Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat zegt de Bijbel over diakonaat ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat zegt de Bijbel over diakonaat ?

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gedurende een lange reeks van jaren heeft het diakonaat — de kerkelijke dienst der barmhartigheid — in de schaduw van het kerkelijk leven gestaan. Mede door een sterke uitbreiding van het werkterrein en grote veranderingen in de aard van de hulp verlening staat het diakonaat momenteel weer volop in de belangstelling. Het is goed zich bij al deze wijzigingen voortdurend af te vragen of de hulpverlening (nog) wel voldoet aan de bijbelse normen.

Wat is diakonaat?

Het woord diakonaat is afgeleid van de griekse woorden diakonia (dienst, hulp) en diakonein (dienen).

Met deze begrippen wordt in het Nieuwe Testament veelvuldig het dienstbetoond binnen de christelijke gemeente aangeduid. Onder diakonaat wordt thans meer specifiek de kerkelijke dienst der barmhartigheid verstaan, zoals deze met name na de instelling van het diakenambt gestalte heeft gekregen. Het is opvallend dat in Markus 10 : 45 met betrekking tot de arbeid van Christus hetzelfde woord „diakonia" wordt gebruikt: de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen". Hier wordt Christus getekend in Zijn priesterlijke bediening als de grote Dienstknecht Die, in volkomen zelfverloochening, Zichzelf gaf als een rantsoen voor al Zijn volk, en dat zijn geen vrienden maar vijanden! Hier zien wij Christus als de grote Diaken; de grote een eeuwige God, Die gevallen, zondige mensenkinderen dient. Hier klopt het hart van het diakonaat. Het ware diakonaat is dus een liefdedienst waaraan de zelfverloochening niet vreemd is. Hoe nodig is het dan ook als men (ambtelijk) binnen het diakonaat werkzaam mag zijn, persoonlijk te worden bediend uit de volheid van die grote Diaken. Hoe noodzakelijk is het bij Hem terecht te mogen en te kunnen met

alle noden en zorgen van het diakonale werk!

Oude Testament en diakonaat

Door de zondeval is de mens onderworpen aan velerlei moeite, kommer en verdriet: ie God verlaat heeft smart op smart te vrezen. Toch liet de Heere de mens niet volledig los. Reeds in de moederbelofte (Gen. 3:15) werd een perspektief geopend op de Verlosser. In later jaren werd het bondsvolk Israël drager van de belofte. Het werd afgezonderd uit het midden der volken en de Heere schonk het Zijn wetten. In deze wetten bracht God Zijn bijzondere zorg met betrekking tot de armen en behoeftigen tot uitdrukking: sraëls God is een barmhartig God!

In de tweede tafel van de wet der tien geboden is de duidelijke opdracht vervat de naaste — dus ook de arme en behoeftige naaste — lief te hebben als zichzelf. In de ceremoniële en de burgerlijke wetten zijn gedetailleerde richtlijnen opgenomen inzake de omgang met de armen. De dienst der barmhartigheid, het diakonaat, is hierin voluit te herkennen. Ondermeer komt dit tot uitdrukking in de wetten betreffende zondoffers en reinigingsoffers: het offer wordt afhankelijk gesteld van de financiële draagkracht (bijvoorbeeld een lam, of tortelduiven of een hoeveelheid meelbloem; Lev. 5, 12 en 14).

Zeer bekend is ook de wetgeving in verband met het sabbatsjaar en het jubeljaar. De Heere beveelt hierin de armen in hun noden te helpen en verbindt daaraan de belofte van Zijn zegen. In het sabbatsjaar (elk zevende jaar) moesten alle schulden worden kwijtgescholden. (Deut. 15 : 3-4: , Wat gij bij uw broeder hebt, zal uw hand vrijlaten.... want de HEERE zal u overvloedig zegenen in het land dat u de HEERE, uw God ten erve zal geven”).

In het sabbatsjaar werd het land niet bewerkt en ingezaaid. Wat het toch nog opbracht was in dat jaar bestemd voor de armen (Ex. 23 : 10-11). Het hoogtepunt in de „barmhartigheidswetgeving" had ongetwijfeld betrekking op het jubeljaar (elk vijftigste jaar). In dit jaar moest al het land weer — om niet — worden teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaar die het — veelal door armoede gedwongen — in de voorgaande jaren had verkocht. De Heere eistë overigens ook een barmhartige houding gedurende de „gewone" jaren: eut. 15 : 7-10: Wanneer er onder u een arme zal zijn, een uit uw broederen, in een uwer poorten, in uw land, dat de HEERE uw God u geven zal, zo zult gij uw hart niet verstijven, noch uw hand toesluiten voor uw broeder, die arm is, maar gij zult hem uw hand mildelijk opendoen, en zult hem rijkelijk lonen, genoeg voor zijn gebrek, dat hem ontbreekt. Wacht u, dat in uw hart geen Belialswoord zij, om te zeggen: et zevende jaar, het jaar der vrijlating naakt; dat uw oog boos zij tegen uw broeder, die arm is, en dat gij hem niet geeft, en hij over u roepe tot de HEERE, en zonde in u zij. Gij zult hem mildelijk geven en uw hart zal niet boos zijn”.

Een deel van de normale oogsten was eveneens voor de armen bestemd. (Lev. 19 : 9: Gij zult de hoek uws velds niet ganselijk afoogsten"). Ook het nalezen van de akkers en de wijngaarden bij de oogst was aan de armen voorbehouden. Van een verarmde broeder mocht nooit woeker of overwinst worden genomen (Lev. 25 : 35-36). Eventueel node verkocht land moest ten allen tijde door de oorspronkelijke eigenaar kunnen worden teruggekocht (bijvoorbeeld met behulp van een losser).

De God van Israël is een barmhartig God en hij eist barmhartigheid. Wie in strijd met dit gebod handelt, krijgt de Heere tegen: Die zijn oor stopt voor het geschrei des armen, die zal ook roepen en niet verhoord worden" (Spr. 21 : 13), doch: Die zich over de nooddruftige ontfermt, die eert Hem" (Spr. 14 : 31).

Nieuwe Testament en diakonaat

Zoals reeds eerder aangegeven, werd het diakonaat in haar dienend karakter op een volmaakte wijze uitgeoefend door de Heere Jezus tijdens Zijn rondwandeling op aarde. Zijn leven was dienen. Hij, Die de meeste was werd de minste. Hoe treffend komt dit ook tot uitdrukking bij de voetwassing: Ik ben in het midden van u als een die dient" (Luk. 22 : 27).

Na de hemelvaart van Christus ontstaan er geleidelijk veranderingen in het funktioneren van het diakonaat. We vinden een en ander beschreven in het boek Handelingen.

Aanvankelijk wordt het nog — op de klassieke wijze — rechtstreeks door de leden van de jonge christengemeenten uitgeoefend: En zij verkochten hun goederen en have en verdeelden dezelve aan allen, naar dat elk van node had" (Hand. 2 : 45). In Hand. 4 is de situatie veranderd: e gelden worden nu afgedragen aan de apostelen die deze uitdelen onder de behoeftige gemeenteleden. De droeve

geschiedenis van Ananias en Saffira maakt duidelijk dat ook het werk der barmhartigheid, buiten de bediening van de grote Diaken Christus Jezus, gepaard kan gaan met eigenbedoelingen en oneerlijkheid.

De laatste fase in de ontwikkeling van het diakonaat wordt in Handelingen 6 beschreven: door de sterke groei van de gemeente wordt het takenpakket van de apostelen veel te zwaar. Hierdoor is het voor hen niet mogelijk om naast de belangrijkste taak — de prediking en verbreiding van het Evangelie des Kruises — voldoende aandacht aan het diakonaat te blijven geven. Al spoedig wreekt zich dit. Er ontstaan problemen, aangezien blijkt dat de weduwen van de Grieken in de verzorging bij die van de Joden worden achtergesteld. Dan grijpen de apostelen in en beleggen een gemeentevergadering waarin zij het voorstel doen mannen te verkiezen die in het bijzonder belast worden met het verzamelen van geld en goederen en het uitdelen daarvan aan de armen en behoeftigen. „Ziet dan om, broeders, naar zeven mannen uit u, die goede getuigenis hebben, vol des Heiligen Geestes en der wijsheid, welke wij mogen stellen over deze nodige zaak, maar wij (de apostelen) zullen volharden in het gebed en de bediening des Woords”.

De vergadering stemt met dit voorstel in en verkiest zeven mannen, die voor de apostelen worden gesteld. Deze leggen ze na ze aan de Heere te hebben opgedragen de handen op. In het voorzienig bestel des Heeren is hier een nieuw kerkelijk ambt ontstaan. De elementen verkiezing en bevestiging zijn in deze geschiedenis duidelijk te herkennen: diakenambt en diakonie zijn een feit geworden. Het is goed daarbij aan te tekenen dat de taakverdeling niet te absoluut moet worden gezien. In het diakenambt moet de Woordverkondiging — hoe ook in alle gebrek — eveneens een plaats hebben. Ook het bevestigingsformulier is in dit opzicht duidelijk. De bediening van Stefanus is hierbij een lichtend voorbeeld. (Welke diaken zal zich echter ook maar enigszins met hem durven vergelijken!). Juist deze koppeling van Woord en daad maakt het essentiële verschil uit met wereldse, humanitair gerichte hulpverlening.

Overigens: de instelling van het diakenambt ontheft de „gewone" gemeenteleden niet van hun diakonale roeping. Voor deze opvatting bestaat geen enkele grond. In dit opzicht doe een ieder wat zijn hand vindt om te doen!

Diakonaat in deze tijd

Met name de laatste tientallen jaren heeft het diakonaat, ook binnen onze gemeenten, een grote ontwikkeling doorgemaakt.

Beperkte de taak van de diaken zich gedurende lange reeksen van jaren tot het verzamelen en uitdelen van gaven, de laatste tijd is dit drastisch gewijzigd.

Veelvuldig is de immateriële nood waarbij de diaken wordt betrokken. Gezins-en bejaardenzorg, gehandikaptenzorg, levensen gezinsproblemen, advisering in verband met sociale voorzieningen, werkloosheidsproblematiek, bezoeken van eenzamen en bejaarden, het zijn alle onderwerpen die door zijn werkterrein worden bestreken. De inhoud van het begrip „diakonaat" komt weer dichter bij de oorspronkelijke ruimere betekenis: christelijk dienstbetoon.

Zeker blijft voor veel van deze zaken financiële steun uit de diakoniekassen nodig. Werden de diakonale aktiviteiten oorspronkelijk vrijwel geheel op het niveau van de plaatselijke gemeenten ontplooid, uit bovenstaande opsomming zal duidelijk zijn dat thans in veel gevallen samengewerkt moet worden op regionaal of landelijk niveau.

Werelddiakonaat

Door de moderne kommunikatiemedia zijn wij op de hoogte van veel leed elders in de wereld. Zo is ook de ver wonende medemens onze naaste geworden. Gedachtig aan he.t woord van Paulus „Laat ons goed doen aan allen, maar meest aan de huisgenoten des geloofs" wordt door onze gemeenten — vanuit onze overvloed! — ook een en ander gedaan aan diakonale (materiële) hulpverlening aan de verre naaste.

Ook bij de eerste christenen beperkte het diakonaat zich overigens niet altijd tot de grenzen van de plaatselijke gemeente: n Handelingen 12 wordt meegedeeld dat de gemeente van Antiochië materiële steun verleende aan de gemeente van Jeruzalem. In Romeinen 15 : 26 lezen we „Want het heeft die van Macedonië en Achaje goed gedacht een algemene handreiking te doen aan de armen onder de heiligen die te Jeruzalem zijn”.

Organisatiestruktuur

De genoemde veranderingen hebben ook konsekwenties voor de organisatiestruktuur.

De generale synoden van onze gemeenten hebben dit onderkend en zijn hieraan tegemoet gekomen door het instellen van een drietal deputaatschappen waarin de diakonale hulpverlening met een landelijk of mondiaal karakter wordt gecoördineerd. In het deputaatschap , 4/.gwne«? Diakonale Zaken (ADZ) worden landelijk de aktiviteiten gebundeld en op elkaar afgestemd betreffende de immateriële hulpverlening (met name op het gebied van psychiatrie, pensiontehuizen, levens-en gezinsproblemen). Bij het deputaatschap Gezins-en bejaardenzorg (GBZ) zijn de landelijke stichtingen op het gebied van gezinszorg, bejaardenzorg, gehandicaptenzorg en dovenzorg ondergebracht.

Vanuit het deputaatschap tot Hulpverlening in Bijzondere Noden (BN) tenslotte wordt hulp geboden bij materiële noden van bijzondere aard binnen onze gemeenten. Daarnaast wordt internationaal hulp geboden (werelddiakonaat). Een recent voorbeeld is de hulpverlening aan slachtoffers van hongersnood in afrikaanse droogtegebieden. Verder verleent dit deputaatschap diakonale ondersteuning op onze zendingsvelden. De samenhang tussen woordverkondiging en diakonaat is hier duidelijk te onderkennen.

Gezien het karakter van sommige noden viel aan deze struktuur niet te ontkomen. Ook deze deputaatschappen zijn echter dienend, zowel naar buiten als naar de plaatselijke gemeenten en diakonieën toe.

Ze kunnen slechts funktioneren in samenwerking met en gedragen door de plaatselijke gemeenten. Door middel van regelmatige bijeenkomsten op landelijk niveau (deputaten en klassisdiakenen) en op klassikaal niveau (klassisdiaken en kontaktdiakenen) worden kerkeraden en diakonieën op de hoogte gehouden en kunnen in beide richtingen suggesties en voorstellen worden gedaan. De gemeenteleden worden geinformeerd door de periodieken „Diakonale Handreiking" (ADZ) en „De Noodklok” (BN).

Tenslotte

Het is goed om te beseffen dat het diakonaat alles te maken heeft met de gebrokenheid van de wereld, die veroorzaakt is door de zonde. Hierdoor ondervindt de mens immers velerlei moeite, kommer en verdriet in zijn leven. Deze noden en zorgen wil de Heere nu, in Zijn grote goedertierenheid, verzachten en lenigen mede via de diakonale bediening. „Draagt elkanders lasten en vervult alzo de wet van Christus”.

De grootste nood van een mens wordt echter niet bepaald door tijdelijke zorgen. Zijn grootste nood is het feit, dat hij van nature God kwijt is en een hemelhoge schuld heeft die dagelijks groter wordt.

Daar mag en moet in het diakonaat ook op gewezen worden, evenals op de mogelijkheid van schuldvergeving door het bloed van het Lam. Zelfs de grootste der zondaren kan immers nog zalig worden. Dat betekent zowel voor de hulpverlener als voor de geholpene: op de knieën aan de troon der Genade.

Voor hen, die de God van Jakob tot hun hulp mogen hebben en wier verwachting op de HEERE hun God is, is er uitzicht.

Welke wederwaardigheden hen ook mogen drukken en welke kommervolle wegen ze ook hebben te gaan: de strijd zal niet altijd duren. De dagen hunner treuring zullen een einde nemen. Van hen, die in Christus Jezus begrepen zijn, zullen eens alle tranen van de ogen worden afgewist. Naar Zijn belofte verwachten zij nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waarin gerechtigheid woont. Daar zal Christus zijn alles en in allen en zullen ze Hem in onverderfelijkheid mogen dienen en liefhebben. Een in zichzelf arm pelgrimsvolk komt dan voor eeuwig thuis.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1985

Daniel | 32 Pagina's

Wat zegt de Bijbel over diakonaat ?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1985

Daniel | 32 Pagina's