Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In het harnas gestorven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In het harnas gestorven

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Terwijl zendeling Studd met grote overgave werkte aan cle kerstening van cle negers in Afrika, zat zijn echtgenote niet stil. Zij was secretaresse geworden van het Zendingsgenootschap en deze funktie vervulde ze op bekwame wijze. Al had ze een kwaal, ze deed net alsof ze niets mankeerde, en men zou op het eerste gezicht gedacht hebben, clat deze vrouw volkomen gezond was. Ze maakte lange, inspannende reizen, terwille van de verbreiding van het Evangelie. In 1928 had ze ook een bezoek gebracht aan haar man in het verre oerwoud, in het hart van het zwarte werelddeel. Zij wist wel, clat ze zich daar, vanwege haar gezondheid, niet blijvend kon ophouden. Vandaar clat het bezoek maar kort kon zijn.

Welk een blijde ontmoeting zal clat zijn geweest! Nu aanschouwde mevrouw Studd van dichtbij hoe veelvuldig het werken van haar man was en hoe zwaar die arbeid viel, maar ook. hoe vol liefde en vertrouwen dezez ware taak werd vervuld. Hoe zwaar viel het afscheid! Het was een afscheid om elkander aan deze zijde van het graf niet meer te zien. Het jaar daarop ontving Studd, tot zijn grote smart, het droeve bericht, dat zijn vrouw plotseling was overleden. Op een reis in Spanje was ze op het onverwachts onwel geworden en het einde was cle dood.

Al waren die twee niet vele jaren bij elkander geweest, toch hadden ze in de geest steeds bij malkander vertoefd. Beiden hadden voortdurend hetzelfde doel voor ogen en ze sterkten elkaar in het gebed, clat cle een voor de ander deed.

Men kan zich voorstellen, dat bij het horen van het doodsbericht, bij Studd de verzuchting opkwam: „Neem nu mijn ziel maar weg." Hij voelde zich nu zo alleen staan, maar toch bleef zijn vurige ijver brandende, om te doen wat hij kon tot uitbreiding van het Koninkrijk Gods. En daarom was zijn oprechte wens om te mogen sterven in het harnas. Tot het laatste ogenblik wilde hij als een trouw soldaat op zijn post blijven. De vertaling van het Nieuwe Testament en de Psalmen vergde veel van zijn krachten.

In het begin van het jaar 1931, twee jaren na het overlijden van zijn vrouw, kreeg Studd een hartaanval. Sinds het sterfjaar van zijn echtgenote ging het al niet goed meer met

hem. Hij gebruikte geregeld medicijnen, die voor het hart niet zo verkieslijk waren, maar aan die zware poeders was hij zó gewend geraakt, clat hij zonder deze niet meer kon werken. Is het dan een wonder, dat het hart tekenen gaf van slijtage?

Bij clie eerste hartaanval bleef het niet. Na enige tijd kwam een tweede, een derde, en de tijd ertussen was bedenkelijk kort. Men ging begrijpen, clat het lichaam werd gesloopt. Toch knapte cle man telkens weer op en clan gaan de omstanders denken, clat het geregeld zo gaan zal. Maar eenmaal moet toch de slag vallen, al is het clan veelal onverwachts.

Op zondag 12 juli 1931 had hij een godsdienstoefening gehouden, clie wel vijf uren had geduurd. Maandag daarop klaagde cle zendeling over pijn in cle rechterzijde van het lichaam, maar half-dokter als hij was, stelde hij zijn vrienden gerust cloor de mededeling clat het galsteen was. Inderdaad werd de pijn veroorzaakt cloor een aanval van galstenen en zo'n aanval is niet bepaald dodelijk, dus was men niet zo ongerust. Toch ging men vrezen, want in de loop van cle week verergerden de pijnen en eer het donderdag was, was de zieke zo verzwakt, dat hij zich haast niet meer verstaanbaar kon maken. Diezelfde dag geraakte hij in bewusteloze toestand en eer het vrijdag was, had cle zendeling de laatste adem uitgeblazen.

Harrison, Studds rechterhand en opvolger, schreef in zijn verslag:

„Op maandag hield hij nog het gewone morgengebed met zijn knecht en enige anderen, die om zijn bed stonden. De laatste inboorling, tot wie zijn zielzorg zich uitstrekte, was de hoofdman Kotinaye, die hij vermaande, zekere zaak met God in het reine te brengen. Het laatste woord, dat hij schreef in een brief aan cle zendelingen was: „Halleluja" en zijn laatste gesproken woord was eveneens: „Halleluja."

Op vrijdag, cle dag na het overlijden, werd Studd begraven. Er was een grote menigte mensen aanwezig. De inboorlingen wilden na cle begrafenis niet naar huis, maar bleven tot de volgende dag in de omgeving. Toen hielden de zendelingen een godsdienstoefening, die een grote indruk op de zwarten maakte. Vurig baden cle negers tot God. Harrison schreef:

„Wij hebben nog nooit zo iets van de zwarten gehoord. In aller hart scheen het besluit op te komen, zich opnieuw aan de Heere te wijden. Zij zeiden: „Nu Bwana van hen was heengegaan, zouden zij des te krachtiger voor Jezus strijden." Ook vandaag, op zondag, kwamen veel groter scharen naar de godsdienstoefening dan tevoren. Het is van de Heere geschied en het is wonderlijk in onze ogen!"

(Dit artikel moest geplaatst worden achter hei artikel „Niet de minste verpozing." (Zie Daniël 28-6-''57 hlz. 2). Het is het slotartikel over Zendeling Charles T. Studd, die leefde van 1860 tot 1931).

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1957

Daniel | 8 Pagina's

In het harnas gestorven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1957

Daniel | 8 Pagina's