Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS 36

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS 36

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vanuit de geschiedenis wordt het ons door Paulus duidelijk gemaakt dat er wezenlijk verschil is tussen het zijn in de dienstbaarheid van de wet en het leven uit de vrijheid van het Evangelie. En hiervan is Abraham de oorzaak in het eerste en Christus is het leven in het tweede. Het gaat hier niet over het zijn van de mens in de staat van dienstbaarheid door de verbreking van het werkverbond, want van nature leeft elk mens uit de wortel van eigengerechtigheid. De wet van het werkverbond is in ons de kracht van de zonde. Waarmee wij wel terdege rekening hebben te houden. Want al is een mens het leven der genade deelachtig, zodat hij de wet van Christus heeft liefgekregen, dan nog woelt en werkt de wet der dienstbaarheid in hem. En dat kan het nieuwe leven drukken, kwellen en doen afdwalen van de Heere.

Gewoonlijk ziet men in die wettische godsdienst niet zoveel gevaar. Men blijft er nog een christen mee en het gebruik van de sacramenten wordt uit kracht daarvan niet ontzegd. Men kan zichzelf in het gebruik daarvan zegenen en zalig spreken alsof het met de Heere gevierd was.

Het gaat in de grond der zaak om twee moeders. De eerste moeder heet Agar die vanuit haar dienstbaarheid kinderen der dienstbaarheid baart. De tweede is Sara die het kind der belofte heeft gebaard door het wonder der genade.

De berg Sinai werd oudtijds Agar genaamd, een berg in Arabië „en komt overeen met Jeruzalem dat nu is, en dienstbaar is met haar kinderen.”

En toch wordt al die godsdienst door de Schrift de woestijn ontmoet tot zegen en zaligheid van Israël. En dat bleef zijn diepe betekenis houden door al de eeuwen heen. Zodat Jeruzalem uit kracht van dat verbond de stad des Heeren genaamd werd in de heerlijkheid van Zijn heilsopenbaring.

En toch wordt al die godsdienst door de Schrift veroordeeld tot dienstbaarheid. Het was een godsdienstige dienstbaarheid waaruit nooit iets goeds is voortgekomen tot zegen en zaligheid van het hart. Dat ons opgehelderd moet worden om te komen tot het wezen der zaak.

Al was Abraham kind des Heeren, de vader der gelovigen, dan was hij daarom nog niet in staat Gods belofte tot vervulling te brengen. En dat wist hij heel goed, zodat hij daarin echt werkzaam was en door ongeloof niet getwijfeld heeft aan de belofte Gods.

Toen Maria Magdalena bij het ledige graf stond te wenen vanuit haar innig verlangen naar de Heere Jezus, was zij echt werkzaam in het geloof. Het ging in haar hart om de Heere. Maar hierin was zij niet recht werkzaam, daar zij niet de nodige aandacht aan het woord van Zijn opstanding geschonken had. En zo was Abraham niet recht werkzaam als hij de vervulling van Gods belofte langs de weg van de dienstbaarheid zocht. Wat in zijn huis en leven vèrstrekkende gevolgen had.

En nu gaat het in Gods heilsopenbaring om dit woord: „De mens die deze dingen doet, zal door dezelve leven.” En dat moet geschieden vanuit de mond des Heeren en naar het Woord des Heeren. Wat daarvan afwijkt zal geen dageraad hebben. Het doen in gehoorzaamheid aan de Heere is het doen des geloofs, opdat de vervulling van Gods belofte verkregen mocht worden van de Heere. Maar in het doen om dat te verkrijgen is het doen van de wet. Wie geloofd zal hebben wordt zalig, maar een mens wordt niet zalig omdat hij geloofd heeft. En toch gaat de mens daaraan in zijn bliddheid voorbij. Velen geloven in de Heere Jezus en omdat zij geloven rekenen zij vast op het ingaan in de eeuwige heerlijkheid. En hebben daarin het getuigenis van de Heilige Geest niet nodig.

Maar laten wij het toch ter harte nemen dat we door een uitwendige onderhouding van Gods inzettingen geen deelgenoot kunnen worden van de eeuwige zaligheid. In het doen des geloofs wordt de kinderlijke afhankelijkheid beleefd. Abel ontving in zijn gelovig werkzaam zijn omtrent het offer getuigenis van de Heere. De Heere geeft getuigenis van en in het geloof dat door de liefde werkt in het hart tot verwondering. Het is niet mogelijk de vervulling van Gods belofte te verkrijgen in de weg van berekening. Abraham heeft zich in de geboorte van het kind der dienstbaarheid wel verblijd, maar het is hem nooit tot zegen geweest.

En nu is het voor ons de vraag, of het leven vanuit de belofte van het Evangelie ons dierbaar is geworden. Hij komt in en door het Evangelie tot ons met de belofte van de besnijdenis des harten door Zijn Geest. De noodzakelijkheid van de wedergeboorte en de mogelijkheid van de wedergeboorte wordt ons gepredikt, opdat ons hart er mee werkzaam zou worden in afhankelijkheid van de dierbare werkingen van de Heilige Geest.

En dat, terwijl de Geest des Heeren met ons twist in onze consciëntie. Elk mens heeft van nature een geopende consciëntie, die spreekt en het niet moede wordt ons te waarschuwen en te wijzen op de noodzakelijkheid en mogelijkheid van de waarachtige bekering, zolang wij haar niet hebben dichtgeschroeid, om zorgeloos voort te leven door alle verantwoordelijkheid van ons af te schuiven.

Elk mens kent van nature in een meerdere of mindere mate gebedsverhoring, waardoor hij verplicht wordt met des te meer ernst de vernieuwing des harten te zoeken, door er geen droggrond van te maken. Of hij moet net doen als de negen melaatsen, die van de Heere verhoring ontvangen hadden en niet meer naar Hem omzagen als of er niets gebeurd was. Maar zonder daaraan terug te denken blijft dat liggen voor hun verantwoordelijkheid tot op de grote dag des gerichts.

Wee de mens die aan godsdienst en kerkelijkheid genoeg heeft. En denken met het licht van hun verdorven verstand de Bruidegom tegemoet te gaan met de gedachte van te zullen ingaan. Zij hadden de olie des Geestes niet nodig tot vernieuwing des harten. En zie, zij kwamen te staan voor een gesloten deur om weg te zinken in de buitenste duisternis. En dat veroordelen wij in de dwaze maagden om ons eigen kwaad te bedekken. Want diezelfde dwaasheid is elk mens aangeboren en dat is een dodelijke kwaal, waarvoor het wonder van Gods genade nodig is tot vernieuwing des harten.

Staat en leeft ons hart wel tot roem van Gods genade in het geloof dat werkt vanuit die liefde die ons is geopenbaard in de beloften van het Evangelie? Zou een onvruchtbaar geestelijk leven niet haar oorzaak kunnen hebben in het zitten op een droggrond? Men heeft vergeving der zonden en is bekeerd, door er met blijdschap aan te denken. Maar daarin is niet de wasdom der genade, de beleving van de waarachtige bekering die steeds meer diepgang moet bekomen in ons hart en leven, tot verkrijging van de hartelijke vreugde in God door Christus. En lust en liefde naar de wet Gods in alle goede werken te leven. Opdat wij met de stroom van een wettische en vormelijke godsdienst niet meegevierd zouden worden naar de Dode Zee. En zo moet Gods kind tegen de godsdienstige stroom van onze tijd in, en dat in afhankelijkheid van de dierbare werkingen van de Heilige Geest.

Galaten 4 : 24, 25 .

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 november 1975

Bewaar het pand | 4 Pagina's

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS 36

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 november 1975

Bewaar het pand | 4 Pagina's