Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wilhelmus à Brakel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wilhelmus à Brakel

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(III). Uit „Davids Hallelujali'

In dit slotartikel hebben we ons voorgesteld. Brakel zelf aan het woord te laten om onze lezers een indruk te geven van zijn werk „Davids Hallelujah", waarvan we in het voorgaande artikel een beknopt overzicht gegeven hebben.

Allereerst een fragment uit het hoofdstuk „Van de aanbiedinge des Genaden-Verbonds"; het gaat hier over de vraag, die ook nu nog actueel is, namelijk of Christus wordt aangeboden aan ieder die onder de bediening van het Evangelie leeft. Brakel zegt dan:

„Gij, wie gij zijt, vergelijkt u met de woeste en wilde Indianen, aan wie nóch de zaligheid, nóch Christus verkondigd wordt; ziet gij niet, dat God aan u iets anders doet dan aan hen? zoudt gij wel met hun staat willen ruilen? beschijnt u niet een helderder licht? is de zaligheid niet dichter bij u dan bij hen? En waarom toch? Zal de verdoemenis van de blinde heidenen en van degenen die onder de bediening van het Evangelie geleefd hebben, en onbekeerd zijn gebleven, even zwaar zijn? of zullen de laatsten een zwaarder oordeel hebben? Waarom dan toch, indien de zaligheid hun niet aangeboden was? Zo ziet gij, dat het Evangelie aan allen die het horen zaligheid aanbiedt.

Zeg mij, hoort gij niet het luiden van de klokken, de gehele stad of het gehele doq} roepende om door het Evangelie Jezus te horen verkondigen?

Hoort gij de stem van de leraren niet, verstaat gij niet, wat ze in uw moedertaal tot u spreken. Leert de leraar de hele vergadering niet, vermaant hij niet, bestraft hij niet, bidt hij niet, dwingt hij niet om ieder die het hoort en dus ook u tot Christus te brengen en te bewegen tot het geloof? — Zo ziet gij dan dat gij genodigd en gebeden wordt, en wel door Christus Zelf door middel van de leraren en dat het werk meer is dan een gewone aanbieding. Gij hoort immers de eigen woorden van de Heilige Schrift; en die woorden worden immers tot uw oren gebracht, zodat gij niet zeggen kunt, dat gij ze niet gehoord hebt.

Overlegt met aandacht die plaatsen op welke duidelijk gemaakt wordt dat het Evangelie aangeboden wordt aan diegenen die het nooit aannemen. Matth. 20 : 16. Het is zeker dat alleen de uitverkorenen zalig worden, maar evenwel werden, behalve die, velen geroepen, dat is verzocht, genodigd om binnen te

komen, die toch die aangeboden zaligheid niet aannemen en die roeping weigeren te gehoorzamen. Let ook op Luc. 14 : 16—18. Wij weten dat hier door een gelijkenis die aanbieding van Christus en cle zaligheid door hem wordt voorgesteld. Ik vraag u: as de genodigden de maaltijd niet aangeboden? Immers ja, dat wil zeggen clat God ook aan velen Christus aanbiedt, en nodigt tot cle bruiloft des Lams, die nochtans niet komen, maar het weigeren. Hierdoor moeten wij toch onfeilbaar overreed worden dat aan allen die door de dienaren geroepen en genodigd worden, de zaligheid wordt gepresenteerd, ook al komen ze niet."

De tegenwerping, clat toch alleen cle uitverkorenen zalig worden, werd blijkbaar in Brakels dagen ook al gebruikt. Hij antwoordt daarop:

„Dat is zeker, dat alleen de uitverkorenen zalig worden. Maar dat is ook zeker, dat Christus miljoenen mensen clie niet uitverkoren zijn, nodigt en roept. En dit is cok zeker dat de verkiezing van die anderen geen oorzaak zal zijn waarom dezen niet zalig worden, maar het zal hun eigen boosheid zijn, omdat ze niet willen. Dit is óók zeker: wie hij ook zij, als hij wil en tot Christus komt, zal hij zalig worden —"

„Zo ziet gij dat de verkiezing u niet schaadt, en ook weet een onwedergeborene niet of hij verkoren is of niet en vele zwakgelovigen weten het evenmin. En zo ziet gij ook, indien gij recht tot Christus komt en in Hem gelooft, dat gij zalig zult worden. En indien gij niet komt, het zal uw eigen schuld zijn."

Wil men Brakel leren kennen als herder, in het behandelen van de zielen die aan zijn zorgen waren toevertrouwd, clan moet men het 11de hoofdstuk lezen: „Van de kenteekenen van een waar en van een valsch bondgenoot." Hier is de man van de Nadere Reformatie aan het woord, die schijn en wezen van elkaar wist te onderscheiden. De verleiding om een groot gedeelte van clit hoofdstuk over te nemen, is groot, maar de plaatsruimte laat het niet toe. We volstaan clus met een enkel citaat:

„Men vindt mensen clie geen kennis, geen begeerte, geen gedachten, geen samenspraken hebben van God, van de hemel, van de hel, van de ziel, van het verbond, van de Middelaar, van het geloof, van de bekering. Hun gedachten gaan niet hoger clan cle aarde en niet dieper dan het zichtbare en van de onzichtbare dingen kunnen zij niets zeggen. Is de ziel onsterfelijk en is er een hemel en hel, dat zullen ze dan na de dood wel ondervinden, zij zullen afwachten, waar God hen heen zal zenden, dat laten zij aan God over, dat is door hen niet te onderzoeken. Die het geluk krijgt van de hemel, die zal er het best aan toe zijn, zij moeten op de goede hoop aan. Gij dwaas!"

„Anderen weten wel, clat ze goddeloos, aards, onwedergeboren zijn, en zeggen ronduit, dat ze zo niet zalig zullen worden, en toch is er geen gevoel, geen droefheid, geen ernst om het zondige leven na te laten, en zich te bekeren, zij zijn betoverd en van cle duivel bezeten. Zij willen niet tot hun hart en staat wederkeren, zij weten wel, dat clat verkeerd zou uitkomen, want dan zouden zij benauwd en bevreesd worden en daar zijn ze niet van gediend — Dezen zijn bij hunzelf al veroordeeld; uit hun hart en mond zullen zij geoordeeld worden."

„Anderen zijn niet zo goddeloos, zij zijn goedig en zacht van humeur, en uiterlijk godsdienstig, en evenwel zien ze dat ze geen geestelijk leven hebben, geen omgang met God, geen geloof; zij zijn wel overtuigd clat zij buiten cle genade staan, maar het beklemt hun hart niet; en indien er al eens een beweging komt om werkelijk over te gaan, clan belet een beminde zonde het en zij verlaten hun bewegingen met een zucht, en kiezen het aardse, gelijk cle rijke jongeling."

„Anderen komen nog een stapje dichterbij, zij zijn door de kennis van cle Heere Jezus de besmetting cler wereld ontvloden. Zij begeven zich onder het gezelschap der godzaligen, zij doen vele dingen gelijk Herodes. Maar zij komen niet tot cle eigenlijke conclusie, in welke staat zij zijn, clat laten zij in het midden, dat weten zij niet. Zij klagen veel over hun geestelijke armoede bij andere vromen en spreken van grote vrees, clat zij niet wedergeboren zijn. Doch het is om zo cle achting, de liefde en het medelijden van cle godzaligen te krijgen; want als iemand eens getrouw met hen handelt, en hem verklaart, clat zij schijnen nog in cle natuur te zijn, en niet in cle staat der wedergeboorte, clan zijn zij gebelgd, zij veranderen van taal en verdedigen zich; cle uitkomst leert dikwijls dat zij anderen bedrogen en zichzelf van de rust hebben afgehouden. Doch van dit soort zijn er ook wel, clie zeer bekommerd en bevreesd en benauwd heel hun leven in deze overtuiging heen gaan, en toch blijven zij clie zij zijn, zonder geest en leven."

We hopen dat velen door het lezen van deze fragmenten uit Brakel's werk zullen worden aangespoord om zich nader in deze „oude schrijver" te verdiepen. Moge het dienen tot een meer gefundeerde kennis van cle geloofswaarheden en van het geestelijk leven.

(Voor het gemak van de lezer hebben we in cle bovenstaande citaten Brakel's 17de eeuws zoveel mogelijk aan ons hedendaagse spraakgebruik aangepast).

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1959

Daniel | 8 Pagina's

Wilhelmus à Brakel

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1959

Daniel | 8 Pagina's