Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geschiedenis van de verpleging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geschiedenis van de verpleging

Professionele verpleging heeft een betrekkelijk jonge geschiedenis – 1

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het verzorgen en verplegen van zieken is eeuwenlang in ontwikkeling. De geschiedenis van de professionele verpleging is eigenlijk jong. Pas in de 19de en 20ste eeuw is de verpleging een beroep geworden. Toch zijn er altijd zieken geweest. Het verplegen staat in een bredere context van de maatschappij. De visie op ziekte en gezondheid wordt mede bepaald door culturele en religieuze achtergronden. De geschiedenis van de verpleging kan op verschillende manieren en vanuit verschillende invalshoeken uitgelegd worden.

Ik beperk mij in deze tweeluik tot een algemene lijn en wil enig inzicht geven in de ontstaansgeschiedenis. Dan kan het heden beter worden begrepen. Nu nemen de zorgvragen toe, terwijl de professionele hulp daarmee geen gelijke tred houdt.

1. Zorg in bijbels licht, ziekten in de Bijbel

Er zijn veel teksten in de Bijbel die over kwalen en ziekten spreken, maar ook van genezing en gezondheid. In Deuteronomium wordt gezondheid beloofd op het onderhouden van Gods geboden en ziekte als bedreiging aangezegd bij ongehoorzaamheid (Deut. 7 en 28). Op andere plaatsen wordt aangezegd genezing bij de Heere te zoeken, niet bij andere goden: (2 Kon. 1: 3 en Jer. 8).

Met name in de tijd van de omwandeling van de Heere Jezus op aarde lezen we van gezondmaking. De liefde van God tot de mens strekt zich ook uit tot zieke mens. De evangelisten halen diverse keren aan dat Hij blinden het gezicht gaf, doven het gehoor, lammen deed wandelen en ook melaatsen reinigde. Bezetenen verloste Hij.

Jezus zag, volgens Matthéüs 14, een grote schare en werd met ontferming over hen bewogen en Hij genas hun zieken. Zorg en hygiëne voor zieken was een plicht. Hiervan zijn voorbeelden te vinden in Lukas 10 (de barmhartige Samaritaan) en Galaten 5. Men moet elkanders lasten dragen.

Mozes, opgevoed aan het Egyptische hof, is in aanraking gekomen met de Egyptische wetenschap, ook die van de geneeskunde. Zijn wetten hebben in de eerste plaats een godsdienstige betekenis; een aantal bepalingen is van groot belang voor de volksgezondheid.

Bij besmettelijke huidziekten (melaatsheid) moest men zich melden bij de priester (Lev. 13). Die isoleerde de patiënt en pas na gebleken genezing hief hij de afzondering op. De voedingswetten (varkensvlees en schaaldieren waren verboden) vormden bescherming tegen ingewandsziekten (Lev. 11).

In de wetten van Mozes zijn alle beginselen van de moderne gezondheidsleer in de kiem te vinden. Naastenliefde was voor Joden een plicht. Zij bezochten en verzorgden hun zieken en bemoedigden hen. Zij kenden in latere tijden gasthuizen en herbergen voor reizigers. In die gasthuizen en herbergen waren speciale ziekenverblijven.

Voor de Joodse sekte der Essenen gold het verplegen van zieken als een voortdurende plicht. Zij kenden zelfs een belasting voor de verzorging van zieken, waarvan Philo van Alexandrië († 40 na Chr.) melding maakt: “Zij verwaarloosden de zieken die niet in staat waren hun geldelijk aandeel bij te dragen niet, daar zij in hun schatkist ruimschoots de middelen hadden hen, die in nood verkeerden, bij te staan.”

2. Verplegen door de eeuwen heen

a. De oude culturen tot de vroeg christelijke tijd (ca. 500)

Het verzorgen van zieken is oorspronkelijk een intuïtieve handeling. In primitieve tijden was de ziekenverzorging een intuïtieve handeling. Men verpleegde hen met wie men nauw verbonden was: familie- en stamleden. De oorspronkelijke verplegingsmethoden vindt men het duidelijkst bij primitieve volken.

Zij zijn niet in staat te schrijven en te lezen, lieten nooit geschriften na die ons kunnen inlichten over de manier waarop zij zieken verzorgden. De verpleging bestond in hoofdzaak uit het verzorgen van wonden, het geven van kruidenaftreksels, het toepassen van wrijvingen, wassingen en zweettherapieën (stoombaden). Tegen hoofdpijn of koorts is de schors van een boom (kinine) een probaat middel. Alle primitieve volken passen massage toe en kennen de invloed van warmteprikkels.

De medicijnman

De primitieve mens gelooft dat ziekte ontstaat door de invloed van boze geesten. De medicijnman staat in verbinding met hogere machten en kan daardoor genezen. Hij beschikt over een grote kruidenkennis, maar wat belangrijker is: hij is in staat door bezweringsformules de boze geesten uit te bannen of gunstig te stemmen.

Primitieve mensen geloven in de geneeskracht van de toverwoorden; zonder die woorden zou het middel niet helpen. De mens die zich door boze geesten bedreigd voelt, is soms ziek van angst. Wanneer de medicijnman door toepassing van hypnose kans ziet deze angst weg te nemen, bevordert hij daarmee de genezing. Hij is bemiddelaar tussen de zieke en de bovennatuurlijke wereld, is de voorloper van de priester/arts. Deze vinden we in de oudheid bij alle niet-primitieve volken.

Gezondheidszorg bij de oudste cultuurvolken

Door opgravingen en inscripties is steeds meer bekend geworden over de betekenis van de gezondheidszorg in de oudste beschavingsgebieden. Men kende behalve voorschriften voor hygiëne en de controle op levensmiddelen ook maatregelen tegen besmetting, vuilverwijdering, controle op arbeidstijd. Er waren artsen en specialisten, maar het is niet duidelijk wie het verplegingswerk deed. Waarschijnlijk vond men het vanzelfsprekend dat familieleden dit deden.

Babylonië

De Babylonische beschaving bevond zich ongeveer 2000 voor Christus op haar hoogtepunt. Uit het wetboek van Hammoerabi blijkt dat men inzag dat vliegen kunnen bijdragen aan ziekteverspreiding. Geneeskunst steunde voor een groot deel op magie. Priester-bezweerders konden door hun toverformules het toe te passen middel geneeskracht geven.

Men kende artsen en chirurgen. Zij moesten witte kleding dragen en korte nagels hebben. In Ninevé zijn bij opgravingen gebakken kleitafels gevonden uit de bloeitijd van de Assyrische beschaving (ca 650 voor Christus). Hieronder bevonden zich veel medische werken met voorschriften voor massage, dieet, darmspoelingen, aderlatingen, etc.

Egypte

De Egyptenaren (2000 voor Christus) kenden veel geneesmiddelen, zoals wonderolie en opium. Hun kennis berustte voornamelijk op ervaring en de hygiene stond op hoog peil. De Egyptische oogartsen waren wereldberoemd. Zij gaven bijvoorbeeld oogdruppels door de schacht van een veer.

Van hun manier van verplegen weten we vrijwel niets. Alle oude cultuurvolken kenden de vroedvrouw. Vermoedelijk is vroedvrouw het oudste vrouwelijke beroep.

India

De Hindoes in India waren er van overtuigd dat voorkomen beter is dan genezen. Men entte al in tegen pokken. Priesters en brahmanen gaven voedingsadviezen en verpleeginstructies.

In alle dorpen was een gasthuis, waar men zieke reizigers en dieren behandelde. Er waren verplegers. De medische wetenschap was er 500 voor Christus meer ontwikkeld dan bij de omringende volken en de verpleging stond op een hoog peil.

China

Het pols voelen was een kunst waarin Chinese artsen bedreven waren. Acupunctuur is een oude Chinese genezingsmethode, waarvoor nu ook elders belangstelling bestaat.

Griekenland

Het esculaapteken was het embleem van Asklepios. Het is een staf waar zich een slang omheen kronkelt. De slang was in de oudheid een symbool van het stervende èn het uit de dood verrijzende leven, omdat een slang elk jaar een nieuwe huid krijgt. De staf was eigenlijk een boomstronk die opnieuw uitbot.

Asklepios is door de Grieken vereerd als god van de geneeskunde en zijn dochter Hygeia als godin van de gezondheid. De Griekse invloed blijkt onder andere uit de vele aan het Grieks en Latijns ontleende woorden die de medische wetenschap nu nog gebruikt. De tempel van Asklepios vormde het middelpunt van ziekeninrichtingen.

In mooie gebouwen stonden de bedden van de patiënten opgesteld in open zuilengalerijen. Zowel artsen als patiënten waren verplicht witte kleren te dragen, wat op hygiëne wijst. In de steden waren poliklinieken gevestigd.

De badhuizen met inrichtingen voor massage en sport werden druk bezocht. Of er ook verpleegsters werkten is niet duidelijk. Wel is bekend dat de Griekse vrouw in haar eigen huis familieleden en slaven verpleegde.

Hippocrates

Hippocrates (460-377 voor Chr.) was de grootste geneesheer in Griekenland en bestreed het bijgeloof: men wordt niet ziek door de invloed van boze geesten maar door ongehoorzaamheid aan de natuurwetten. De arts moet de natuur helpen, want de natuur van de mens is de voornaamste geneeskracht. Hij moet eerst de zieke mens bestuderen en pas daarna de ziekte.

Bekend is de eed van Hippocrates, een korte samenvatting van de medische ethiek. Daarin is sprake van beroepsgeheim en onaantastbaarheid van het leven. De tegenwoordige artseneed verschilt weinig van de eed die 2500 jaar geleden werd opgesteld.

Hippocrates zag verplegers als medewerkers van de arts en stelde aan hen hoge eisen. Hij schreef boeken over verplegen. Bij behandeling van zenuwziekten schreef hij veel rust en ook gymnastische oefeningen en dansen voor. Geesteszieken behandelde hij als lichamelijk zieken.

Hippocrates was er van overtuigd dat de hersenen de verbindende schakel vormen tussen geest en lichaam. Toch zocht hij de oorzaak van geestesziekten niet in de hersenen maar in een gestoorde verhouding van de vier lichaamsvochten: bloed, slijm, gele gal en zwarte gal.

Door het aderlaten en afzuigen trachtte hij de juiste verhouding te herstellen. De vochten beïnvloedden het karakter. Hippocrates vond dat de arts naast deskundigheid moest streven naar levenswijsheid.

Rome

De Romeinen waren knappe juristen en militairen, maar op het gebied van de wetenschap en dus ook de geneeskunde bleven zij achter bij de Grieken. De Romeinen zijn beïnvloed door de Griekse mythologie. Asklepios heette bij hen Ausculapius. Tijdens de heerschappij van de Romeinse keizers, van wie vooral Augustus en Nero bekend zijn, omvatte het Romeinse Rijk vrijwel de toenmaals bekende wereld.

Uit veroverde gebieden werden veel slaven als krijgsbuit meegenomen. Zo waren er Griekse slaven die medicijnen gestudeerd hadden en dienst deden als huisarts. Er waren speciale sportartsen voor de verzorging van de gladiatoren.

Op het gebied van de stedelijke gezondheidszorg waren de Romeinen vooruitstrevend. Rome had al vroeg een riolering. Aquaducten voerden water naar de stad. Er waren prachtige badhuizen (thermen) en ruimten voor massage en sport.

Het begin van de christelijke ziekenverpleging

In de vroeg christelijke tijd was de ziekenzorg naastenliefde. Dit is terug te vinden in de Bijbel: Matthéüs 25 werd het programma voor de hulpverlening. Zorgen voor zieken was één van de zeven werken van barmhartigheid en was in West-Europa eeuwenlang vrijwel uitsluitend een werk van barmhartigheid.

Christenen stonden er om bekend mensen te helpen naar wie de maatschappij niet omkeek: de ongeneeslijk zieken en gehandicapten. Zij deden dat omdat Christus het hun had opgedragen.

Diaconessen (in de 2e eeuw na Christus ongehuwden of weduwen) zorgden in opdracht van de gemeente voor zieken en armen, deden huisbezoeken en waren de eerste wijkverpleegsters. Ook ondersteunden zij bij kerkdiensten en gaven bijbelles aan vrouwelijke catechisanten. In de 4e eeuw kwamen zij onder bisschoppelijk toezicht en werden ingezegend.

Enkele vooraanstaande diaconessen zijn Phebe (60 na Chr.) en Fabiola (350 na Chr.), de laatstgenoemde liet in Rome het eerste hospitaal bouwen, zo vermeldt Hiëronymus. Olympia (400 na Chr.) woonde in Constantinopel. Als weduwe wijdde zij zich aan de verzorging van zieken. Zij werd door Chrysostomos tot diacones ingezegend. Deze periode wordt als hoogtepunt beschouwd van het werk van diaconessen.

Na ongeveer vijf eeuwen verdween het diaconessenambt door de opkomst van de kloosters, waarin de nonnen de verpleging overnamen. In 533 hief de synode van Orléans de orde der diaconessen op. Na de 12de eeuw is er niets meer over hen bekend.

Het zou eeuwen duren voordat ds. Theodor Fliedner (1800-1865), predikant in Kaiserwerth rond 1830 het diaconaat zou herstellen.. Diaconessen hebben een belangrijke stoot gegeven tot de verpleging die later in de kloosters werd aangetroffen.

b. De kloosters, gasthuizen en ziekenhuizen (ca. 500 – 1600)

Na de ondergang van het Romeinse Rijk in de 5e eeuw, ontstonden er kloosters, gesticht en beheerd door bisschoppen met de kloosterlijke verpleegorden waar de Augustijner-, Benedictijner- en Franciscanerorden voorbeelden van zijn.

De kloosters vormden middelpunten van studie voor genees- en verpleegkunde. Daar is de naam van broeder en zuster ontstaan: een bewijs dat de kloosters van invloed zijn geweest op de ziekenverpleging.

Ook vanuit de burgerij ontstonden verpleegorden, die deze zorg bewust van kloosters overnamen. Elke gilde had een ziekenkas voor de verpleegkosten. Hiertoe rekent men de Orden van de Heilige Geest. Guido van Montpellier stichtte in 1175 te Montpellier een ziekenhuis met een verpleegorde: de Heilige Geest Broederschap.

Het beroemdste hospitaal staat in Rome, het Ospedale di Santo Spirito in Sassia. De broederschap hield zich ook bezig met armenzorg. In de Sint Bavokerk te Haarlem is nog de broodbank te zien, waar broeders van de Heilige Geest brood uitdeelden aan de armen. Los van de orde stichtten burgers overal Heilige Geest gasthuizen. In de 13de eeuw had vrijwel elke stad zo’n gasthuis.

De Orde van de Begijnen vormden een wereldlijke orde. De begijnen legden wel een gelofte af, maar deze was niet bindend. Zij waren in de 13de eeuw vooruitstrevende vrouwen, niet gebonden aan een klooster en konden de zieken thuis verplegen. Bij de bevolking waren zij zeer gezien om hun hulp tijdens epidemieën en oorlog. Ziekenhuizen vroegen hen als verpleegsters.

Cellenbroeders

De Cellenbroeders namen in de 15de eeuw de verpleging en het begraven van pestslachtoffers en andere besmettelijke ziekten op zich. De Broeders van Johannes de Deo (circa 1550), gesticht door een Portugees, verzorgden zieken die men op straat vond.

De Minderbroedersorde van Franciscus van Assisi (1182-1226) had een eigen manier van verzorgen van melaatsen. De vrolijke Franciscus werd ziek en vervolgens trok hij zich lange tijd terug bij een kluizenaar. Daarna leefde hij in volstrekte armoede en trok het land door als verpleger en evangelist.

Enkele vrienden sloten zich bij hem aan, maar hij stelde als voorwaarde dat ze bereid moesten zijn in armoede te leven, melaatsen te verzorgen en het evangelie onder het volk te brengen. Ze moesten de mindere zijn van wie hun hulp nodig hadden. Zo ontstond een bedelorde en niemand mocht enig bezit hebben.

Franciscus zag de armoede als deugd, in reactie op de overdadige pracht en praal van de geestelijkheid van die tijd. De orde betekende veel voor de lepralijders. Elisabeth van Thüringen (1207-1231), een tijdgenote van Franciscus, stichtte hospitalen in de omgeving van de Wartburg en Marburg en verzorgde leprapatiënten.


Mevrouw L.M. de Pater is verpleegkundige en consulent Mantelzorg bij het Steunpunt Mantelzorg te Dordrecht voor de regio Drechtsteden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 2011

Protestants Nederland | 24 Pagina's

Geschiedenis van de verpleging

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 2011

Protestants Nederland | 24 Pagina's