Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Collaboratie, afzijdigheid of verzet? (2)1

Bekijk het origineel

Collaboratie, afzijdigheid of verzet? (2)1

De moeizame verhouding van protestanten tot de Holocaust

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De term Holocaust wordt doorgaans gebruikt om een massale vernietiging van mensenlevens aan te duiden. Als zodanig wordt het ook wel als equivalent voor genocide gebruikt. Voorbeelden daarvan zijn de slachting van 1 miljoen mensen (en evenzoveel beesten) door Shaka de Zoeloe, de massamoord op ruim 1 miljoen Armeniërs door de Ottomaanse Turken en de tientallen miljoenen slachtoffers van regimes als die van Lenin, Stalin, Mao en Pol Pot.

De moord op bijna 6 miljoen Joden tijdens het naziregime van Hitler staat echter in ons collectieve geheugen gegrift. En dat niet alleen vanwege de systematische opzet en het ongekend massale karakter ervan (60 procent van alle in Europa levende Joden vond de dood in speciaal daartoe ingerichte gaskamers), maar ook door onze (al dan niet directe) betrokkenheid bij dit afgrijselijke gebeuren (hoe anders te verklaren dat 70 procent van alle in Nederland levende Joden de Door dr. J.O. van de Breevaart te Hendrik-Ido-Ambacht oorlog niet overleefde?). Het ging hier niet om een Holocaust, maar om dé Holocaust.

Niet alleen de schuld van de kerk!
Wie waren degenen die streefden naar de systematische uitroeiing van niet alleen de Joden als volk, maar ook het Jodendom als beschaving?
Dr. Ad Prosman wijst er in De onverwerkte Holocaust terecht op dat het uiteindelijk de nationaalsocialisten onder leiding van Hitler waren die een totale uitroeiing van het Jodendom nastreefden. En dat niet omdat het hier om een afwijkende religie ging, maar om een vreemd ras.
De aanwezigheid van dat ras binnen de grenzen van de natiestaat was naar de overtuiging van de nazi-ideologen een gotspe. Het Semitische ras vormde een bedreiging voor de zuiverheid van het Arische ras – de drager van de in alle opzichten superieur geachte Noord-Europese beschaving. Die dreiging gold eens temeer nu Joden zodanig waren geassimileerd dat zij niet meer als Joden herkenbaar waren.
Het feit dat de Joden maatschappelijk gezien uitermate succesvol waren – niemand was in staat hun verdiensten op wetenschappelijk en economisch gebied te evenaren – maakte alleen al hun aanwezigheid onverdraaglijk voor iedereen die geloof hechtte aan de vermeende superioriteit van het Arische ras.
Het was deze rancune – hier te lande het scherpst ontleed door Menno ter Braak!2 – die de directe aanleiding vormde voor de Holocaust.

Niettemin: schuld...
Niet ontkend kan echter worden dat de genoemde rancune zich vaak gemakkelijk liet vereenzelvigen met religieus fanatisme, zoals hiernaaststaande karikatuur laat zien.
Nog los van het feit dat ‘de Joden’ ervan beschuldigd werden Jezus aan het kruis genageld te hebben, gold ‘de Kerk’ ook als natuurlijke erfgenaam van de oude Verbondsbeloften die God aan Israël had gedaan.
Strikt genomen verspeelde de Jood die zich weigerde te bekeren tot het christendom niet alleen zijn eerstgeboorterecht, maar eigenlijk ook zijn bestaansrecht. Met name Luther heeft zich hier en daar in dergelijke bewoordingen uitgelaten; Calvijn was op dit punt gematigder.3
Duidelijk is dat een dergelijke visie op de Joden de nazi’s eerder in de kaart speelde dan dat het als een krachtig argument tegen de Holocaust kan worden gezien. Vast staat dat protestantse theologen zich in overgrote meerderheid afzijdig hebben gehouden van het drama dat zich in Duitsland en de bezette gebieden voltrok.
Zelfs Karl Barth tekende de zogenaamde Ariërparagraaf – de verordening van overheidswege dat Joodse ambtenaren, en dus ook gedoopte Joden die een kerkelijk ambt vervulden, dienden te worden ontslagen. Martin Niemöller weigerde te tekenen, maar dan omdat hij vond dat de staat niets over de kerk te zeggen had.
Alleen Dietrich Bonhoeffer stak de Joden openlijk een hart onder de riem en riep de kerk op tot verzet. Sterker nog: wanneer ze zich zou onttrekken aan die roeping, hield ze naar zijn overtuiging op kerk te zijn. Eine Verstoβung der Juden aus dem Abendland muβ die Verstoβung Christi nach sich ziehen; denn Jesus Christus war Jude.4

...maar geen boete!
Barth en Niemöller behoorden tot de enkelingen die eerlijk bekenden dat zij zich inderdaad niet veel om het lot van Joden hadden bekommerd. Niemöller erkende ruiterlijk dat dit oordeel de Bekennende Kirche als geheel gold. Volgens Bonhoeffer kon daarom maar één conclusie worden getrokken: Sie [die Kirche] ist schuldig geworden am Leben der schwächsten und wehrlosesten Brüder Jesu Christi.5
Prosman laat zien hoe de kerken, ook de protestantse kerken in Nederland, er de afgelopen 70 jaar alles aan gedaan hebben de schuldvraag op afstand te houden. 6
Dat blijft toch merkwaardig voor een kerk die geboren is uit de zoektocht naar een antwoord op de grote vraag van Luther via Calvijn tot McCheyne: “Hoe kan ik ooit nog rechtvaardig verschijnen voor God?”
Toegegeven: Wij waren niet zelf in de gelegenheid er iets aan te doen. Maar is dat voldoende om onszelf te verontschuldigen en te rechtvaardigen? Wir haben es nicht getan! Wir haben es nicht gewuβt! Maar zijn wij niet ook leden van een kerk die wel iets had kunnen doen en het zeker ook wist?
Hebben haar leidslieden en leden het beste gedaan dat hen - gegeven de omstandigheden - te doen stond? En staan wij derhalve rechtvaardig tegenover onze medemensen, in dit geval de Joden? En staan wij rechtvaardig tegenover de God van de Joden, die ook de God en Vader van onze Heer Jezus Christus is?
Wanneer wij als belijdende leden van de huidige protestantse kerken daarop antwoord zouden moeten geven – en ik denk dat we dat moeten – dan is er alle reden tot boetedoening voor al het onrecht dat Joden is aangedaan, ook door hen die zich protestanten noemen, actief door te collaboreren, dan wel passief door zich afzijdig te houden in plaats van zich actief te verzetten.

Kans op herstel...
Als protestanten belijden wij niet rechtvaardig te zijn dan door de vergeving die ons is geschonken – van de Vader van onze Heer Jezus Christus. Maar zouden wij niet evenzeer ook moeten beseffen dat wij vergeving moeten vragen aan hen die daadwerkelijk geleden hebben – de Joden zelf?
Dat christenen worstelen met de schuldvraag rond de Holocaust is niet meer dan terecht. Joden worstelen vooral met de vraag: Wat is de zin en betekenis van dit afgrijselijke drama voor ons volk?
Terecht laat Prosman niet alleen christenen aan het woord, maar heeft hij ook aandacht voor de wijze waarop Joden omgaan met de Holocaust. We worstelen in ons land al jaren met het thema van de godsverduistering. Maar de ernst daarvan staat in geen verhouding tot de totale godsverlatenheid die Joden ervaren hebben, niet alleen tijdens de Holocaust, maar ook in de jaren daarna toen bleek dat niemand verantwoordelijkheid wilde nemen voor dit drama.
Het zou christenen sieren wanneer zij de worsteling van de Joden met het raadsel van de Holocaust serieus namen. Bovendien worden daarbij soms antwoorden gegeven die ons tot nadenken zouden moeten stemmen.

...door genade alleen!
Net als in de protestantse traditie is ook door (met name orthodoxe) Joden de Holocaust verstaan als straf voor moreel verval.
Maar er is ook een andere reactie die ons iets te zeggen heeft. Want er zijn Joodse theologen die ervan uitgaan dat Joden dienen als zondebok in de wereldgeschiedenis. En dat is geen lot, maar hun roeping en bestemming.
Net als die andere Jood, Jezus, waren zij het die als lijdende schapen (Jesaja 52 en 53) de zonden van een wereld, gevangen in eindeloze rivaliteit en diepgewortelde rancune, wegdroegen. De gaskamers van Auschwitz waren het nieuwe kruis van Golgotha.7 Dat is tenslotte ook de betekenis van het Griekse woord ‘Holocaust’: brandoffer!
Als we dat uit de mond van Joden moeten horen, dan kunnen we niet dan in schaamte het hoofd buigen. Want wie vertonen hier meer gelijkenis met Jezus? Zij die zich christenen noemen (getuigen van Christus!), maar niet in staat zijn schuld te bekennen voor hun rol in de Holocaust? Of zij die zich als schapen ter slachting lieten leiden om geofferd te worden op het altaar van die Wille zur Macht waarmee Nazi-Duitsland onder leiding van Hitler behept was.
Wanneer we besluiten in deze lijn verder te denken, dan doen zich twee vragen voor: Welke consequenties zou dat kunnen hebben voor de verhouding tussen Joden en christenen? Heeft prof. Bram van de Beek gelijk wanneer hij van Joden spreekt als het volk van de lijdende Heer?8
Wat te denken van de tegenwoordig veelgehoorde beschuldiging dat Joden de Holocaust schandelijk hebben misbruikt om op hun beurt de ´Holocaust´ in het Midden-Oosten te rechtvaardigen? En welke consequenties heeft het antwoord op die vraag op de verhouding tussen christenen en Israël?
Maar daarover een volgende keer meer.


Naar aanleiding van: De onverwerkte Holocaust. Spiegel voor de kerk van nu, door Ad Prosman. Uitgave van Boekencentrum Uitgevers, Zoetermeer, 2015. ISBN 978 90 2397 020 0; 280 blz.; € 24,90.


Noten
1 Met dank aan Otto van de Breevaart en Willem Stolk voor kritische lezing van een eerdere versie van dit artikel.
2 Het nationaalsocialisme als rancuneleer (Assen 1937). Volgens Ter Braak vormde rancune overigens niet alleen de wortel van de nationalistische variant van het socialisme, maar van alle vormen van socialisme – ook de internationale variant ervan.
3 Voor een gedegen overzicht, zie Hans Jansen, Christelijke theologie na Auschwitz. Theologische en kerkelijke wortels van het antisemitisme I-III (Zoetermeer 1980-1985).
4 Ethik, zusammengestellt und herausgegeben von Eberhard Bethge (München 1985), p. 95.
5 Idem, p. 130.
6 Dit beeld werd onlangs nog eens bevestigd door Ewart Bosma, Oude waarheid en nieuwe orde. Bevindelijk gereformeerden en het nationaal-socialisme 1920-1950 (Apeldoorn 2015) en Jan Bank, God in de oorlog. De rol van de Kerk in Europa 1939-1945 (Amsterdam 2015).
7 Zie met name Ignaz Maybaum, The Face of God after Auschwitz (Amsterdam 1965). Zie ook Pinchas Lapide, Ist das nicht Josephs Sohn? Jesus im heutigen Judentum (München 1976), die stelt dat de fascinatie voor Jezus onder Joden sinds de Holocaust en de stichting van de staat Israël wel heel opvallend is (pp. 42-43): “Tatsache ist es, daβ im letzten Vierteljahrhundert weit mehr hebräische Schriften über Jesus verfaβt worden sind, als in den 18 vorangegangenen Jahrhunderten und daβ es des freien Geistesklimas der Eigenstaatlichkeit bedurfte um sich heute so unbelastet mit einem Thema zu befassen, das der Druck der Kirchen allzu lange in ein jüdisches Tabu verwandelt hatte.“
8 De kring om de Messias. Israël als volk van de lijdende Heer (Zoetermeer 2002).


Dr. J.O. van de Breevaart te Hendrik-Ido-Ambacht

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 2015

Protestants Nederland | 32 Pagina's

Collaboratie, afzijdigheid of verzet? (2)1

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 2015

Protestants Nederland | 32 Pagina's