar Gods huis. Dit betekent dat men nogal eens een eenzame weg moet gaan, dwars door de drukte van de stad.

Omdat tradities in de stad nog nauwelijks een rol spelen, is binding aan het Woord en aan de gemeente een noodzaak. Een gemeente als gemeenschap random het Woord en omziend naar elkaar. Een gemeente waarin men zich thuis voelt. Dat is nodig om staande te kunnen blijven temidden van een geseculariseerde omgeving.

Het gevaar van een ontwikkeling als deze is dat men te veel op elkaar gericht is, te veel naar binnen gekeerd en daardoor te weinig naar buiten.

Dit gebeurt al gauw omdat de meeste activiteiten erop gericht zijn om de gemeente bij elkaar te houden. Ook is de kracht van de gemeente, o.a. door veroudering, vaak te klein om naar buiten toe veel voor anderen te kunnen betekenen.

Toch is dit noodzakelijk. Gebeurt dit niet, dan wordt de gemeente een eiland temidden van een gemeenschap (cultuur) waarmee het contact verloren dreigt te gaan. Dan verzaakt de gemeente haar taak om een zoutend zout te zijn, een stad op een berg. Wel in de wereld, maar niet van de wereld.

Vaker is opgemerkt dat ons land zendingsgebied is geworden; dit geldt zeker voor de grote Steden. Daarom behoren gemeenten te worden omgevormd tot zendingsgemeenten, gemeenten waarin evangelisatie geen taak meer is van enkelingen, maar van de hele gemeente; een gemeente waar ook aandacht is voor diaconale taken buiten de gemeente. Evenals in de eerste christelijke gemeente dienen woord en daad samen te gaan. Dit is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Veel leden hebben moeite om hun geloot te verwoorden, laat staan uit te dragen bij anderen (buren). Anderen hebben hun handen al vol aan de eigen gemeente. Er is veel tagen in te brengen.

Een belangrijke taak ligt hier voor de predikanten. Zij (en ook de kerkeraad) dienen niet aan de zijlijn toe te kijken hoe anderen (de evangelisatiecommissie) proberen het evangelie uit te dragen, maar dienen hieraan ook daadwerkelijk leiding te geven. Deze taak zou in voorkomende gevallen ook als “dienst” genoemd kunnen worden in de beroepsbrief.

De vraag doet zich voor of predikanten hiervoor voldoende worden toegerust. Of in de opleiding het vak “evangelistiek” voldoende aandacht krijgt en of er voldoende bijscholingsmogelijkheden zijn.

Bij de toerusting van gemeenten voor hun missionaire taak zou ook gebruik kunnen worden gemaakt van de diensten van evangelisten. Zolang er op dit gebied weinig steun vanuit het kerkverband is te verwachten, zal dit alleen kunnen worden gerealiseerd door samenwerking tussen genabuurde gemeenten.

Zoals eerder opgemerkt, lijkt onze situatie veel op die van de nieuwtestamentische christenen: een kleine minderheid in de wereldsteden van die dagen. De gemeente van Antiochië is hiervan een voorbeeld. De ontwikkelingsgang van deze gemeente wordt vrijwel compleet in het Nieuwe Testament beschreven. Ook hoe daar verdieping van het geloof samen ging met ontwakend diaconaal bewustzijn.

Welke kerk heeft in de stad overlevingskansen?

Het is een gemeente die leeft vanuit het hart van het evangelie, de liefde van Christus en de rechtvaardiging van de goddeloze. Het is een open gemeenschap met een warme sfeer, geen zelfgenoegzame club. De leden zijn bereid zich in te zetten voor mensen om hen heen. De kerk heeft iets van de gestalte van de barmhartige Samaritaan. Dat vraagt om een open levenshouding, want je hoeft echt niet zoveel moeite te doen om ook als gemeente in een stadssituatie voorbij te leven aan de eilende die er is.

Dit antwoord gaf ds. L. Wüllschleger, gedurende bijna tien jaar predikant te Den Haag. Een antwoord om over na te denken.

De schrijver is ouderling geweest in de kerk van Rijswijk. Hij is register-accountant.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1996

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

KLEINE GEMEENTEN IN STEDELIJKE GEBIEDEN

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1996

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's