Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kontakt met buitenstaanden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kontakt met buitenstaanden

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dhr. A. v. W. te A. schrijft het volgende:

„Allereerst onderstreep ik ten volle, dat men in het algemeen schromelijk te kort schiet in het benaderen van andersdenkenden en/of buitenkerkelijken, terwijl men wegens valse schaamte of gemakzucht zwijgt, waar gesproken zou moeten worden. Inderdaad is de grote oorzaak van deze nalatigheid, dat de liefde van Christus ons niet dringt, want als die liefde in ons zou branden, zouden valse schaamte en gemakzucht niet in aanmerking komen. Ja, wanneer men zich opsluit in zijn eigen kringetje, zonder zich ooit te bekommeren om het zieleheil van hen, die buiten de kerk leven, is er sprake van „onheilig isolement".

Wanneer u hieronder echter ook verstaat de algemene behoefte om met gelijkgezinden om te gaan, kan ik dit standpunt niet volledig onderschrijven. Men zoekt bij voorkeur zijn intieme vrienden onder hen, die wat religieuze opvattingen betreft, tot onze eigen kring behoren. Dat wil niet zeggen, dat men daarnaast niet geroepen zou zijn ook contact te zoeken met mensen, die buiten de kerk leven, om op deze wijze evangelisatiewerk te verrichten, doch deze omgang is van geheel andere aard.

Ook gevoelt Gods Volk zich doorgaans hechter aan elkaar verbonden, dan aan hen, die zich met geen godsdienst bemoeien, wat uiteraard begrijpelijk is.

Wij lezen in Gods Woord; „komt hoort toe, allen die God vreest enz." Wanneer een mens door God getrokken wordt, gevoelt hij een innerlijke behoefte om met Gods Volk hier over te spreken, ja hij gevoelt zich hechter aan hen verbonden dan voorheen. De gemeenschap tussen gelijkgezinden is in het algemeen van andere aard, dan de verhouding waarin men tot andersdenkenden staat.

De Heere Jezus zocht inderdaad „vijanden" op, want Hij is gekomen om hen met God te verzoenen, maar de verhouding tot zijn discipelen droeg toch een intiemer karakter. We zouden ook kunnen vragen, waarom is Ruth niet in Moab gebleven, in plaats van met haar moeder Naomi mee te gaan. Zou ze in Moab geen vruchtbare arbeid hebben kunnen verrichten onder haar landgenoten, door met hen te spreken over de enige ware God? "

In de H.C. belijden we onder de „gemeenschap der heiligen" te verstaan: (1) „dat de gelovigen allen en een iegelijk, als lidmaten aan de Heere Christus en al Zijn schatten en gaven gemeenschap hebben"; (2) „dat elk zich moet schuldig weten, zijn gaven ten nutte en ter zaligheid der andere lidmaten gewilliglijk en met vreugde aan te wenden".

De omgang met „gelijkgezinden" is hier m.a.w. niet een doel in zichzelf. Nee, omdat de gelovigen in gemeenschap met de Heere Christus en al Zijn schatten en gaven leven, moeten zij zich schuldig weten hun gaven in dienst te stellen der andere lidmaten; „ontvangen om door te geven!" Ja, ook in dienst te stellen van de lidmaten met lastige karakters, of uit een andere maatschappelijke kring, etc. Want.... „in Christus Jezus is noch Jood noch Griek, noch man noch vrouw".

De gemeenschap der heiligen is een gave van God, niet een behoefte van de mens, en daarom ook een opgave. Deze opgave kan ingaan tegen mijn diepste behoeften (zelfhandhaving e.d.), is géén van-zelf-sprekende zaak. Waar ze wel zo opgevat wordt, ontstaan kerkscheuringen enz.

In Christus' gemeente heeft elk lid zichzelf te kruisigen, en dit uit.... dankbaarheid! De gemeenschap der heiligen is niet alleen opgave, maar ook gave: een iegelijk die liefheeft Degene, Die geboren heeft, die heeft ook lief degene die uit Hem geboren is" (1 Joh. 5 : 1).

In de laatste vijftig jaar heeft de geref. gezindte op maatschappelijk terrein allerlei chr. organisaties opgericht. Dit gebeurde veelal uit nood zaak, maar naderhand toch ook wel uit een machtstreven óf „soort zoekt soort"; denk aan chr. wandelclubs e.d.

De buitenstaanden hebben zich ook verschanst in hun organisaties. Door deze ontwikkeling zijn de natuurlijke kontakten tussen kerkleden en buitenstaanden vaak moeilijk, soms onmogelijk, geworden. En dit, terwijl die kontakten zo belangrijk zijn om het Evangelie door te kunnen geven. Want hoe voelt u zich als een „Jehovagetuige" bij u aanbelt?

Dit is géén natuurlijk kontakt, de Jehovahgetuige is slechts in ons geïnteresseerd voorzover het ons „zieleheil" (in zijn ogen) betreft.

God gebiedt ons echter om onze naaste lief te hebben naar ziel én lichaam; het aardse, dagelijkse, leven heeft met deze liefde alles te maken. Denk aan de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan! Jezus preekte niet alleen met woorden, maar óók met daden: Hij genas zieken, spijzigde de schare, enz. Waarom? het Koninkrijk Gods omvat de hele mens, dus niet alleen de ziel, maar ook het lichaam: het aardse leven.

Nu de vraag „waarom is Ruth niet in Moab gebleven? ". Deze vraag kan met een tegenvraag beantwoord worden: waarom bleef Naaman n)iet in Israël en werd hij teruggestuurd naar Syrië met „ga in vrede"? (2 Kon. 5) Het antwoord op de eerste vraag vinden we in het geslachtsregister van Jezus Christus: „en Boaz gewon Obed bij Ruth" (Matth. 1).

Jezus Christus is niet alléén uit geboren kerkmensen (israëlieten), maar ook uit gewezen heidenen voortgekomen, want Hij is de Zaligmaker der wereld (jood en heiden). En Ruth werd in dit heilsplan opgenomen, moest dienstbaar zijn aan de verwezenlijking daarvan.

Het antwoord op de tweede (tegen) vraag horen we in: „en komende, heeft Hij door het Evangelie vrede verkondigd u die verre waart (heidenen) en dien, die nabij waren (joden)".

Het kostte Petrus — ook ons! — moeite om dit te aanvaarden. In een visioen wordt hij tot drie keer toe vermaand om de heidenen het Evangelie te brengen. En als hij dan aan Cornelius het Evangelie brengt, zegt hij verwonderd „dat God geen aannemer des persoons is; maar in allen volke is, die Hem vreest en gerechtigheid werkt, Hem aangenaam".

„De akker is de wereld", dit wil óók zeggen dat wij nooit en tenimmer het Evangelie in zijn loop mogen belemmeren door onszelf af te sluiten van hen, voor wie het nu net bestemd is: de buitenstaanden.

Maar even belangrijk is de geestesgesteldheid van de kamerling, die zijn weg — naar de buitenstaanden! — met blijdschap reisde, omdat hij door de verkondiging van Filippus Jezus ontmoet had. Kent u die geestesgesteldheid?

We zien hieruit dat we de kerk niet missen kunnen. De Heilige Geest wil Zich immers van de verhouding van het Woord en van de dienst der Sacramenten bedienen om daardoor het zaligmakende geloof te werken en te versterken, want dit is noodzakelijk om de buitenstaanden tot zegen te kunnen zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1963

Daniel | 8 Pagina's

Kontakt met buitenstaanden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1963

Daniel | 8 Pagina's