Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De onderscheiding Yad Vashem voor echtpaar Slomp-ten Kate

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De onderscheiding Yad Vashem voor echtpaar Slomp-ten Kate

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding
Vanaf zondagavond 27 april tot maandagavond 28 april 2014 herdachten de Joden in Israël en in de rest van de wereld de slachtoffers van de Holocaust (de jaarlijkse dag van Yom HaShoah). Op deze gedenkwaardige dag, 28 april, ontving dr. J. Slomp in het Verzetsmuseum te Amsterdam voor zijn ouders uit handen van de Israëlische ambassadeur, Z.E. Haim Divon, de onderscheiding Yad Vashem (Rechtvaardigen onder de Volkeren).' Deze onderscheiding wordt sinds 1953 op verzoek van een Joodse aanvrager verleend aan niet-Joden, die tijdens de oorlog hun leven of vrijheid hebben geriskeerd om Joden te redden uit handen van de nazi’s. Hun namen worden in Yad Vashem in Israël in een muur gebeiteld. De grootste groep slachtoffers in Nederland bestond uit Joden. Opmerkelijk is dat wereldwijd gezien deze onderscheiding het meest in Nederland is en wordt uitgereikt.1 Met deze uitreiking werden Slomps beide ouders postuum geëerd voor de hulp aan een Joods meisje, de 24-jarige Racheliene de Leeuw (thans Lien Akker-de Leeuw), wier zoon J. Akker de onderscheiding na afstemming met zijn moeder voor hen had aangevraagd. Dit gebeurde zo laat omdat hij lange tijd meende, dat zijn moeder maar kort bij de familie Slomp in Heemse was ondergedoken geweest. De langste tijd zat Rachel ondergedoken bij de familie Van Laassen in Lutten. Door ook deze periode te beschrijven wordt aan de hand van het verhaal van Rachel weer eens duidelijk hoe moedig het was een onderduiker in huis te nemen.
Het was op 28 april 2014 niet de eerste keer dat er aandacht was voor het verzetswerk van ds. Slomp en zijn vrouw. Toen Koningin Wilhelmina na de oorlog ds. L. Slomp (1898-1978)3 voor zijn landelijke rol in het verzet wilde onderscheiden, wees hij dat principieel af. H J vond dat hij weduwen van gesneuvelde vrienden niet onder ogen kon komen met een hoge onderscheiding in zijn knoopsgat. In 1967 werd Slomp ter gelegenheid van zijn 40-jarig ambtsjubileum als predikant benoemd tot Officier in de Orde van OranjeNassau. In de motivatie werd het verzetswerk ook genoemd.4 Mevrouw Tj. Slomp-ten Kate ontving op 13 maart 1984 het Verzetsherdenkingskruis voor haar hulp aan onderduikers.5 Evenals zijn vader benadrukte Jan Slomp onlangs in dat verband nog de belangrijke rol van vrouwen in het verzet. ‘Zij bezorgden onderduikers eten, onderdak, een slaapplaats, gastvrijheid’ .6 Op 17 april 1988 ontving Slomps dochter Janke, die met haar man Jack M. Devries naar Canada was geëmigreerd, van the London Jewish Federation een ‘Certificate of Honour’ voor de door haar ouders tijdens de oorlog aan het Joodse volk betoonde moed en zorg.7

Ds. Slomp en het verzet
Alvorens meer over de onderduik van Rachel de Leeuw te verhalen, moet eerst iets worden verteld over het verzetswerk van ds. F. Slomp. Als predikant van de gereformeerde kerk van het nabij de Duitse grens gelegen Heemse was hij al voor de oorlog goed op de hoogte van de politieke ontwikkelingen in Duitsland en waarschuwde er tegen. Tijdens de oorlog was hij veel op reis voor verzetswerk, wat hem de bijnaam ‘Frits de Zwerver’ bezorgde. Nadat hij op 12 juli 1942 tijdens een preek in Zwolle de kerkgangers had opgeroepen uit christenplicht het werk van de Arbeidsdienst te saboteren, wilde de Gestapo hem arresteren. Door een tijdige waarschuwing van de vrouw van zijn hervormde collega G.L. Bouman uit Hardenberg wist hij hier ternauwernood aan te ontkomen. Vanaf die tijd moest hij onderduiken. De boerderij van de familie J. Dijkman bij Ruurlosebroek werd zijn vaste onderduikadres. Eind 1942 leerde hij in Winterswijk Helena Theodora Kuipers-Rietberg, hoofdbestuurslid van de Bond van Gereformeerde Vrouwenverenigingen (schuilnaam: tante Riek), kennen.8 Zij en haar man Piet Kuipers (schuilnaam: oom Piet) waren vanaf het begin van de oorlog al betrokken bij het lokale verzet. Aangezien de NSB in hun woonplaats een relatief grote aanhang had, werd het voor hen steeds moeilijker voldoende onderduikplaatsen te vinden. Nadat mevrouw Kuipers tijdens een geheime vergadering in de Gereformeerde Kerk van Winterswijk een lezing van Slomp over de bestrijding van het nationaalsocialisme had gehoord, zocht zij contact met hem. Op haar dringende verzoek zette Slomp voor het vinden van adressen voor onderduikers een nationaal netwerk op: de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (lo), aanvankelijk ‘organisatie Frits’ geheten. Daarvoor reisde hij het hele land door om naast of met reeds bestaande groepen nieuwe afdelingen van de LO te vormen. Nu eens bezocht hij bekenden, dan weer preekte hij ergens onaangekondigd als ‘ds. Planken’ of hield hij een lezing als ‘ouderling Van Zanten’ . Bij het voorlezen van de tien geboden noemde hij geregeld als elfde gebod: ‘Verbergt de verdrevenen en meldt den omzwervende niet.’9 Na afloop van zo’n (s)preekbeurt was er meestal nog dezelfde zondag een ingelaste gemeenteavond waar het belang van de hulp aan onderduikers onder de aandacht werd gebracht. Vaak werd daarna een nieuwe afdeling van de lo opgericht.
Hoewel de voorzittersrol Slomp eigenlijk niet lag, werd hij als medeoprichter van de lo met de leiding belast. Op 19 oktober 1943 kwam hier onverwacht een einde aan doordat de Sicherheitsdienst in Hoorn tijdens een provinciale vergadering van Noord-Holland dertien kopstukken van de lo arresteerde. Toen werd duidelijk dat Slomp inmiddels tot de meest gezochte verzetsfiguren behoorde en kon hij dus niet langer op de voorgrond treden.10 De Duitsers waren er op gebrand hem op te pakken, omdat zij hoopten met zijn arrestatie de hele organisatie van de lo en de daaraan gelieerde Landelijke Knokploegen (lk p) onder controle te krijgen. Een aantal van de gearresteerden uit Hoorn had - volgens een interne afspraak van de lo - tijdens hun verhoren de schuld op Slomp geworpen. Slomp was immers toch ondergedoken.

De onderduik van Rachel de Leeuw en Maarten van Duyvenvoorde in Heemse
Door het verzetswerk van ds. Slomp was de pastorie in Heemse al eerder een doorgangshuis voor onderduikers geworden. In het begin konden zij bij het station in Hardenberg aan een ‘goede’ stationschef de weg vragen. Na een kort verblijf in de pastorie werden ze naar hun onderduikadres gebracht. Toen er intensiever naar Slomp werd gezocht mocht er niet meer naar de pastorie worden verwezen.
De 18-jarige Maarten van Duyvenvoorde uit Den Haag, die geen gehoor wilde geven aan de oproep voor de verplichte tewerkstelling in Duitsland, de Arbeidseinsatz, kreeg begin 1943 wel voor langere tijd een onderduikplaats in de pastorie.11 Eind januari van datzelfde jaar was Rachel de Leeuw daar ook ondergedoken. Zij kwam uit Winterswijk waar zij met haar ouders en twee jongere zussen Sini en Annie woonde. Na het behalen van haar diploma van de kweekschool in 1939 was zij daar kleuterleidster geworden. Omdat zij joods was, werd zij in november 1940 door de Duitsers ontslagen. Toen voor haar tewerkstelling dreigde, begon zij op advies van haar vader met haar zusje Sini in het najaar van 1942 een eigen kleuterschool voor Joodse kinderen aan huis. In die zelfde tijd werd haar moeder in het ziekenhuis opgenomen. Kort daarna dook haar vader onder in Rotterdam bij het gezin Hemmes. Haar zussen werden na een kort verblijf bij de familie Hannink ondergebracht bij de familie Oosterveld in Usselo. De bedoeling was voor tijdelijk maar in de praktijk bleven zij daar tot aan de bevrijding. Rachel dook pas onder na het overlijden van haar moeder op 12. november 1942. Zij had het op zich genomen om dagelijks kosjere maaltijden voor haar moeder te koken, omdat het ziekenhuis die niet leverde. Zo lang zij niet onderdook moest zij uit veiligheidsoverwegingen de avonden bij de gereformeerde ds. F.C. Zwaai (1900-1993 j11 doorbrengen. Hij was een buurman en vriend van de familie Kuipers (de hierboven al genoemde ‘oom Piet’ en ‘tante Riek’ ). Rachel vertrok nog net op tijd uit Winterswijk. De volgende dag kwamen de Duitsers haar ophalen.13 Evenals bij haar vader en haar zussen was het ds. Zwaai, die haar bij de familie Hartink in Winterswijk aan een onderduikadres hielp.14 Volgens haar vervalste persoonsbewijs heette zij Doortje Berner en was zij van beroep een huisnaaister uit Amsterdam. Na korte tijd15 moest zij daar echter weg, omdat de vrouw van het gastgezin de spanning rond het onderduiken niet langer aan kon. Ds. Slomp haalde haar tijdens spertijd op met een geleende fiets en bracht haar naar zijn eigen pastorie te Heemse. Hoogstwaarschijnlijk had ds. Zwaai collega Slomp een tip gegeven over de problemen bij het gastgezin. Het werd een lange, gevaarlijke tocht van ruim 85 kilometer. Rachel was het fietsen na al die tijd ‘huisarrest’ enigszins verleerd wat niet bevorderlijk was voor de lange reis. Bij een spoorwegovergang bij Wierden moesten zij tegelijk met een politieagent wachten voor een trein. De agent controleerde hun persoonsbewijzen, bevond deze in orde en wenste hen een goede reis. Even later kreeg Rachel in de buurt van Mariënberg een lekke band. Nadat deze bij een betrouwbare boer was gerepareerd, bereikten zij eindelijk hun bestemming. Mevrouw Slomp schrok wel van dit onverwachte nachtelijke bezoek. Zeker toen zij zag dat Rachel een Jodin was. Haar man zou weer naar zijn eigen onderduikadres gaan maar zij moest zien de onderduikster veilig te verbergen.16
Voordat ds. Slomp zelf vertrok zei hij tegen zijn kinderen, de 10-jarige Jan en de 13-jarige Janke: “Jullie mogen aan niemand vertellen, ook aan je beste vrienden en vriendinnen niet, dat er een Joodse vrouw bij ons woont. Want Hitler wil alle Joden vermoorden” . Om ontdekking te voorkomen mochten ze vanaf die tijd ook geen kinderen van school mee naar huis nemen. Jan leerde in deze tijd wat zwijgen betekent. Rachel kreeg de logeerkamer met het balkon aan de zijde van de kerk. Zij moest de hele dag binnenblijven. Bij wijze van tijdverdrijf zat zij op zolder sigaretten te roken die zij van bladzijden uit Psalmboekjes rolde. Verder speelde zij schooltje. Zij raakte goed bevriend met huishoudster Bertha (Elisabeth) van Faassen, de trouwe koerierster van Slomp en het verzet, die van haar eigen leeftijd was. Bij onraad verborg zij zich op de zolder van de consistoriekamer van de kerk, waar ds. Slomp ook altijd sliep als hij in het begin van zijn onderduiktijd wel eens even langs kwam.
Tot november 1943 ging alles goed. Toen deed de Gestapo ’s ochtends om half zeven een huiszoeking in de pastorie in de hoop Slomp zelf daar te vinden. Waarschijnlijk hield dit verband met de hiervoor genoemde arrestatie van de LO-ers te Hoorn op 19 oktober 1943. Razendsnel werden de bedden van Rachel en Maarten afgehaald. Deze verborgen zich intussen in hun pyama in de schuilplaats op een van de vijf kamers op de bovenverdieping. Jan Slomp hoorde boven een Nederlandse agent bij de kast op de aangrenzende kamer nog zeggen: “Hier achter zou een schuilplaats kunnen zitten.” Inderdaad zaten Rachel en Maarten ongeveer een half uur achter zo’n wand, maar wel in een andere kamer. Omdat de Gestapo al gauw merkte dat Slomp niet thuis was en men geen onderduikers zocht, vertrokken de agenten onverrichterzake. Wel werden Janke en Jan eerst nog verhoord. Hun ouders hadden hen goed geïnstrueerd dat het vertellen van de waarheid mensen in gevaar zou brengen. Ze hoefden geen noodleugens te vertellen maar ze mochten wel fantaseren. Zij beweerden als kinderen dan ook niets over illegale activiteiten van hun vader te weten. In werkelijkheid werd Jan als kind wel degelijk bij verzetsactiviteiten betrokken: clandestien melk halen bij boeren, helpen met onderduikers naar hun adressen te brengen en bonkaarten knippen. Na deze huiszoeking was de pastorie geen veilig onderduikadres meer voor Maarten en Rachel en moesten er nieuwe onderduikplaatsen voor hen worden gezocht. Maarten bleef in Heemse en verbleef ’s nachts met een aantal andere onderduikers in een door hen in het Heemserbos gebouwd onderduikershol. Aan zijn bezoeken aan de pastorie, die een tijdlang nog wel plaats vonden, kwam een einde met het vertrek op 12 mei van mevrouw Slomp en haar kinderen uit die woning. Nadat haar man op 20 april 1944 aan een arrestatie wegens het illegaal bezit van bonnen was ontsnapt,17 werd hij op 1 mei 1944 in Ruurlo door twee marechaussees gearresteerd. Op 1 1 mei werd hij met de Twentse districtsleider van de lo, Henk Kruithof, door de lkp onder leiding van de leider van het oostelijk deel van het land, L. Scheepstra, bevrijd.18 Om te voorkomen dat de Duitsers mevrouw Slomp en de kinderen gevangen zouden nemen en ds. Slomp daarmee onder druk zouden zetten om zich te melden, doken zij vanaf 12 mei 1944 tot aan de bevrijding onder. 19 Van Duyvenvoorde en zijn mede-onderduikers aten voortaan geregeld bij het gezin van het hoofd van de christelijke school, E. Smit, die naast de pastorie te Heemse woonde. Op de boerderij bij het gezin Hofsink leerde Van Duyvenvoorde toen zijn latere vrouw Margje kennen. Hij ontkwam in het najaar aan een razzia, waarbij de Duitsers de verzetsman Heine Bolks zochten. Mogelijk door verraad kwam Maarten later alsnog terecht in het Arbeitseinsatzlager ‘Erica’ bij Ommen en een kamp in de omgeving van Zwolle. Zijn vriendin mocht hem daar overigens wel bezoeken.10

De onderduik van Rachel de Leeuw in Lutten
Rachel kon na de huiszoeking niet langer in Heemse blijven. De verloofde van Bertha, Gerrit Pullen, bracht haar naar Bertha’s oom Arend (schuilnaam: oom Gerrit) en tante Dien van Faassen op een boerderij annex klompenmakerij in het nabije Lutten. Zij hadden twee zoons, Frits en Egbert, en twee dochters, Louise en Joukje. Lutten, dat aan de tramlijn Zwolle-Coevorden lag, was een oude veenkolonie op een zandrug tussen de moerassen. Door de moeilijk begaanbare polders was het een ideaal gebied voor onderduikers. Hoewel het eerst de bedoeling was dat Rachel maar tijdelijk bij het gezin Van Faassen zou onderduiken, bleef zij hier tot het einde van de oorlog.11 Hier maakte zij bij wijze van tijdverdrijf schilderijtjes op het afvalhout van de klompen met als voorstelling bijvoorbeeld een bloemstukje met een Bijbeltekst. Deze werden verkocht bij de kruidenierswinkel van Jan van Faassen, de broer van Arend, onder het mom dat dit huisvlijt was van Arends dochter Louise.
Rachel woonde nog niet zo lang op haar nieuwe onderduikadres toen Duitsers ’s nachts een fiets wilden vorderen. In allerijl moest zij naar haar schuilplaats en werd Joukje in haar bed gelegd. Het liep goed af. Later verried de NSB-er Pool uit De Krim aan de Duitsers dat er een onderduikster bij de familie Van Faassen zat. Doordat Van Faassen op 2 1 februari 1944 een seintje kreeg, vertrok hij voor de komst van de Duitsers op tijd met zijn vrouw en verstopten zij zich in het moeras. Louise moest de soldaten ontvangen. Intussen stond Pool buiten voor hun huis. De Duitsers dreigden met schieten als zij en haar zusje niet vertelden waar de onderduikster was. Het zusje was later uit school gekomen en zei bij herhaling, zoals haar was geleerd: “ Ik kan niet verstaan” . Er kwam een onverwacht gunstige wending doordat geallieerde bommenwerpers de aardappelmeelfabriek van Coevorden ‘De Baanbreker’ begonnen te bombarderen. Hierop vluchtten de soldaten. Rachel werd dezelfde dag ondergebracht op de boerderij van de familie Prins. Na ongeveer een week kwam zij terug, omdat ook dit gastgezin de spanningen van de onderduik niet langer aan kon.
Inmiddels was er veel gebeurd. Twee dagen na de huiszoeking bij Van Faassen waren andere soldaten teruggekomen om de huiszoeking af te maken. In Lutten woonden aan de Dedemsvaart echter drie broers Van Faassen naast elkaar. Dit keer gingen zij naar het verkeerde adres, de twee huizen verderop gelegen kruidenierszaak. Het huis werd zeer grondig doorzocht maar zonder resultaat. Er werd zelfs eenmaal met scherp geschoten. Uiteindelijk namen zij de kruidenier Jan van Faassen, bij wie onder meer een radio was gevonden, mee. Via een kamp in Almelo kwam hij in een Duits werkkamp terecht. Broer Arend wist bij de huisarts een brief te regelen, waarin stond dat Jan aan tuberculose leed. Daarna bracht overbuurvrouw Ballast, een met een Nederlander getrouwde Duitse, Arend langs een geheime doorgang bij de grens naar Duitsland. Van Faassen meldde zich bij het werkkamp en vroeg de Duitsers of zij wel wisten dat zijn broer aan tuberculose leed. Niet zonder resultaat. De volgende dag lieten zij namelijk zijn broer uit angst voor besmettingsgevaar vrij.
Als er gevaar dreigde voor Rachel kon zij daarna altijd een paar dagen bij een ander familielid, Henk van Faassen, logeren. Voor zijn klompenmakerij had Arend van Faassen gedurende de hele oorlog de beschikking over elektriciteit. Daarom wilden de Duitsers in het najaar van 1944 soldaten bij hem inkwartieren. Maar hij had kort daarvoor drie zusjes van onderduiker Tien Soeters en een zus van de verloofde van zijn broer uit Schiedam in huis opgenomen om aan te sterken. Omdat hij het deed voorkomen dat het allemaal eigen kinderen waren, ging de inkwartiering vanwege plaatsgebrek niet door. Eén van de meisjes met wie Rachel toen het bed moest delen had echter tuberculose, zodat zij dit later zelf ook kreeg.11 Omdat Usselo en Lutten dichtbij elkaar lagen, bezocht Rachel haar zussen daar ook een keer.13 Na de oorlog bleek het hele gezin de oorlog te hebben overleefd. Arend van Faassen en zijn vrouw Egberdina Frederika van Faassen-Broekroelofs ontvingen voor hun hulp aan Rachel op 25 januari 2000 postuum de onderscheiding Yad Vashem. Eerder had Arend voor zijn verzetswerk het Verzetsherdenkingskruis gekregen.14

Slomps bewogenheid met het Joodse volk
Slomp heeft altijd oog gehad voor de nood van de Joden als Gods volk. Sinds de Kristallnacht, de nacht van 9 op 10 november 1938, waarin een grootscheepse pogrom tegen de Duitse Joden plaatsvond, probeerden steeds meer Joden illegaal de Nederlandse grens over te komen. Slomp hielp een aantal van hen bij het vinden van een onderkomen. Zoals hiervoor al werd vermeld ging hij vanaf 1943 voor in kerkdiensten om een landelijk netwerk van onderduikadressen op te zetten. Toen hij op 19 september 1943 in Dordrecht als ‘ds. Van Zanten’ preekte zei hij onder meer: “Als er vanavond een Jood of onderduiker bij u aan de deur klopt en vraagt om onderdak om Christus’ wil, zult gij hem herbergen.” 15 In dat jaar ging hij zelf als voorzitter van de LO naar Amsterdam om Joden onderduikadressen aan te bieden. Zij waren echter met te overtuigen, zo vertelde hij later zeer geëmotioneerd, vanwege de houding van de Joodsche Raad van Amsterdam, die tegen onderduiken was. Als door de bezetter in 19 4 1 ingesteld contactorgaan voerde dit de Duitse bevelen uit. Verondersteld werd dat daardoor erger kon worden voorkomen.26 Er waren toen al veel Joden gedeporteerd naar concentratiekampen. Anderen waren mede door de hulp van de lo wel ondergedoken of deden dit alsnog.
Begin 1944 schreef Slomp de brochure Mogen wij zoo verder gaan?, waarin hij onder meer uitgebreid aandacht besteedde aan de Joden. Hij nam het de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland kwalijk dat deze wel veel energie besteedde aan de leergeschillen maar geen biduren uitschreef met het oog op de vervolging van de Joden. Zelf had hij van nabij gezien hoe deze werden mishandeld. En het was immers bekend dat er duizenden vermoord waren. Hij bespeurde zelfs onder gereformeerden een toename van het antisemitisme. Ook gereformeerden hoorde hij zeggen dat de Joden dit alles ondervonden, omdat zij de Christus verworpen hadden. 27 Als dit al zo was dan nog mochten wij, die zelf ook van de genade leven, niet de deur voor hen sluiten. Het kostte volgens Slomp te veel moeite om voor de Joden bij christenen onderdak te vinden. En dat terwijl daar, zo was gebleken, ook nog goede kansen waren voor de Jodenzending. Dit laatste argument was overigens voor Slomp beslist niet de hoofdreden hen onderdak te verlenen. Volgens hem stonden wij bij de Joden in de schuld omdat de Jood Jezus zich voor ons had geofferd in de vreselijke dood aan het kruis.28
Ook na de oorlog bleef Slomp hart hebben voor het Joodse volk. De stichting van de staat Israël in 1948 leidde meteen tot een oorlog met de Arabische buren. Een wapenstilstand zorgde in 1949 voorlopig voor een einde. Maar de wederzijdse spanningen bleven. In 1967 kwam het opnieuw tot een gewapend treffen tussen Israël enerzijds en Palestina, Jordanië, Egypte en Syrië anderzijds. Deze zesdaagse oorlog was nog maar net begonnen toen het Comité ‘Vrede voor Israël’ op 7 juni een bijeenkomst in de Grote Kerk in Den Haag hield. Dit was een initiatief van elf oud-verzetsmannen. Eén van de negen sprekers op die avond was Slomp. Hij hield, aldus een verslag in de krant, een zeer emotioneel betoog. Daarin zei hij dat we Israël niet kunnen missen en dat de jonge staat in de wereld nog een belangrijke rol heeft te vervullen. Als oud-verzetsman riep hij zijn medestrijders uit het verzet op tot het stichten van een actiecomité.29 Het zal Slomp tot vreugde zijn geweest dat de kerken en de politiek in de daarop volgende tijd in dit conflict ondubbelzinnig de zijde van Israël kozen.30

Verzetsmuseum uitgelezen locatie voor uitreiking Yad Vashem
Niet voor niets werd het Verzetsmuseum in Amsterdam gekozen als locatie voor de postume uitreiking van de Yad Vashem onderscheiding voor Slomp. Sinds 16 oktober 2013 is dit museum uitgebreid met het Verzetsmuseum Junior. Daar kunnen kinderen vanaf negen jaar horen en zien hoe vier leeftijdsgenoten de oorlog hebben beleefd. Het gaat om de geschiedenissen van Eva (in 1940: 10 jaar) uit Amsterdam, dochter van een uit Oostenrijk gevlucht Joods gezin, Nelly (in 19 4 0 :14 jaar), dochter van een NSB-gezin uit een Zeeuws dorp, Henk (in 1940: 8 jaar), zoon van een doorsnee-gezin uit Haarlem, en Jan (in 1940: 7 jaar) uit Heemse, zoon van verzetsman ‘Frits de Zwerver’.31 In het museum is ook met enige fantasie de huiskamer van de pastorie uit Heemse nagebouwd. Het verhaal van de onderduikers Rachel en Maarten is er gevisualiseerd. De Yad Vashem onderscheiding werd zo uitgereikt te midden van de geschiedenis die er de reden voor was.


Noten

1 . Zie: De Stentor, 12 april 2014. Zie voor de tekst van zijn toespraak op 28 april 2014: Nieuwsbrief Stichting Herinnering l o - l k p , jrg. 20, nr. 1 (juni 2014), blz. 9-II.

2. Arthur Graaff, ‘Nederlands verzet was zeer uitgebreid en succesvol’, in: H P/De Tijd, 13 januari 2014.

3. H.J.Ph.G. Kaajan, ‘Slomp, Fredrik’, in: A.J.C.M. Gabriëls (red.), Biografisch woordenboek van Nederland {bwn), deel 6 (Den Haag 2008). Ook te raadplegen als http://resources.huygens.knaw.nl/bwni 8 80-2000/lemmata/bwn6/ slomp

4. Bert van Nieuwenhuizen, Een lintje van de Koning (Soesterberg 2014), blz. 69-70.

5. Kamper Nieuwsblad, 17 maart 1984. Gedenkboek Verzetsherdenkingskruis (uitgave: Nationaal Comité Verzetsherdenkingskruis: Alphen aan den Rijn, 1984), blz. 57, 209.

6. J. Visscher, ‘Ds. J. Slomp over verzet en 4 en 5 mei’, in: Reformatorisch Dagblad, 3 mei 2014.

7. Vriendelijke mededeling van J. Slomp en J.M. Devries.

8. H.J.Ph.G. Kaajan, ‘Rietberg, Helena Theodora’, in: bw n , deel 6 (Den Haag 2008), blz. 409-411. Ook te raadplegen als http://resources.huygens.knaw.nl/ bwni 8 8o-200o/lemmata/bwn6/rietberg

9. Jesaja 16: 3b (Statenvertaling).

10. Dit bleek uit een Duits document, afgedrukt in: E.P. Weber, Gedenkboek van het “Oranje hotel". Onze gevallen verzetshelden. Celmuren spreken. Gevangenen getuigen (Amsterdam 1947), blz. 36.

11 . Jan Hof, Frits de Zwerver. Twaalf jaar strijd tegen de naziterreur (Utrecht, 2013; achtste herziene druk), blz. 126.

12. Ds. Zwaai was met een Duitse vrouw getrouwd. Op 25 november 1938 nam hij met de andere predikanten en pastoors en de burgemeester het initiatief tot de oprichting van het Comité voor hulp aan Joodsche vluchtelingen, die uit Duitsland kwamen.

13. Johanna Reiss, De Schuilplaats (Amsterdam 2003, 9' druk), blz. 9, 13-14, 25-26, 35, 103.

14. Reiss, a.w., blz. 103. Het is met bekend of de naam van de familie Hartink, die Hof noemt op blz. 12 7 de echte of een gefingeerde naam is.

15. Uit Reiss, a.w., blz. 69 en 79 blijkt dat Rachel in januari 1943 in Heemse onderdook.

16. Hof, a.w., blz. 12 7-135. Ann de Vries-Slomp en Jan Slomp, ‘Kinderherinneringen aan ds. Slomp. Frits de Zwerver 1930-1946’, in: Rondom Den Herdenbergh 1940-1945, mei 1995, blz. 47-88. Aangevuld met gegevens uit televisie-interviews met dr. J. Slomp en mevr. R. Akker-de Leeuw, die op 28 april 2014 door RTV-Oost werden uitgezonden en een radio-interview met laatstgenoemde, dat op 4 mei 2014 door RTV-Oost werd uitgezonden. Het was ook mevr. R. Akker-de Leeuw, die destijds het eerste exemplaar van het boek van Jan Hof aan ds. Slomp aanbood. Zie: Het Vrije Volk, 1 mei 1976.

17. Dick Kaajan, ‘Mislukte poging om Frits de Zwerver te arresteren’, in: Perry Pierik, Martin Ros en Robin te Slaa (red.), Zesde Bulletin van de Tweede Wereldoorlog (Soesterberg 2004), blz. 33-63. Op 21 april werd door de directeur van het Centraal Distributiekantoor, S. de Hoo, en een agent van de Grüne Polizei nog een huiszoeking gedaan in de pastorie te Heemse.

18. Zie voor de bevrijding van Slomp: Dick Kaajan, ‘Nieuw licht op de arrestatie en bevrijding van Frits de Zwerver in mei 1944’, in: Perry Pierik en Bert van Nieuwenhuizen (red.), Elfde Bulletin van de Tweede Wereldoorlog (Soesterberg 2012), blz. 231-324.

19. Zie voor de onderduik van het gezin Slomp: Jan Slomp, ‘Jan Slomp alias Jan de Jong, onderduiker van elf jaar, 12 mei 1944-11 april 1945’, nog te verschijnen in: Rondom Den Herdenbergh, maart en juni 2015.

20. Vriendelijke mededelingen van mevr. M.P. de Vries, dochter van M. van Duyvenvoorde.

21. Gebaseerd op de tekst van de toespraak van dr. J. Slomp op 28 april 2014 t.g.v. de postume uitreiking vandeYadV ashem onderscheiding aan zij n ouders en het programma van de Ambassade van Israël voor de plechtigheid op maandag 28 april 2014 met korte schetsen van de families, die aan de Joodse onderduikers hulp verleenden. Ann de Vries-Slomp en Jan Slomp, a.a., blz. 82.

22. Vriendelijke mededelingen van mevr. L.M. van Faassen.

23. Volgens Reiss, a.w., blz. 108 had dit bezoek plaats in de periode dat Rachel bij Slomp was ondergedoken. De datering van januari 1944 voor dit bezoek is dan onjuist, omdat Rachel toen al bij de familie Van Faassen was ondergedoken. Mevr. L.M. van Faassen bevestigde ook dat Rachel nooit uit Lutten is weggeweest.

24. Op grond van een gesprek met mevr. L.M. van Faassen wijkt dit verhaal gedeeltelijk af van de schets over de familie Van Faassen in het Programma van de Yad Vashem onderscheiding op 25 januari 2000. Gedenkboek Verzetsherdenkingskruis, blz. 109.

25. Kaajan, a.a., in: Elfde Bulletin van de Tweede Wereldoorlog, blz. 254. Ds. M. Gravendijk (1893-1958) had op 8 juni 1943 gevraagd om op 19 sept. a.s. voor de gemeente Heemse te mogen voorgaan. Ds. Van Zanten werd daarom uitgenodigd op die dag voor de gemeente Dordrecht voor te gaan. Vriendelijke mededeling van P.F. Dillingh.

26. Slomp memoreerde dit op 4 mei 1975 in de Oude Lutherse Kerk te Amsterdam tijdens de bijeenkomst, die voorafging aan de nationale herdenking van de gevallenen op de Dam. Zie: Het Parool; Trouw, 6 mei 1975. Het Nationaal Comité 4 en 3 mei bezit een geluidsband van de toen gehouden toespraken.

27. Zie in dit verband ook: Simon Schoon, “ ‘Zijn bloed over ons en onze kinderen” . Een tekst en zijn uitwerking’, in: Verkenning en Bezinning, jg. 16/4, (Kampen 1983).

28. Frits de Zwerver, Mogen wij zoo verder gaan (Nederland, April ’44), blz. 8. De brochure bevindt zich onder meer in de collectie illegale pamfletten en brochures van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (niod), Holocaust en Genocide-studies te Amsterdam, IB128/MIB148, digitaal te raadplegen op de sites van het niod en van het Geheugen van Nederland. Verder ook in het strafdossier van marechaussee G.F. Stap, die Slomp op i mei 1944 te Ruurlo arresteerde, in: Nationaal Archief, Archieven van het Directoraat-Generaal Bijzondere Rechtspleging met taakvoorgangers en uitvoerende instanties, 1943-1952 (1983) van het Ministerie van Justitie (2.09.09) inv.nr. 677 en in het Verzetsmuseum Junior te Amsterdam op de rand van de nagebouwde preekstoel. Zie voor Slomps bedoeling met deze brochure interviews met hem in: De Goede Tijding, 44' jrg. no. 43, 26 april 1968; Nederlands Dagblad, 3 mei 1975.

29. Nieuwe Haagsche Courant, 8 juni 1976.

30. G.J. van Klinken, Opvattingen in de Gereformeerde Kerken in Nederland over het Jodendom, iSyó-iyyo (Kampen 1996), blz. 603-606.

31. Zie voor meer informatie: http://www.verzetsmuseum.org/museum/nl/ onderwijs/verzetsmuseum_junior. Karen Tessel m.m.v. Liesbeth van der Horst, Gerard Mensink & Anneke van Huisseling, Verbalen uit Verzetsmuseum Junior (Amsterdam 2014). Zie voor het verhaal van Jan Slomp blz. 66-91.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2014

Historisch Tijdschrift GKN | 72 Pagina's

De onderscheiding Yad Vashem voor echtpaar Slomp-ten Kate

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2014

Historisch Tijdschrift GKN | 72 Pagina's