Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gebeden en smekingen geofferd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gebeden en smekingen geofferd

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die in de dagen Zijns vleses gebeden en smekingen tot dengene, die Hem uit de dood kon verlossen, met sterke roeping en tranen geofferd hebbende, en verhoord zijnde uit de vrees, hoewel Hij de Zoon was, (nochtans) gehoorzaamheid geleerd heeft uit hetgeen Hij heeft geleden, en geheiligd zijnde is Hij allen die Hem gehoorzaam zyn een oorzaak der eeuiwe zaligheid geworden. Hebr. 5 : 7-9

Gebeden en smekingen geofferd

In dit hoofdstuk van de Hebreënbrief wordt het hogepriesterambt van Christus verklaard en dat naar de ordening van Melchizedek. Daarvan zijn, naar vers 11, vele dingen te zeggen, welke zwaar zijn om te verklaren. Daaraan waren de Hebreën niet toe, want hoewel zij leraars behoorden te zijn vanwege de tijd waarin zij onderwezen waren, moesten zij eigenlijk de eerste beginselen nog leren, moesten zij nog maar met melk gevoed worden in plaats van met vaste spijze. Ook de apostolische leraars moesten nog al eens ontevreden zijn over hun gemeenten.

Maar nu dan de hoog-en diepingrijpende tekst van heden: Christus' hogepriesterlijke arbeid in Zijn lijden. Christus leed niet alleen in Zijn lijden, maar Hij deed ook wat in Zijn lijden. Hij offerde. Hij offerde gebeden en smekingen en Hij deed dat met sterke roeping en tranen. Hij deed dat in de dagen Zijns vleses. Dat is toen Hij ons vlees met al zijn zwakheden en pijnen had aangenomen. Nu is de Heere Jezus nog in ons vlees, in de hemel, maar nu heeft Hij de zwakheden en pijnen afgelegd en nu is Hij in ons vlees, maar dat verheerlijkt, zodat Hij eeuwige glans en kracht daarin verkregen heeft.

In de dagen Zijns vleses, dat zijn de dagen geweest van Zijn diepste vernedering, de dagen van Zijn ergste lijden. Als Hij ooit vlees geweest is van ons vlees, dan is het in Zijn lijden en sterven geweest. Dit zijn voor Hem ook maar „dagen" geweest. Dagen, maar die het gewicht der eeuwigheid droegen. Maar daarom zijn deze dagen ook voor Hem zo welgeteld en vol geweest. Hij heeft maar drie-en-dertig jaren geleefd op de aarde. Hij heeft maar drie jaren gepredikt, geleerd. Hij heeft maar drie dagen in het graf gelegen. Hij heeft maar twee dagen, de donderdag en de vrijdag, geleden, dat wil zeggen het begon op de donderdagavond met het Avondmaal, toen die nacht en daarna die vrijdag, de Goede Vrijdag genoemd. Op deze dégen Zijns vleses ziet dus onze tekst. Toen heeft Hij gebeden geofferd, in die nacht in de Hof van Gethsemané en voornamelijk op die middag in de zwarte duisternis van de drie uren aan het kruis. De Heiland heeft vele malen gebeden en Hij heeft veel gebeden op een berg, in de woestijn tijdens de verzoekingen gedurende veertig dagen, en nu weer in de Hof en weer op een berg, namelijk de Golgotha. Wij kennen slechts enkele van deze beden inhoudelijk, namelijk die Hij aan Zijn kruis deed. Dat waren er drie, slechts drie, maar welke beden: „Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen", een bede voor de kruisigers, die wel heerlijk mijns bedunkens verhoord is, als ik hoor tot welke belijdenissen èn de hoofdman èn de soldaten gekomen zijn. Dat is een borgtochtelijke bede, een offerbede, waarin Hij biddend voor de kruisigers, Zichzelf aan het kruis en aan de kruisiging overgeeft.

Dan de tweede bede, aan het nu opgerichte kruis: „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? " Dat is een bede uit de diepte van de helse verlatenheid. Het waarom, waarop maar één antwoord is: „Opdat wij nimmermeer van God verlaten zouden worden!" Deze bede, deze klacht, riep Hij met luider stem. Met sterke roeping. En de derde bede aan het kruis: „Vader, in Uwe handen beveel ik Mijn Geest." Ook deze bede bad Hij met grote stem. Met sterke roeping.

De beden in Gethsemané zijn ons niet geopenbaard. Maar deze Schrift van onze tekst bewijst, dat ook daar sterk geroepen moet zijn, als Hij al de beden voor Zijn volk, al de borgtochtelijke beden gebeden heeft. Ook dit waren offerbeden: Hij bad voor-hen, in hun plaats, hun ten goede.

De Borg heeft ook tranen geofferd. Wij lezen aan het kruis niet, dat Jezus geschreid heeft. Wel gebloed. Wij lezen ook in Gethsemané niet dat Jezus geweend heeft, wel heeft Hij druppelen bloeds gezweten. Dat bloed — zo zwaar in helse pijn en smart uitgeperst is natuurlijk met het plengen van tranen gepaard gegaan. Zijn ziel is geheel bedroefd! Mijn bewijs? De hel is de plaats waar wening is en knersing der tanden. Christus heeft natuurlijk niet in ergernis met de tanden geknerst, maar Hij heeft wel en wel degelijk de smart, de droefheid van de straf der zonde en de helse verlatenheid gesmaakt — ten volle. Vandaar die tranen. Tranen worden doorgaans in het verborgene geschreid. Met tranen wordt nooit reclame gemaakt. En een offer maakt ook geen reclame. Zo heeft dan de Christus gebeden en smekingen geofferd met sterke roeping en tranen. Zijn gebeden waren smeekgebeden, met sterke smekingen.

Wat een troost. Hij heeft geschreid om genade, Hij heeft gebeden om genade, Hij heeft geroepen om genade, Hij heeft gesmeekt om genade voor zondaren. En dat gepaard met de offers van Zijn bloed en tranen.

Uit lijden gehoorzaamheid geleerd

„De Heere Jezus heeft gebeden en smekingen gedaan tot dengene, die Hem uit de dood kon verlossen en Hij is verhoord uit de vreze." Hoe heeft de Heere gevreesd voor de dood, omdat Hij wist, dat daarin de vloek Gods lag op de zonde. Vandaar Zijn bede: Vader, indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker van Mij voorbijgaan, maar niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede." De dood is de koning der verschrikking. En de vloek Gods is niet te dragen, in de hel met haar benauwdheden is niet te zijn — daar is het eeuwig omkomen. God de Vader had Hem de dood kunnen sparen, maar Hij heeft dat niet gewild, omdat aan Gods recht voldaan moest worden. Zo heeft aan dat recht niet voldaan kunnen worden, of het moest zijn tot de prijs van de dood van de Middelaar. Daarop hebben de Joden gezinspeeld, als zij Hem verwijtend toevoegen: Laat Hij Hem nu verlossen, indien Hij Hem wèl wil", Matth. 27 : 43. De Vader had Hem uit de dood kunnen verlossen, maar Hij heeft dat niet gedaan dan nadat Hij de dood ten volle gesmaakt had. Toen heeft Hij Hem inderdaad uit de dood verlost, toen Hij namelijk

opgestaan is. Calvijn ontleent aan Christus' toevlucht nemen tot de Vader in dood en doodsnood redenen voor de kerk. dat Christus tot de rechte toevlucht, namelijk God alleen, die toevlucht ook genomen heeft, opdat de kerk dat achter Hem eveneens zoude doen. Tot Hem, tot Hem alleen, Die niet redt van de dood en Die toch redt door de dood heen. Zo is Christus ook verhoord uit de vreze, maar niet dan nadat Hij door al de vreze is heengegaan.

Daarom staat er „dat Hij (nochtans) gehoorzaamheid geleerd heeft uit hetgeen Hij geleden heeft, hoewel Hij de Zoon was". Hij heeft het üjden ten volle doorstaan en Hij heeft er gehoorzaamheid uit geleerd. Hij is niet door geweld van Zijn Vader gedwongen om die weg te gaan, maar Hij is hem gewillig gegaan, maar het is niet gegaan dan stap voor stap. Het is een kruisweg geweest, het is de weg des doods geweest, het is de weg van de nederdaling ter helle geweest, tot in de Godverlatenheid toe, met al de spot en de laster, die Hem daar overkomen is en met de ondragelijkse helse last. Hoe heeft Hij profetisch geklaagd: „Ik ben zeer zwak, de lasteringen snijden Mij door de ziel." „Hetgeen Ik niet geroofd heb, moet Ik alsdan wedergeven." „Mij is bange."

Gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij geleden heeft. Hoewel Hij nooit enige ongehoorzaamheid begaan heeft, hoewel Hij de Zoon was, de gehoorzame Zoon des Vaders. Met hoeveel recht kon Hij zeggen: „Het is Mijn spijze, dat Ik doe de wil des Vaders." Met hoeveel recht kon Hij zeggen: „Ik heb lust, o mijn God, om Uw welbehagen te doen." Hier, in Zijn lijden en in Zijn sterven, is Hij bezig om Gods wil en om Gods welbehagen te doen. Nergens blinkt het welbehagen Gods dieper en schoner dan in het lijden en sterven van Gods eigen Zoon. Hier gaf God Zijn Zoon over en de Zoon aanvaardde gehoorzaam deze weg. In alles, wat de Zoon leed, ontmoette Hij de wil des Vaders en boog Hij onder die wil. Gehoorzaamheid geleerd van stap tot stap in die lijdensweg, gehoorzaamheid geleerd zelfs uit de weg des doods, zelfs uit de weg van de nederdaling ter helle. Christus is gegaan de weg van de Zelfverloochening, zelfs de weg van de Zelfontlediging, van de Zelfvernietiging. Hier heeft de Borg de grondwet van Zijn Koninkrijk met Zijn bloed ondertekend: „Zo wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen en wie zijn leven zal verliezen om Mijnentwil en om des Evangelies wil, die zal het behouden." De weg van de Borg was een kruisweg: sterven om te leven. De weg van Zijn kerk is ook een kruisweg: sterven om te leven. Hij heeft gehoorzaamheid geleerd „uit" hetgeen Hij geleden heeft. Van stap tot stap. Daarom heeft Hij er ook niets uit kunnen missen en ook niets uit willen missen. Door al Zijn weg staat in vlammend schrift: „Niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede." Gehoorzaamheid in alle lijden, in alle leed en smart, gehoorzaam tot in de dood.

Mijn God, Mijn God, waarom verlaat Gij mij, En redt Mij niet, terwijl ik zwoeg en strij'. En brullend klaag in d' angsten, die ik üj'.

Dus fel geslagen? 't Zij ik, mijn God, bij dag moog' bitter klagen. Gij antwoordt niet;

't Zij ik des.nachts moog kermen. Ik heb geen rust, ook vind ik geen ontfermen In mijn verdriet.

Al wie mij ziet, bespot mij, boos te moe; Men schudt het hoofd, men steekt de lip mij toe. Daar ik 't gebed tot God vertrouwend doe. Moet ik nog horen: Dat God, op Wie Hij steunt, Hem gunstig' oren Verleen, Hem redd'. Dat Die nu hulp doe komen En Hem, in Wie Hij heeft Zijn lust genomen In ruimte zett'!

Een oorzaak der eeuwige zaligheid

„en geheiligd zijnde, is Hij allen die Hem gehoorzaam zijn een oorzaak der eeuwige zaligheid geworden."

Christus is door al dit lijden geheiligd, dat wil zeggen God gewijd, gewijd tot het priesterschap. Heilig was de Heere Christus, volmaakt zonder zonden en als zodanig heeft Hij Zich geheiligd, zodat Hij zeggen kon: „Ik heilige Mijzelf voor hen, opdat zij in waarheid geheiligd zijn." Hij is priester geworden in dat geheel enige priesterschap naar de ordening van Melchizedek, dat is naar dat oorspronkelijke en eenmalige priesterschap, dat niet in erfopvolging bestond gelijk het Aaronietische priesterschap, opdat Hij door Zijn eenmalige offer volkomen heiligen zou degenen, die door Hem tot God gaan.

En die door Hem tot God gaan, die zijn naar onze tekst degenen, die Hem gehoorzaam zijn. Die Hem namelijk gehoorzaam zijn als Borg, als Zaligmaker, die Hem namelijk gehoorzaam zijn om zich door Hem te laten zaligen. Dat zijn zij, die als schuldigen tot Hem gaan om in Zijn offer genoegdoening, voldoening te leren zoeken en vinden.

Die met hun schuld en zonden tot Jezus gaan, die zullen niet te vergeefs tot Hem gaan. Zo staat Hij nodigend onder het volk: „Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven, en neemt Mijn juk op u, want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht." Zo staat Hij middels Zijn knechten, de Evangeliedienaren, onder het volk en zegt: „Wij bidden u van Christuswege, alsof God door ons bade: Laat u met God verzoenen, want Dien, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods door Hem." De gehoorzaamheid, die Christus vraagt, is een Evangelische gehoorzaamheid.

En zo is Hij dan allen — ik zeg: allen — die Hem gehoorzaam zijn, een oorzaak van eeuwige zaligheid. Daar is geen andere gehoorzaamheid. Daar is geen gehoorzaamheid der wet, die u pasklaar maakt voor genade. Daar is geen gehoorzaamheid der vroomheid of der deugden, die u pasklaar maakt voor genade. Daar is alleen de gehoorzaamheid van de arme zondaar, die om genade komt, die doet komen. Maar die ook beslist. Maar die ook bij allen. Allen, die tot zaligheid komen, die om zaligheid komen. Hun is Hij een oorzaak, de oorzaak der eeuwige zaligheid geworden. Wie tot Zijn offer komt, zal daarin vrede vinden, zal daarin vrijheid vinden, zal daarin zaligheid vinden. Zaligheid, hier bij voorsmaak, zaligheid straks volmaakt en eeuwig.

S.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 april 1976

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Gebeden en smekingen geofferd

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 april 1976

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's