Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Moeders over kinderkleding

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Moeders over kinderkleding

„Als je veel naait, vind je het in de winkel al gauw duur"

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ik let vooral op de prijs." „Kwaliteit vind ik ook belangrijk." „Ach, met één seizoen zijn ze eruit gegroeid." „Maar ik kan het naar de anderen doorschuiven. "Vijf moeders maken elkaar deelgenoot van het wel en wee rond kinderkleding. Naaien doen ze allemaal. „Een lap ribstof voor 12,50, ik haalde er een rok en een giletje uit!"

Kinderkleding is een onderwerp dat moeders bijzonder interesseert en waar ze urenlang over kunnen praten. In elk geval de vijf die op een middag bijeen waren in het huis van mevrouw Van Wijngaarden uit Capelle aan den IJssel (3 dochters, 7, 6 en 3 jaar). Dat waren verder mevrouw Snoep uit Nieuw-Beijerland (kinderen van 21, 19, 15, 14 en 7 jaar), mevrouw Batenburg uit Oud- Beijerland (25, 23, 14 en 8 jaar), mevrouw Van Heerde uit Rotterdam (24, 21 en 11 jaar) en mevrouw Schouten uit Andel (14, 12, 10, 7 en 3 jaar).

Mevrouw Snoep deelt mee dat zij de meeste kleding naait.
Mevr. Batenburg: „Dat hangt van de prijs af. Er is wel genoeg te koop, maar het is zo prijzig."
Mevr. Van Heerde: „Vroeger heb ik veel genaaid, tegenwoordig gaat dat niet en koop ik veel. In de uitverkoop is het zo goedkoop, daar kun je niet tegen naaien."
Mevr. Schouten: „Rokken naai ik, de rest koop ik. Ik maak toch wel zo'n 10 tot 15 rokken per seizoen, ik heb vier meiden. Ze zijn er zo gauw uitgegroeid."
vH.: „O, ik deed het altijd heel simpel, een stukje elastiek in de taille en klaar."
Sch.: „Nee, ik probeer er wel wat werk van te maken."
Sn.: „Och, als ze er nu toch een sweater over dragen."
Sch.: „Ja, maar tien van zulke rokken om je heen word je zat."
Mevr. Van Wijngaarden: „Ik naai niet zo veel. Ze mogen om de beurt zeggen wat ze willen hebben."
Sn.: „Weten ze dat dan? Soms loop ik drie keer de winkel met ze door en dan weten ze het nog niet." Voor jongens blijkt nauwelijks genaaid te worden, behalve als ze nog klein zijn.
Sn.: „Ik heb een keer een verkeerde broek gemaakt, toen was het over."
vH.: „Mijn zoontje heeft een dikke taille, dat is een ramp, niks te koop."
vW: „Het lijkt me zo gemakkelijk voor jongens, de winkels hangen vol. C&A bijvoorbeeld."
vH.: „Bij C&A koop ik nooit. Bij Neckermann, Hij, V&D of, in de uitverkoop, CoolCat."
B.: „Ik koop waar het zo goedkoop mogelijk is en toch leuk. Veel in de uitverkoop."

Sn.: „Nee, ik koop niet veel. T-shirts en sweaters maak ik ook. Bij Kien koop ik wel eens, of P&C. Vroeger kocht ik soms in de opruiming voor het volgende seizoen. Maar ja, ik had een keer vier bermuda's gekocht en hij paste ze later niet meer. Dus die zijn nieuw naar het Leger des Heils gegaan."

Sch.: „O, ik weet de maten wel ongeveer, en past het de een niet dan de ander wel. Ik ben best bereid om voor de oudste wat meer uit te geven, want de jongste kan het dan later ook aan. Voor de oudste meiden kan ik nu bij Miss Etam terecht, in de uitverkoop."

B.: „Bij Hema en Zeeman ga ik ook regelmatig kijken. Je moet daar niet echt op zoek gaan naar iets, dan vind je het niet. Maar soms loop je opeens tegen iets aan."
vW.: „Ja, als ik bij het boodschappen doen iets leuks zie bij de Hema, koop ik het direct, anders is het weg. Een sjaaltje erbij van 2,95 en klaar."
vH.: „Die bandana's? Bij ons op het Zuidplein zijn ze een tientje."
vW.: „Je moet ze ook op de markt kopen."
Sn.: „Er hangt bij ons wel een meter sjaaltjes in de kast, die dragen ze allemaal van elkaar. „Heb jij die van mij soms om?", vragen ze 's morgens." Sch.: „M'n oudste dochter en ik dragen de kleren ook wel van elkaar."
Sn.: ,Ja, maar ze vallen op je leukste dingen!"

Welke winkel
Sch.: „Vanwege de uitverkoop heb ik het echt druk in deze tijd (begin januari, AL). Ik koop de duurdere kleding en dan in de uitverkoop voor de helft van de prijs. Ook wel voor het volgende seizoen al, bij de kleineren."
Sn.: „Maar je moet niet te lang wachten."
Sch: „Nee, bij een jas wacht ik niet op 50% korting, dan vind ik 30 ook al goed. Anders is-ie weg."
Sn.: „Nou, ik zit liever achter de naaimachine dan achter de uitverkoop aan te rennen. Daar word je gallisch van."
B.: „Pas had ik een lapje ribstof voor 12,50, daar haalde ik een rok en een gilet uit, schitterend. Leuk bloesje erbij, klaar."
Sch.: „Rokken koop ik ook niet tenzij ze echt ergens bij horen."
B.: „Ik kijk in de winkel wel naar de patronen en de kleuren."
vW.: „In het blad Kindermode staan ook zulke leuke patronen!"

Merken
Kwaliteit, prijs, merk, modegevoeligheid waar letten de moeders het meest op bij aankoop?
B.: „Ik let vooral op de prijs, en of het in de mode is."
vH.: „De kwaliteit vind ik ook belangrijk."
B.: „Och nee, met één seizoen zijn ze eruit gegroeid."
Sch.: „Ik ben gewend: De volgende kan het ook aan."
B.: „Ik heb wel 's heel dure T-shirts gekocht, die werden wijd en lang, en een paar van Zeeman bleven goed. Het materiaal is belangrijk."
Sch.: „Ik koop dus niet makkelijk een sweater bij C&A, dat is allemaal 65/35, dat wordt lelijk. Of het in de mode is, vind ik bij de oudere meisjes ook belangrijk."
vW.: „Nou, die van 7 let daar ook al op hoor! En soms zegt ze gewoon tegen mij: „Ma, dat staat je toch echt niet." Voor zondags geef ik ze altijd merkkleding."
Sch.: „Ik ook."
Sn.: „O nee."
Sch.: „Voor doordeweeks heb ik meer moeite met merken."
B.: „Toen mijn oudste nog op school zat had je een bepaald soort merkkleding met een krokodil erop; nou, dan zaten ze echt in je nek te kijken of je dat merk wel had! Anders hoorde je er niet bij. Ik heb wel eens het idee dat dat "bij ons" veel erger is."
vH.: „Volgens mij niet."
vW.: „O jawel hoor! Iemand met wat oudere kinderen heeft mij al gewaarschuwd: Leer ze nou om ook tevreden te zijn met een trui van V&D, anders willen ze op den duur alleen maar merken."
Sn.: „Terwijl ze er toch ook heel leuk kunnen uitzien zonder merken!"
B.: „Soms denk ik dat mavokinderen daarin makkelijker zijn dan vwo'ers." Sch.: „Ik weet niet of dat daaraan ligt."
B.: „Ik ben in elk geval nooit overstag gegaan."
Sn.: „Ja maar precies de kleur T-shirt die je nodig hebt bij de rok die je hebt genaaid, is een duur merk."
Sch.: „Ja, dat is zo bij merkkleding, je kunt veel combineren. Maar dat kan ook als je zelf naait."
Sn.: „Je maakt er een applicatie op van je eigen stof."
Sch.: „Er zijn grenzen aan merkkleding. Oilily, K'neeltje en McGregor zijn zelfs in de uitverkoop nog duur."

Opdrukken
B.: „Als je wat koopt zit je ook zo met al die opdrukken."
Sch.: „Ja, daar wil ik wat over zeggen. Een poos terug zag ik van het merk Polar Bear een leuk jack -wat ze hebben is trouwens allemaal leuk!- met een grote applicatie erin: Polar Bear New Age wear. Ingeweven. Dat koop ik dus niet. Vorig jaar zag ik weer iets leuks van Polar Bear, nu stond erin: Free your mind. Dat is een housetekst, bevrijd je geest. Er zat ook nog zo'n beertje aan met New Age. Dit jaar zat alleen het beertje eraan. Pointer heeft nu een hardcoreopdruk, en BF had een kreet: Paradise Rhythm, met daarbij de afbeelding van een slang."
vH.: „Ik zie dat nooit, ik koop ook geen merkkleding."
Sch.: „Je moet haast je woordenboek meenemen naar de winkel. Al die kreten op kleding, dat is mijn stijl niet."
B.: „Ik vind het ook niet mooi. Een borduursel of zo, of een beertje is wel leuk, maar ik houd niet van letters."

Zondagse kleding blijkt bij vier van de vijf moeders "in ere" te zijn.

vH.: „Bij ons niet. Toevallig heeft mijn jongste zoon net een combinatie gekregen vanwege een feest, en die draagt hij dan nu voor zondag."
vW.: „Zondagse kleding moet wel ook sportief zijn, vind ik. Geen jurkjes met strikken en zo."
B.: „Ik houd wel iets voor netjes. Eerst dragen ze dat voor zondag, daarna door de week. Ze mogen geen spijkerkleding aan naar de kerk."
Sch.: „Van anderen hoor ik: Geen spijkerbroek, maar jullie dan ook geen spijkerrok, heb ik tegen de meisjes gezegd."
B.: „Ja, pas zei een van de jongens zondags tegen z'n zus: Hé, maar zij heeft wel een spijkerblouse aan onder haar vest!"
Sch.: „En witte denim is net zo goed spijkerstof, maar dan mag het ineens wel."
B.: „Maar bij een spijkerbroek draagt hij ook sportschoenen, het is gewoon de hele stijl."

De algemene opinie is dat spijkerkleding zondags niet kan, maar verder hebben de moeders er geen problemen mee. Het is lekker sterk en je kunt het zomer en winter doordragen.

Ouwe tutten
Reformatorische jongens zijn over het algemeen minder herkenbaar dan reformatorische meisjes. Met een spijkerbroek en een jack vallen ze minder op dan de meiden in hun (lange) rok. Klopt dat?

B.: „Met jongens heb ik ook moeite om goede kleding te kopen. Maar meisjes zijn inderdaad het grootste probleem. Vanaf maat 140 tot de damesmaat is er haast niets."
Sch.: „Ik vind het heel belangrijk dat meisjes gezellig en vlot gekleed gaan."
Sn.: „Ja, geen ouwe tutten."
vW.: „Wie er stijf uitziet wordt geplaagd." Die laatste opmerking wordt genuanceerd: Het hangt er ook van af hoe het kind zich gedraagt, of het zich 'zielig voelt' in de kleding die het moet dragen of dat gewoon accepteert. De mening van het kind telt tot op zekere hoogte natuurlijk mee bij het kopen/naaien van kleding.
B.: „Ze mogen kiezen, maar ik moet het er wel mee eens zijn, en de prijs goed vinden."
Sn.: „Maar ze gaan wel eens met een lap aan de haal die ik voor mezelf had bestemd."

Aangezien kinderen snel groeien, lijkt te klein geworden kinderkleding ideaal om aan anderen door te geven. De praktijk is niet altijd zo simpel. Twee moeders blijken er „net tussenin te hangen" wat betreft de leeftijd van hun kinderen binnen de familie; zij krijgen vrijwel nooit iets. Een ander ruilt bewust (in de familie); kleding die voor de een al bekend is, is voor de ander nog nieuw.

Sch.: „Ik krijg niet veel, ze denken ook: O, die naait veel, die heeft het niet nodig. Ik vraag nu wel eens ergens om."
Sn.: „Ik schuif zelf veel door."
vH.: „Ik kreeg vroeger wel eens wat, ik vond dat heerlijk voor de vakantie!"
Sn: „Maar ook wel eens lastig. Dan krijg je een zak vol en er zitten maar een paar dingen in die je kunt gebruiken."

Een moeder die nooit iets krijgt verzucht dat ze het wel ideaal zou vinden, zo'n zak vol. Maar als een ander haar vraagt of de kinderen het ook echt zouden dragen, bekent ze: „Nou nee, misschien ook wel niet!"

Tijd
Hoeveel tijd ze aan het naaien van kleding besteden kunnen de moeders moeilijk zeggen. Het gebeurt vaak „tussendoor" en met seizoenpieken.

Sn.: „M'n dochter van 15 moet ook meedoen, en als ze dat niet wil een taak in het huishouden overnemen."
vW.: „Over een rok doe ik gemiddeld drie tot vier avonden, van half negen tot half elf ongeveer. Ik sla nog alles door."
Sn.: „Dat doe ik allang niet meer. Ik heb eens een patroon besteld en daar was al naad bijgetekend, heel handig. Ik sla alleen figuurnaden nog door."
B.: „Naaien kost tijd, maar hoeveel? Ik weet het niet. Een blazer of zo, die naai ik niet."
Sch.: „En wat denk je van al die gilets, dat kost vreselijk veel tijd! Maar het gaat tussendoor."
vW.: „Dat kan bij mij nog niet, de kinderen zijn jong."
B.: „O, ik naaide ook als de kleintjes erbij waren. Maar als ik wegliep trok ik wel de stekker eruit, want dat is een keer misgegaan..."
Sn.: „Sweaters en zo naai ik ook."
Sch.: „En waar koop je de stof dan?"
Sn.: „Nou, in Den Haag, of op de lapjesmarkt in Utrecht."
Sch.: „En de boorden, heb je die op de markt ook?"
Sn.: „Ja hoor. Ik koop 30 cm boordstof, dat is genoeg. Je hebt het in alle kleuren."

Patronen
Voor drie dames is het naaien echt een hobby, de andere twee zouden niet naaien als het niet moest. Voor derden al helemaal niet. „Het is zo rommelig." Ben je met naaien altijd goedkoper uit?

vW.: „Zeker weten!" De andere moeders zijn dat niet helemaal met haar eens. „Als je echt goeie stof neemt, maakt het niet zoveel uit, vooral voor jezelf niet. Bij kinderkleding vaak wel, die is naar verhouding duur."
vW.: „Pas wilde mijn dochter een jurk. Daar houdt mama niet zo van, zei ik. Maar ze bleef aanhouden. Nou, ze mocht er een uitzoeken uit het blad. Het was er een met drie stofjes, ik was voor 35 gulden kwijt. Zegt de buurvrouw later: Wat heeft ze een leuke K'neeltje-jurk aan."
Sch.: „Stof en stof is twee. Boussac is duur, maar blijft ook echt goed." Bij de school die de jongste kinderen Batenburg bezoeken, blijkt een levendige patronenhandel tussen moeders te bestaan.
B.: „Een moeder doet het keurig gekopieerd in een plastic mapje, met naaibeschrijving en al erbij!"
Sch.: „Sommige naaibladen zijn versleten, daar heb ik zoveel uitgehaald; andere liggen nog als nieuw."
B.: „Ik heb geen abonnement, ik kijk eerst of er iets bruikbaars in staat en dan koop ik het."

Iemand geeft een tip door: De patronen uit Knippie vallen precies goed, die uit Kindermode zijn wat aan de grote kant.

Wat is duur?
Het woord duur viel al verschillende malen. Wat vinden de moeders 'normale' prijzen voor bijvoorbeeld een zondagse rok? Daarover lopen de meningen uiteen. Het scheelt natuurlijk ook over welke maat je praat en of je gewend bent veel te naaien.

De een vindt het al gauw te duur, de ander vindt 100 gulden wel kunnen. Nummer drie vindt dat weer veel, maar voor een zondagse trui kan het wel. Een goede prijs voor een daagse rok is net zo lastig te bepalen.

De een naait alle daagse kleding, de volgende vindt 60 gulden een redelijk bedrag, terwijl een derde opmerkt dat tien jaar geleden voor een meisjesrok al 70 gulden werd gevraagd. Een spijkerrok van 80 gulden kan ook bij fervente naaisters ermee door, want daar zit zoveel werk aan, al die stiksels...

B.: „Weet je wat ik me nou afvraag: Waarom moet die uitverkoop er eigenlijk wezen? Een jack van Barbara Farber met 40 % korting, daar verdienen ze nog aan hoor."
vH.: „Ik denk dat winkelen zonder uitverkoop niet trekt, een vrouw gaat graag op koopjes af."
B.: „O nee hoor, dat ligt ook aan je portemonnee. Nu zijn de leuke dingen er vaak al uit. Waarom doen ze het niet gewoon vanaf het begin wat voordeliger, dan is uitverkoop niet nodig. Hoe doen echt grote gezinnen dat?"
Sch.: „Ik ken iemand die echt heel veel naait."
vW: „Halen jullie ook wel eens couponnetjes, of stof in de uitverkoop?"
Sch.: „Dat doe ik niet meer. Ik zat met zoveel coupons van het voorgaande jaar die niet meer 'in' waren."
vW: „Bij mij bleven de coupons ook liggen."
Sn.: „: O, die gebruik ik voor een applicatie op een sweater. En ruitjes en rib blijft altijd. Die stofjes... 't is een kwaal denk ik."

                              -------------------------------

Nog meer moeders

OP DE OPROEP "MOEDERS, KINDEREN EN KLEDING" reageerden zoveel enthousiaste moeders, dat lang niet allen konden deelnemen aan het gesprek. Zij kregen een vragenformulier toegestuurd. De antwoorden hierop hebben we samengevat.

Vrijwel alle moeders naaien kinderkleding, meer of minder, en meest voor meisjes. Een enkeling zelfs hoedjes! Jongens van 17 jaar lopen soms ook in zelfmaakkleding, en vinden dat dan uiteraard geen probleem. Een moeder die niets naait zegt dat ze alleen "uitverkoop" haalt; dat is goedkoper.

Moeders die veel naaien vermoeden dat hun kinderen een grotere garderobe hebben dan kinderen voor wie alles gekocht wordt. Het kroost heeft doorgaans dan ook geen bezwaren tegen zelfgemaakt, krijgt juist geregeld complimenten. Behalve dan die ene, die een kledingstuk eerst erg mooi vond, maar toen het op school bekritiseerd werd het niet meer naar school wilde dragen.

DAT ER ZO VEEL GENAAID WORDT, heeft voor een groot deel te maken met de prijzen in de winkels. Juist de nettere kleding is niet goedkoop. „En als je dan een ribrokje ziet voor 60 gulden terwijl ervoor 15 gulden materiaal aan zit, dan naai ik het zelf wel." Probleem is wel: Hoe meer je naait, hoe eerder je de prijzen te hoog vindt, merken verschillenden op.

Wat een redelijke prijs is voor bepaalde kledingstukken, is dan ook moeilijk vast te stellen. Over het algemeen heeft men voor zondagse kleding wat meer over. Bij aankoop wordt meestal eerst naar de prijs gekeken, en of de kwaliteit daarmee in verhouding is. Mode speelt ook enigszins mee, het merk nauwelijks.

Hoewel een merk wel een indicatie van de kwaliteit kan zijn. Een moeder maakte echter mee dat een merk-jas die enige tijd mee zou moeten, na een jaar al versleten boorden had, terwijl een jas uit een simpele zaak twee tot drie jaar meeging.

VOORUIT KOPEN, "OP DE GROEI" wordt niet veel gedaan. Als de kinderen ineens een groeispurt krijgen zit je ermee. Kleding laten afdragen door jongere kinderen is niet altijd mogelijk. Soms is het toch wat versleten, het seizoen klopt niet, de leeftijden liggen te veel uiteen, enz.

Wat men van anderen aan kleding krijgt, is meestal extra. Protesten levert het niet op; een jongetje vond het jammer als er weer niets voor hem in „die verrassingszak" zat. Met naaien ben je bijna altijd goedkoper uit, behalve als je echt dure stof neemt.

Hoewel je het genaaide dan ook moet vergelijken met een duur merk, en dan valt het weer mee. Veel moeders zouden echter blijven naaien als kleding redelijker geprijsd was, vanwege de originaliteit en omdat het hun hobby is.

HET KIND MAG ALTIJD ZIJN MENING GEVEN over de kleding, en soms moet er een compromis komen. Meestal is dat niet nodig. Wat een kind niet leuk vindt, wordt niet gekocht. Een zoon die in de winkel geen keuze weet te maken, blijft maar thuis en laat de aankopen aan moeder over, „want dan vind ik het altijd leuk."

Een moeder uit Zeeuws-Vlaanderen bericht dat ze geregeld naar België gaat, waar bijvoorbeeld de C&A-collectie soberder is dan in eigen land. Tegen communie-tijd kan ze daar heel leuk slagen voor jurkjes.

KLEDING MET OPDRUK wordt wel gekocht, maar de tekst moet acceptabel en de afbeelding niet smerig zijn. Vooral bij jongenskleding wordt dit als een probleem ervaren.

Spijkerstof wordt door iedereen geaccepteerd („Gemakkelijk: Alle truien en sweaters staan erop"), al tekenen sommigen wel aan dat het niet vaal/verbleekt moet zijn en spijkerjacks ook niet echt gewaardeerd worden. „In hoeverre is het wereldgelijkvormig?", wil een moeder weten.

Zondags wordt nauwelijks (blauw) denim gedragen, beige en rood wel... De meeste moeders vinden echter dat er een duidelijk verschil moet zijn tussen daagse en zondagse kleding. Zondag is een feestdag, dan kleed je je anders.

Een moeder vraagt zich af of het wel reformatorisch is dat refo-jongens minder opvallen dan meisjes. Anderen merken op dat "echte" refo-jongens herkenbaar zijn. „Ik vind dat je ook onze reformatorische jongens eruit moet kunnen halen."

„Op de ouders rust een zware taak om niet de mode slaafs te volgen, terwijl de kinderen toch niet antiek, maar leuk en vlot gekleed gaan. Kleed je je kind erg modern en modebewust, dan zal het dit later zelf overnemen."

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 januari 1995

Terdege | 80 Pagina's

Moeders over kinderkleding

Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 januari 1995

Terdege | 80 Pagina's