Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De ondergang van een Surinaams bosnegerdorp

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De ondergang van een Surinaams bosnegerdorp

Wraak van het Jungle Commando veranderde welvarend dorp in rokende puinhoop

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor de bosnegers uit Pokigron in het Surinaamse binnenland is het leven sinds 23 april 1989 grauw en uitzichtloos. Op die dag werden ze door leden van het Jungle Commando het oerwoud in gecommandeerd, waarna al hun bezittingen werden geroofd of in brand gestoken. Berooid trokken ze naar Paramaribo. De Surinaamse overheid laat hen aan hun lot over. Zelfs voor huisvesting moesten ze zelf zorgen. Een deel is ondergebracht bij familie en in de "Zinzendorf Herberg" van de Evangelische Broedergemeente. De rest leeft onder ellendige omstandigheden in wat barakken achter een voetbalstadion. Terdege zocht hen op en keerde met kapitein Wilson Godlieb en bakker Gillion Huur terug naar het verwoeste dorp. <br />

Vanaf de openbare weg is het kamp achter het voetbalstadion van Paramaribo-zuid onzichtbaar. Letterlijk en figuurlijk zijn de bewoners van Pokigron naar de rand van de samenleving gedrongen. Een groepje kinderen bij de ingang van het kamp neemt ons argwanend op. Ze hebben niet veel reden om de mensheid nog te vertrouwen. De barakken rond de modderige binnenplaats behoorden tot '89 bij het stadion. In dat jaar werden ze "gekraakt" door vluchtelingen uit Pokigron die na weken nog geen huisvesting hadden gevonden. Elk gezin kreeg één vertrek toegewezen. In de voorste barak, waarin tussenwanden ontbreken, zijn met touw en wat dekens afscheidingen aangebracht. Bij de ingang van het kamp is één centrale sanitaire voorziening, waarmee de tweehonderd kampbewoners zich moeten bedruipen. Als gevolg van een defecte afvoer borrelt buiten stinkend water omhoog, dat z' n weg zoekt door de geulen in het terrein. Het eten wordt bereid op zes tweepitters in de centrale keuken. Elektriciteit is er niet.

Matras
Voor het onderkomen van kapitein Samuel Lugard staat een wit bord met daarop in bloedrode letters: " Hier is het dorp Pokigron". Onduidelijk is of het serieus of ironisch is bedoeld. Marselien Jeroe bewoont met haar tien kinderen een vertrek van pakweg vijftien vierkante meter. Uit de teil met vuile kleding stijgt een muffe lucht op. Op het beton ligt een stuk vergaan schuimrubber. „Daarop slapen er zes", zegt Rinelda, de oudste dochter van Marselien. Het vod ernaast is voor haarzelf en haar vier maanden oude zoontje Leandro, die waarschijnlijk nimmer zal weten wie zijn vader is. Het enige ledikant in het onderkomen wordt gedeeld door moeder Marselien en een tante. Een vaste vader hebben haar kinderen nooit gehad. In een wandkastje dat elk moment van ellende in elkaar kan storten staat de huisraad. Wat bij elkaar gesprokkelde borden en bekers, lepels en vorken, stenen potten en een oude radio.

Jeuk
De meeste mannen zijn de stad in getrokken. De vrouwen doen de was in plastic en zinken teilen. Gescheurde kleding aan de drooglijnen voor de barakken etaleert de nijpende financiële situatie van de gemeenschap. Een naakt kereltje aan de rand van een modderige plas vermaakt zich meteen plastic bekertje. Tegen een van de barakken zit een jonge moeder. Op het krukje aan haar voeten een tweejarig meisje, dat gewillig haar krulletjes laat vlechten, terwijl ze zich onophoudelijk krabt. Een deel van de beentjes gaat schuil achter smerig verband. Apathisch staart het kind ons aan. Ze weigert te lachen. Zoals ze ook weigert te huilen. Onafgebroken raspen haar nageltjes over het ruwe vlees om de kwellende jeuk te stillen. Ze stopt pas als haar moeder de wondjes behandelt met olie. Een besmeurde plastic zak doet dienst als bescherming van het verband.

Welvarend
Tot 1986 behoorde Pokigron met z'n bijna zevenhonderd inwoners tot de welvarendste dorpen van het Surinaamse binnenland. Gelegen aan een uitloper van de Surinamerivier. Met Paramaribo verbonden door een heuse landweg, onverhard, maar redelijk onderhouden. Aan[> die weg had het dorp een groot deel van z'n bloei te danken. Pokigron was het eindpunt. Wie veiderop wil moet overstappen in een korjaal. Het dorp groeide uit tot handelsknooppunt. Landbouw, jacht en visserij waren niet langer de enige middelen van bestaan. De gegoeden lieten hun kinderen in de stad studeren. Sommigen vestigden zich in Paramaribo, maar lieten in Pokigron een tweede huis zetten. Door het contact met de stad veranderden de behoeften. De eenvoudige hutten met de oorspronkelijke dakbedekking van palmbladeren werden geleidelijk aan vervangen door aantrekkelijke houten huisjes met golfplaten daken. De laatste jaren verrezen tientallen stenen huizen. Een kleine elektriciteitscentrale aan het begin van het dorp voorzag de gemeenschap van stroom. Her en der werd zelfs een straatlantaarn geplaatst.

Jaloezie
De verbindingsweg bracht ook het toerisme op gang. Door de idyllische ligging werd het dorp een aantrekkelijke pleisterplaats voor stadsbewoners en toeristen. Er kwamen winkeltjes, een bakkerij, een eethuisje, zelfs een eenvoudig hotelletje. Bij de omringende dorpen verwekte de opkomst van Pokigron in toenemende mate jaloezie. De bosnegers, die zich door Paramaribo in de steek gelaten voelden, beschouwden het welvarende buurdorp als een aanhangsel van de stad. Ze kregen kans hun agressie te uiten toen Ronnie Brunswijk in de zomer van '86 zijn Jungle Commando begon te vormen. Op 7 december van hetzelfde jaar werd Pokigron voor het eerst opgeschrikt door een troep bewapende heethoofden, die winkels plunderden en dorpelingen molesteerden. Een maand later werd broodbakker en winkelier Gillion Huur in Botopasi gegijzeld en mishandeld. terwijl in het dorp opnieuw een plunderactie werd uitgevoerd. In januari '87 gingen verschillende overheidsgebouwen, winkels en huizen in vlammen op. Begin oktober kwam de commandant van het Jungle Commando zelf op bezoek. Hij liet de kapiteins van Pokigron weten dat hij door de omringende dorpen was gemachtigd om het dorp te verwoesten, omdat het collaboreerde met Bouterse.

Tussen twee vuren
Het dorpsbestuur, dat zich tussen twee vuren bevond, begreep dat het onmogelijk was de neutraliteit te handhaven. Het nationale leger was direct bereid'' hulp'' te bieden. Op oudejaarsdag werden zeven bosnegers die in Paramaribo inkopen hadden gedaan en op doorreis waren naar hun dorp, bij Pokigron op beestachtige wijze afgeslacht. Het dorp werd door het Jungle Commando medeschuldig geacht en opnieuw met de totale vernietiging bedreigd. De verhouding werd nog gespannener toen bekend werd dat verschillende jongeren uit Pokigron dienst hadden genomen in het nationale leger, om wraak te kunnen nemen op de brandstichters. Het gekrakeel bereikte in het voorjaar van 1989 een climax. Óp de begrafenis van "granman" Aboikoni, het opperhoofd van het binnenland, werd besloten dat Pokigron met de grond gelijk zou worden gemaakt. In de morgen van zondag 23 april werden de bewoners van het dorp opgeschrikt door schoten. De dag van de volkomen wraak was aangebroken.

Meegesleurd
,,Ik was die dag vroeg opgestaan en liep langs de waterkant, toen ik schoten hoorde", vertelt ds. Randwijk, de zwarte predikant van Pokigron.,,Al snel werd me duidelijk wat er aan de hand was. Ik ben direct weer naar huis gegaan. M' n vrouw was meegesleurd naar de kerk, maar had weten te ontkomen. Het dorp was helemaal omsingeld. Van alle kanten werd geschoten. De mensen werden door de overvallers naar de kerk gedirigeerd. Even later kregen ze opdracht om naar de aanlegplaats te gaan. M'n vrouw en ik bleven achter in ons huis. Toen we op verschillende plaatsen rook zagen, begrepen we dat het dorp in brand werd gestoken." De dorpelingen die kans hadden gezien zich in het bos te verschuilen reisden nog dezelfde dag per truck naar Paramaribo, waar ze volkomen overstuur aankwamen. Een aantal werd ondergebracht in fort Zeelandia, maar ondanks hun dramatische verhaal greep het leger niet in.

Brand
De overvallers deden hun werk intussen grondig. De huizen van Pokigron werden volledig geplunderd, waarna ze in brand werden gestoken. De buit werd in de omringende dorpen verkocht of verdeeld. De inwoners van Pokigron wie het niet was gelukt naar Paramaribo te vluchten, bivakkeerden noodgedwongen in de jungle. Alleen ds. Randwijk en zijn echtgenote kregen toestemming in het dorp te blijven. De negende mei kreeg de predikant bericht dat ook hij diende te vertrekken. De week daarop werden de overige huizen vernietigd. Behalve de hutten gingen vijftig stenen woningen en een groot aantal houten huizen in vlammen op. Vierhonderd gezinnen raakten dakloos. Alleen het onderkomen waarin de brandstichters voor en na hun arbeid samenkwamen, bleef gespaard. En de kerk. Aan de verwoesting daarvan waagden ze zich niet.

Golfplaat
Onder leiding van de kapiteins Wilson Godlieb en Samuel Lugard is inmiddels een stichting in het leven geroepen om geld te werven voor de herbouw van het dorp. Accountant WilfredJeroe, de intellectueel van de gemeenschap, is belast met de administratieve kant van de zaak. De overheid laat het volledig afweten. Per gezin wordt dertig tot vijftig gulden per week uitgekeerd, afhankelijk van het kindertal. Het is nog te weinig om de monden met droge rijst te voeden. Het gevolg is dat de gemeenschap snel verpaupert. ,, We gaan nog liever vandaag dan morgen terug'', zegt Wilfred Jeroe. ,,Maar dan moet er eerst wel vrede zijn. En we moeten geholpen worden. De meesten van ons hebben niets meer. Materiaal is hier duur. Eén golfplaat kost driehonderd gulden. Zonder financiële steun komen we er nooit meer bovenop. Alles is verwoest. Eigenlijk zou u het zelf moeten zien."

Truck
Na lang aarzelen stemt de commissaris van het binnenlanddistrict waaronder Pokigron valt toe. ,,Ikwil het u niet verbieden. Maar bereidt u er wel op voor dat het geen plezierrit is.'' Kapitein Wilson Godlieb knikt onderdanig. Zijn pleidooi om ons mee te krijgen heeft het gewenste resultaat gehad. De volgende morgen staat om half zeven een taxi voor de deur. Een twaalfjarige Toyota. Achterin zitten kapitein Godlieb en Gillion Huur. Beiden met een reistas vol bagage. Achter een rij Daf-trucks in de binnenstad van Paramaribo worden we afgezet. De voorste vrachtwagen heeft als eindbestemming Pokigron. Op een oliedrum na is de laadbak nog leeg. Rond de wagens scharrelen boslandcreolen met de meest uiteenlopende goederen. De chauffeur van onze truck loopt er schreeuwend tussendoor. Pas na achten komt er wat lijn in de organisatie. Van verschillende kanten worden zakken rijst aangevoerd, die door de chauffeur in de laadbak worden gestapeld. Ervoor komen kratten met frisdrank en de onderdelen van een ledikanttestaan. Erbovenop matrassen, tassen, hangmatten, klamboes, jerrycans en plastic zakken met mondvoorraad.

Stijgen
Voor passagiers is nauwelijks ruimte meer. Toch moeten er vierentwintig mee, weet Gillion. Op de ijzeren stangen van het geraamte van de laadbak worden vier houten planken geplaatst. Afhankelijk van de bagage eronder op een hoger of een lager niveau. M'n linker voet rust op een krat frisdrank. De rechter op een zak bananen. Een corpulente bosnegerin doet dienst als ruggesteun. Zo vangt de reis aan naar Pokigron. Het is inmiddels negen uur. Halverwege de stad wordt halt gehouden. Er moet nog een lading rijst bij. De passagiers voor in de laadbak klimmen zonder morren uit. Hun zitplaats wordt verwijderd, waarna de rijstzakken voor de frisdrank gegooid worden. Dan wordt de'' bank'' weer geïnstalleerd. Nog een verdieping hoger. Verder stijgen kan niet meer. De slachtoffers zitten met hun hoofd tegen de bovenkant van het dekzeil.

Benzine
Aan de rand van Paramaribo wordt benzine ingeslagen. Niet alleen de tank en de oliedrum worden gevuld, maar ook de jerrycans. Die moeten mee naar de dorpen aan de Surinamerivier, voorbij Pokigron, waar dringend behoefte is aan brandstof voor de buitenboordmotoren. Het traject tussen Paramaribo en Paranam is goed berijdbaar. Na het industriecomplex van de Surinaamse bauxietgigant Suralco gaat het asfalt over in onverharde weg. De snelheid wordt niet aangepast. Van alle kanten dringen wolken stof de wagen binnen. Langs de doppen van de jerrycans lekt benzine. Naast ons steekt een passagier een sigaret op. Bij een door het Jungle > Commando venwoeste brug is een post van het nationale leger gestationeerd. Een bouwsel van wat zeil en golfplaten op een heuvel langs de weg. De commandant van de post is kort van stof. De Nederlanders moeten terug. Opnieuw is het kapitein Godlieb die de zaak redt. Zijn onverstaanbaar betoog resulteert erin dat we door mogen, mits we onze paspoorten achterlaten.

Marteling
Een paar kilometer verderop is door de bewoners van Klaaskreek een brug afgesloten. Een protestactie in verband met de verpaupering van het binnenland door de jungle-oorlog, waardoor de elektriciteitsvoorziening, de medische zorg en het onderwijs zijn gestagneerd. Na wat overleg mag de truck passeren. Omdat de hoofdweg door een boomstam is gebarricadeerd moeten we over de nauwe zandwegen van het dorp tot voorbij de blokkade. Dan gaat het in volle vaart verder. Half één bereiken we Brownsweg. Bruinen en blanken zijn inmiddels veranderd in roodhuiden door het alles doordringende bauxietstof. De laatste vijftig kilometer is in één woord een marteling. De weg bestaat grotendeels uit kuilen. Apathisch hangen we tegen elkaar aan. Niemand reageert als met een felle knal een band klapt, wat een oponthoud van een half uur betekent. Kwart over drie stappen we geradbraakt uit bij de aanlegplaats voorbij Pokigron. Het gros van de passagiers stapt over in gereed liggende korjalen, nadat ze de chauffeur het reisgeld hebben betaald. Vijftig gulden per persoon, een bedrag waarmee een gezin uit Pokigron een week moet rondkomen.

Naaimachine
Bij een temperatuur van zevenendertig graden zeulen we met onze bagage langs het voetbalveld en het verwoeste elektriciteitshuisje. Tussen de restanten van Pokigron door naar het witte kerkje aan de rivier. Daar maken we kennis met een tiental dorpelingen die al eerder zijn gearriveerd. Onder hen is de vader van kapitein Godlieb. De 95 jaar oude bosneger zit roerloos op een bank voor de kerk. Aan zijn voeten scharrelt een tweejarig jongetje. Het enige kind in het dorp. Na een bad in de rivier volgt de beloofde rondleiding. Gillion treedt op als gids. Kapitein Godlieb spreekt door geen woord te zeggen, maar zo nu en dan een geblakerde pot te bestuderen of aan het wiel van een verbrande naaimachine op het fundament van een vernielde woning te draaien. Midden in het spookdorp stuiten we op een geschonden gasfornuis. Een monument dat herinnert aan de welvaart van het vernietigde dorp. Waar de hutten hebben gestaan is al niet meer te zien. De jungle rukt onweerstaanbaar op en heeft ook de resten van de houten woningen al overwoekerd. De enkele stenen huizen waarvan de buitenmuren zijn blijven staan hebben nog stand kunnen houden. Maar de tijd begint te dringen. In anderhalf jaar tijd is een wilde loot uitgegroeid tot een forse boom, die brutaal z'n takken door het skelet van een verwoest dak heeft gewrongen.

Hangmatten
De nacht onttrekt de ruïnes aan het gezicht. Voor de kerk knetteren kleine houtvuurtjes, waarop de vrouwen bananen en rijst koken. Het maanlicht trekt een glinsterende baan over de rivier. Vanuit de jungle klinkt het karakteristieke geschreeuw van brulapen. De mannelijke dorpelingen hebben zich teruggetrokken in de kerk. De preekstoel staat verloren in de kale ruimte. Uit praktische overwegingen zijn de banken in een hoek opgestapeld. Op de cementen vloer liggen tassen met kleding, twee buitenboordmotoren, een voorraad potten en pannen en een matras. Verder twee veldbedden, die zijn afgestaan door de militairen die in het dorp zijn gelegerd en een paar honderd meter verderop hun kamp hebben opgeslagen. Een olielamp verspreidt een romantisch licht. Gesproken wordt er nauwelijks. De mannen eten de rijst uit een pan en staren naar de schaduwen op de vloer, die bewegen door het flakkerende licht van de lamp. De matras blijkt bestemd voor de ouders van het kind, dat tussen hen in ligt. De veldbedden zijn voor Gillion en de voormalige hotelhouder van het dorp, die de hele dag druk is geweest met het reinigen van zijn erf met een gevorkte tak. Voor de resterende zeven zijn hangmatten aangebracht. Voorzichtig stappen we in. Drie vrouwen en viermannen. Bungelend aan twee balken, die met spijkers zijn bevestigd tegen de achterwand van de kerk en twee houten pilaren waarop de galerij rust.

Zwaar leven
De oud-inwoners van Pokigron die zijn ondergebracht bij familie, leven verspreid over Paramaribo. Margriet en Polane Joop trokken veertien jaar geleden al naar de stad. Ze wilden vooruit komen en hun kinderen een goede toekomst bezorgen. Polane verdient een mager salaris als bode op een ministerie. Margriet heeft twee werkhuizen. Het is een zwaar leven. Om vijf uur staat ze op om te koken voor man en kinderen. Om zeven uur moet ze bij de bushalte staan. Vanaf de markt, waar ze haar inkopen doet, reist ze door naar haar werkhuis. Daar blijft ze tot drie uur. Als ze half vijf thuis komt moet ze direct aan de voorbereidingen voor de avondmaaltijd beginnnen. Toch komt geen klacht over haar lippen. Zingend verricht ze haar werk bij de Nederlandse gepensioneerde verpleegster mevrouw Hage, die haar behandelt als een huisgenoot. Maar het heimwee naar Pokigron is ze nooit kwijtgeraakt. ,,Het was daar zo fijn", zegt ze treurig. ,,Alle vakanties gingen we terug. Met de kinderen kon je naar de rivier om te spelen en te zwemmen. Of je ging naar je kostgrondje om rijst en pinda's te planten. We waren bezig er een stenen huis te bouwen. Nu is alles verwoest."

Regenboog
,,Toen we hoorden dat het dorp vernietigd was, hebben we allemaal gehuild", bekent Polane.,,Toch waren wij er nog beter aan toe dan de mensen die in Pokigron woonden. Die hadden helemaal niets meer.'' Onder hen waren de ouders van Margriet: Simon Jeroe en zijn echtgenote. Berooid klopten ze bij hun kinderen aan. Met twee broeken, twee jurken en een aluminium pot. Van de drie slaapkamertjes in het kleine houten huis werd er één voor hen ingeruimd. De vijf kinderen en een voor onbepaalde tijd geadopteerd nichtje slapen sindsdien op de vloer. De zeventigjarige Jeroe beantwoordt de liefde die hij van zijn kinderen en kleinkinderen ontvangt met een dankbaarheid die van zijn gezicht afstraalt. Tevreden zit hij voor het huis en glimlacht naar zijn kleindochter Claudia, die in de open lucht op een tafel van afvalhout de afwas doet. Boven ons breekt de regenboog van Gods trouw door een schitterende wolkenlucht.

Geen haat
In Pokigron behoorde Jeroe tot de notabelen. Als basia had hij zitting in het dorpsbestuur. Hij mocht zich eigenaar noemen van een benzinestation, waarvan de omzet door de toename van het aantal buitenboordmotoren in het binnenland met het jaar steeg. Zijn vrouw runde het enige restaurant van het dorp. Nu is hij straatarm. Maar op de vraag of hij wraakgevoelens heeft, schudt hij met tranen in de ogen het hoofd. ,,Toen ik moest vluchten voelde ik me als Job. Naakt ben ik uit mijn moeders buik gekomen en naakt zal ik wederkeren. Ik heb alles in de hand van God gegeven. De Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen, de naam des Heeren zij geprezen. Hij heeft mij Zelf getroost. Ik was angstig en verdrietig en ik heb gebeden: Heere, geef mij een woord dat mij zal troosten. Toen heb ik mijn Bijbel geopend en ik las Psalm 31. Een gebed in nood. Het was alsof het voor mij geschreven was. Al mijn wraakgevoel vloeide weg. Hoe zou ik nog haat voelen, als de Heere Zelf mij troost. Ik ben gelukkiger dan de mensen die mij dit hebben aangedaan."i< />

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 2 januari 1991

Terdege | 64 Pagina's

De ondergang van een Surinaams bosnegerdorp

Bekijk de hele uitgave van woensdag 2 januari 1991

Terdege | 64 Pagina's