Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„HEILIGE” AARDE EN RIMMONS TEMPEL.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„HEILIGE” AARDE EN RIMMONS TEMPEL.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

II Kon. 5:17-19a.

Onder de sympathieke figuren in de Heilige Schrift behoort ook die van Na& man. De Heere Jezus noemt hem ook als een beschamend voorbeeld voor het hardnekkige Israël.

Ons is hij zelfs min of meer populair geworden, want hij was goed voor zijn ondergeschikten. Voor zijn Israelietisch dienstmeisje en voor zijn soldaten die hem zelfs „vader" noemden.

Er komen in zijn geschiedenis enkele kleinere trekjes voor, die ook voor ons van belang zijn en waaruit wat te leren valt.

Tot die trekjes behoren:

le. Zijn zonderling verzoek,

2e. Zijn vraag om excuus.

De geschiedenis van Naaman is ons wel bekend. „Hij was een strijdbaar held, doch melaats." En daarmee wordt door zijn strijdbaarheid meteen era bittere streep gehaald. Het „maar" kwam aan het einde.

Hoe hij genezen is, weten wij. Dat Israelietisch meisje wees hem op Eliza. In dezelfde Jordaan, eerst door hem veracht, werd hij even later gereinigd. Eliza was voor hem de deur niet uitgekomen toen Naaman daar „in groot gala" voor zijn huis verscheen. De Majesteit van het Woord doet geen voetval voor aardse grootheid. Dat mag dus Christus' Kerk en dienaar ook niet doen.

Naäman voelde zich eerst nog al gepikeerd, maar hij luistert toch naar de verstandige raad van zijn knechten en wast zich in de Jordaan, naar het voorschrift zevenmaal.

Wat is hij dankbaar wanneer hij genezen is. Hij wil Eliza met geschenken overladen, maar de man Gods neemt ze niet.

Nu komt Naaman met een zonderling verzoek: „Laat toch Uw knecht gegeven worden een last aarde van een juk muildieren......

Hij vraagt dus wat aarde mee te mogen nemen van het heilige land zoveel als twee muildieren dragen kunnen. Van die „heilige aarde" wil hij een altaar bouwen in zijn eigen land, om daarop brand-of slachtofferen de Heere te offeren.

Een echt heidense gedachte dus. Men dacht, door het land mee te nemen, dat dan de god van dat land ook meeging, omdat de godheid aan de bodem gebonden was.

Naäman viel hier nog al in uitersten. Hij had eerst gezegd, dat de rivieren van Damascus, de Abana en de Parpar, beter waren dan alle wateren Israëls. En nu is hem het land Kanaan zó „heilig" geworden, dat hij de bodem zou willen kussen en het hele land wel mee zou willen nemen. Dacht U, dat een heiden alleen in uitersten valt? En Simon Petrus dan, die eerst tot de Heere Jezus zeide: „Gij zult mij de voeten niet wassen in der eeuwigheid!" en even later roept: „Heere, niet alleen de voeten, maar ook de handen en het hoofd!"

Wij weten niet of Naaman verder heiden gebleven is. Wel weten wij, dat iets van zijn gedachten ook onder ons voorkomt. Ook wij binden, onbewust, de Heere nog wel eens aan een bepaald land of aan een bepaalde plaats of aan een bepaalde kerk. Wij spreken wel eens van „de God van Nederland" in een zin alsof Hij niet de God van alle landen zou zijn.

Precies als de Samaritaanse vrouw kunnen we nog een kwestie maken van de plaats der aanbidding, terwijl de Heere zegt, dat Hij aan tijd of plaats niet gebonden is. Er is geen bepaald stuk „heilig land" waar de Heere meer zou zijn dan elders.

Wij hebben soms ook de neiging, om stukjes „heilig land" apart mee te willen nemen, het leven door. Stukjes, waarop en waarvan wij bijzonder genoten hebben. Een kerkje in zakformaat zouden wij gaarne meedragen op onze reizen, met ons eigen uitgezochte dominees met bepaalde mooie teksten die voor ons onvergetelijk waren, dan hadden wij verder met geen mens te 'maken. Maar wij vergeten, dat wij op die manier weer bezig zijn, een eigen kerk of tempeltje te formeren.

Neen, de ware Christen weet wel, dat het hier op aankomt „een stukske van het heilig land", een stukske van Jeruzalem in het eigen hart te dragen. Op de plaats, waar wij Zijn, in de kerk of thuis of onder ons werk kan Hij dat heilig land scheppen. Wanneer Hij door Zijn Geest Zijn Woord op ons in laat werken, dan is het: „Trek Uwe schoenen van Uwe voeten!" Hij overtuigt ons van zonde, maar rechtvaardigt en heiligt ook door Christus' bloed en Geest. En dan behoeven wij verder niets mee te nemen, want dat heilsgoed verlaat ons in geen land ter wereld.

En nu vraagt Naaman nog wat: hij vraagt om excuus, „In deze zaak vergeve de Heere Uw knecht!" zegt hij. Hij wil immers aan de Heere offeren, want Israëls God is alleen God. Toch moet Eliza hem één gang niet kwalijk nemen. Wanneer Naamans heer, koning Benhadad, in Rimmons tenten zal gaan en Naaman dan mee moet, omdat de koning dan op zijn hand leunt, dan zal hij dus ook mee buigen moeten als de koning buigt. Dat moge Eliza hem vergeven, dat éne buiginkje per dag voor Rimmon. Hij smeekt „om deze kleine concessie.”

Hij vraagt dus aan Eliza niet om raad, wat hij in dat geval moet doen. Neen, het staat bij hem vast, dat hij het zal doen; alleen hij vraagt om „een aflaatje", want het conflict der plichten dringt zich duidelijk aan hem op. Er over te filisoferen of Naaman bekeerd was, is tamelijk onvruchtbaar. Gods Woord laat er zich niet verder over uit.

Er zijn er, die hem vrijpleiten en zeggen: hij kon niet anders. Bovendien aanbad hij zelf Rimmon niet meer. Dit laten wij rusten. Wel zeggen wij: vermoedelijk was Naamans zorg voorbarig. Het is waarschijnlijk nooit weer voorgekomen, dat Syrië's koning nog op Naamans hand geleund heeft, want Benhadad stierf spoedig.

Wij maken ons vooruit wel eens bezorgd over dingen, waarvoor wij bewaard Wijven. Overigens kunnen wij de Heere nooit genoeg om kracht en licht vragen in de moeilijke verwikkelingen van het leven.

Er zijn zoveel mensen, die met deze dingen te gauw klaar zijn. Ze willen belijdende leden der kerk zijn, alleen dat éne kniebuiginkje moet men hun niet ten kwade duiden. Ik noem hier nu liever geen voorbeelden, want voor de een is het dit en voor de ander weer iets anders. Maar dit moet ik wel zeggen: het Christendom met het éne excuus is het rechte toch nog niet.

Uit Eliza's antwoord heeft men wel opgemaakt, dat hij Naamans eventuele g"ang naar Rimmon heeft goedgekeurd. Maar wat zei de profeet? „Ga in vrede!" Dat was eenvoudig een afscheidsgroet. Meer niet.

Er zijn hier dingen, waar de beste profeten niet over oordelen kunnen. Dat zijn zaken tussen de Heere en onze ziel.

Als wij de raad van Gods Woord leerden opvolgen, dan heeft de Heere ons ook genezen in de Zoon Zijner liefde. Dan weten wij, in beginsel althans, eens en voor goed, wat wij aan Hem hebben in leven en in sterven. De aantrekking van Rimmons huis is er dan wel uit en er af. De nieuwe aantrekking is immers geboren, n.1. deze:

„Ik zal met vreugd in 't Huis des Heeren gaan, Om daar met lof Uw grote Naam te danken."

In Christus Jezus hebben wij alles, wat tot onze zaligheid van node is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1960

Alle Volken | 8 Pagina's

„HEILIGE” AARDE EN RIMMONS TEMPEL.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1960

Alle Volken | 8 Pagina's