Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PARTTIME PREDIKANTSCHAP: BEZINNING NA HET BEGIN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PARTTIME PREDIKANTSCHAP: BEZINNING NA HET BEGIN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In maart 2010 schreef ds. F.W. van der Rhee in Ambtelijk Contact een artikel onder de titel Parttime predikantschap: bezint eer gij begint! Ik heb zijn artikel met grote belangstelling gelezen, aangezien ik ‘ervaringsdeskundige’ ben. Graag wil ik als vervolg op zijn artikel wat van mijn ervaringen weergeven. Sinds februari 2006 ben ik predikant in Nieuw-Balinge, voor 50%. Daarnaast ben ik voor 50% als AIO in dienst van onze Theologische Universiteit. ‘Bezint éér gij begint’ gaat voor de kerken als geheel dus niet meer lukken, maar daarom is het mooi dat die bezinning nu wel op gang komt.

PLUSPUNTEN

Het eerste positieve punt dat ik wil noemen, is dat een kleine gemeente zo toch een eigen predikant kan hebben. De gemeente die ik dienen mag, had eind 2005 ongeveer 120 leden. De gemeente was toen bijna 55 jaar vacant geweest. Doordat ik een aanstelling had als AIO aan de TUA, was een beroep voor 50% mogelijk. Anders zou dat waarschijnlijk niet overwogen zijn. Het wordt echt als een zegen ervaren dat de gemeente nu een eigen predikant heeft. Er zit lijn in de prediking; zeker series preken dragen daaraan bij. Er is intensiever contact met de grote groep jeugd die we hebben, en zij komen met vragen. En zeker in situaties van zorg of verdriet is het fijn een eigen predikant te hebben.

Een tweede positieve ervaring is dat het in mijn situatie mogelijk is om binnen afzienbare tijd een dissertatie te schrijven. Naast een volledige taak in de gemeente is dat veel moeilijker. Voor de TUA en voor de kerken is het belangrijk dat er onderzoek wordt gedaan. Als het goed is, is dat vruchtbaar voor de kerken. Juist om dat doel vast te houden, ervaar ik het als goed om dat onderzoek in de gemeente te kunnen doen.

Een derde positieve ervaring is de afwisseling die de combinatie van predikantschap en het werk in Apeldoorn geeft. Het is voor een predikant goed om ook iets naast de gemeente te hebben. Het is soms heerlijk om je na een drukke periode in de gemeente op de studie te kunnen richten. Andersom is het goed om het werk als AIO aan de kant te kunnen leggen en je weer te mogen richten op het belangrijkste werk in de kerk, de verkondiging van het Woord. Dat voorkomt dat theologisch onderzoek los komt te staan van de kerken.

MINPUNTEN

Er zijn ook minpunten. Sommige daarvan horen misschien bij het predikantschap zelf (ik heb geen ervaring als fulltime predikant), met sommige leer je omgaan, andere kom je regelmatig weer tegen.

Het belangrijkste minpunt is dat onduidelijk is wat een ‘halve’ predikant kan/moet doen. Over het aantal zondagen dat je in de eigen gemeente voorgaat, is een duidelijke afspraak te maken (wellicht beter nog: het aantal diensten per jaar, omdat er ook doordeweekse diensten zijn). Dat is mogelijk, omdat op dat punt duidelijk is wat van een fulltime predikant verwacht wordt: alle diensten die gehouden worden, minus de vrije zondagen en wat ruilbeurten.

Wat de rest van het werk van een predikant betreft, is echter veel minder duidelijk wat iemand kan doen. Het probleem dat er meer werk is dan tijd, zal wel voor elke predikant gelden. Goed en open overleg met de kerkenraad is natuurlijk van wezenlijk belang. Toch zou voor kerkenraden en predikanten een handreiking vanuit de kerken nuttig zijn. Je kunt niet alle taken van een predikant in een gemeente halveren; denk aan begrafenissen… Zeker in kleine gemeenten is dat ook niet nodig. Maar wat is het uitgangspunt voor een situatie dat iemand voor 50% in de gemeente werkt en voor 50% een andere taak heeft? Moetje uitgaan van de helft van een fulltime predikant? Maar die werkt niet een vast aantal uren per week, dus de helft waarvan dan precies? Of moet je uitgaan van het werk van een fulltime predikant, minus de 20 uur per week die voor de andere taak staat? Maar dan is het al snel lang geen verhouding 50-50 meer. Ik heb geen pasklare oplossing; ik pleit zeker niet voor een puur zakelijke benadering, maar meer duidelijkheid op dit punt is wel wenselijk.

Iemand zou op dit punt kunnen tegenwerpen dat gemeenten die een parttime predikant beroepen, in de regel klein zijn en dat er dus vanzelf minder werk is. Voor het pastoraat is dat waar. Voor veel andere dingen echter niet. Of een gemeente 125 of 400 leden heeft, maakt voor het aantal avonden catechisatie, Bijbelstudiekring of kerkenraadsvergadering nauwelijks uit.

Een tweede minpunt bij een parttime predikantschap is datje veel minder zondagen voorgaat in de eigen gemeente. Dat is begrijpelijk, want de tijd voor de andere 50% moet ergens vandaan komen. Anderzijds ervaar ik dit zelf als een gemis, juist omdat de prediking het belangrijkste onderdeel is van het werk als predikant en omdat je dan de gemeente als geheel bereikt. Het is mooi om op de andere zondagen in andere gemeenten te kunnen voorgaan, maar de keerzijde daarvan voor jezelf en voor het gezin is dat je vaak lang weg bent.

Een derde punt dat ik als lastig ervaar bij de combinatie van predikantschap en het werk als AIO, is de afbakening tussen deze twee. Het meeste werk voor de TUA kan ik thuis doen. Ik kan daar goed werken en het scheelt heel wat reistijd. Als er in de gemeente echt dringende zaken zijn, kan ik gemakkelijk schuiven in m’n agenda. Tegelijk is dat een verleiding om ‘toch nog even’ wat tussendoor te doen - en dat is dan bijna altijd ten bate van de gemeente en ten koste van het andere werk. Als het in de gemeente rustiger is, bijvoorbeeld in de zomer, wil je dan hard aan de studie - wat ten koste kan gaan van bezinning of rust, die ook nodig zijn. Misschien nog wel belangrijker dan de afbakening in tijd is dat je je aandacht moet verdelen. Dat levert soms het gevoel op dat je twee taken allebei maar ‘half’ doet.

OVERWEGINGEN

Het parttime predikantschap (of misschien beter: het predikantschap met daarbij een andere taak) is in onze kerken een nieuwe situatie. In zekere zin niet helemaal: ook vroeger waren er docenten aan de TUA, die dat deden naast hun gemeentewerk, waarmee ze feitelijk niet volledig in hun gemeente werkten. Laten we ook niet vergeten dat elders ter wereld collega’s een gemeente dienen naast een fulltime baan om in hun levensonderhoud te voorzien… Toch is de situatie binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken voor een groot deel nieuw. Begin 2006 was ik bij mijn weten de enige predikant die niet voor 100% in zijn gemeente werkzaam was. Inmiddels zijn er minstens vijf parttime situaties bijgekomen.

Bezinning op het (parttime) predikantschap is daarom dringend nodig! Sinds 2008 geven deputaten onderlinge bijstand en advies (OBA) aan gemeenten met minder dan 200 leden alleen steun op basis van een deeltijdfunctie van de predikant. Daarmee wordt in feite aangestuurd op parttime predikantschap. Een principiële en praktische bezinning op de mogelijkheid en wenselijkheid daarvan ontbreekt echter!

Die bezinning is wel nodig, allereerst voor kleine gemeenten. Volgens het Jaarboek 2010 hebben 56 van de 181 gemeenten (30%) minder dan 200 leden, en kunnen zij, als zij van OBA afhankelijk zijn, geen volledige predikant onderhouden. In sommige gevallen of in samenwerking met een andere gemeente is dat wellicht wel mogelijk. Maar uitgaande van het principe dat de gewenste situatie toch is dat een gemeente een eigen predikant heeft, is bezinning op de mogelijkheid van parttime predikantschap voor kleine gemeenten wenselijk.

Vervolgens is het voor gemeenten en predikanten nuttig om te weten wat parttime predikantschap is en wat daarbij verwacht mag worden. Onderdeel daarvan is de vraag wie er verantwoordelijk is voor het deel dat een predikant niet in de gemeente werkzaam is. Welk werk mag dat zijn? Heeft een predikant daar toestemming van zijn kerkenraad voor nodig (zoals dat bij een fulltime predikant gewenst is, zie art. 6 sub 3 KO)? En als de inkomsten van de taak naast het predikantschap wegvallen, heeft de kerkenraad dan ook een (financiële?) verantwoordelijkheid?

Een ander punt ter bezinning is de vraag wat minimaal en maximaal mogelijk is voor parttime predikantschap. Als iemand als dienaar van het Woord zijn leven lang aan de dienst der kerken verbonden is (art. 12 KO), is het dan principieel wenselijk dat het predikantschap de kleinste taak is, dus dat iemand voor minder dan 50% predikant is? Ben je dan nog volledig voor de dienst van het Woord beschikbaar, dus beroepbaar voor 100%? Persoonlijk vind ik de volledige beschikbaarheid wel een wezenlijk punt. En aan de andere kant, is een beroep voor meer dan 80% eerlijk, of is dat voor de gemeente alleen een vorm van kostenbesparing, terwijl wel het volledige werk verwacht wordt?

Kortom, er zijn mooie kanten aan om parttime predikant te zijn. Een ideaal is het mijns inziens zeker niet. En vooral hebben we als kerken op dit punt bezinning nodig. Een deputaatschap dat zich bezig gaat houden met deze vragen (of breder: het predikantsprofiel) zou zeker nuttig zijn.

Ds. A. Versluis (1979) is predikant te Nieuw-Balinge en AIO aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 2010

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's

PARTTIME PREDIKANTSCHAP: BEZINNING NA HET BEGIN

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 2010

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's