Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Dordtse leerregels over de Goddelijke verkiezing en verwerping

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Dordtse leerregels over de Goddelijke verkiezing en verwerping

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(4)

Nadat de Leerregels eerst gesproken hebben dat God de Gever en Werkmeester van het geloof is en dat de schuld van het ongeloof in dfe mens zelf ligt daar alle mensen in Adam gezondigd hebben en de gehele wereld voor God verdoemelijk is, gaan de Leerregels nu nader spreken over de predestinatie of voorverordinering. Zij belijden dat in art. VI: Dat God sommigen in de tijd met het geloof begiftigt, sommigen niet begiftigt, komt voort uit Zijn eeuwig besluit. „Want Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend", Hand. 15 : 18; en: „Hij werkt alle dingen naar de raad van Zijn wil", Efeze 1 : 11. Naar welk besluit Hij de harten der uitverkorenen, hoewel zij hard zijn, genadiglijk vermurwt en buigt om te geloven; maar degenen, die niet zijn verkoren, naar Zijn rechtvaardig oordeel, in hun boosheid en hardigheid laat.

De voorverordinering is Gods eeuwig besluit. De predestinatie behoort tot de besluiten Gods. Gods besliuiten gaan over alle dingen, groot en klein, beide in de hemel en op de aarde, over schepping, onderhouding en regering van alles. Dus zeker over de eeuwige staat van de redelijke sphepselen. Deze besluiten die God van eeuwigheid genomen heeft, Zijn soeverein, eeuwig, onafhankdijk, onveranderlijk, onvoorwaardelijk. Zoals een kind vóór de geboorte in de moeder is, en straks geboren .wordt, zo baart ook het besluit (Zefanja 2 : 2), en het is daarom dat God sommigen met het waarzaligmakend geloof begiftigt en anderen niet, zo zeggen de Leerregels. Dit is altijd voor de mens een steen der aanstoots geweest. We lezen in Lukas 4 dat de Joden in de synagoge te Nazareth wel naar de Heere Jezus wilden luisteren tot op het ogenblik dat Hij sprak vam het vrije soevereine werk Gods, toen werden allen met toorn vervuld en wilden zij Hem van de stdlte des bergs afwerpen.

En tot op onze dagen hebben velen van de uitverkiezing verachtelijk gesproken als van het zwart-wit schema. Maar hoe ook bestreden, het blijft waar dat niet allen die het Evangelie horen, het ontvangen in het hart van de goede aarde. Al blijft er de verantwoordelijkheid voor de mens om de middelen tot de zaligheid naarstig waar te nemen, het is de Heere die de mens moet bedelen met het waarzaligmakend geloof dat een gave Gods is. (Efeze 2:8). „Kinderen des koninkrijks" worden buiten geworpen (Matth. 8 : 12), maar tollenaren, een moordenaar aan het kruis, een Manasse, een Paulus, worden begiftigd miet het ware geloof; en zij zullen roemen van de vrije genade, ver­ worven door de verheerlijkte zaligmaker, Jezus Christus. Niet één mens is er die aanspraak maakt op het ware geloof. Dat het ontvangen wordt, is alleen vanwege Gods soeverdne genade. Gods Woord spreekt er van als van „een voornemen Gods" of als van een soeverein welbehagen. De ene mens onderschddt zichzelf niet van anderen, maar de onderscheiding is van God, als vrucht van Zijn welbehagen. De Heere doet alle dingen naar de raad van Zijn wil.

De belijdenis voert Hand. 15 : 18 als bewijs aan. „Want al Zijn werken zijn Hem van eeuwigheid bekend". Deze woorden zijn gesproken door de apostel Jacobus, op de vergadering der apostelen en der ouderlingen te Jeruzalem, met de afgevaardigden uit de gemeente Antiochië, waar grote twisting was ontstaan over de vraag, of ook de christenen uit de hddenen onderworpen moesten worden aan de onderhouding der Mozaïsche wetten. Jacobus bewees uit Amos 9 : 11, 12, dat de Heere niet alleen uit Israël, maar ook uit de heidenen verwekken zou, die Hem zouden zoeken. Wat de Heere in de dagen van Amos gezegd had, kwam nu in vervulling, omdat Gode al Zijn werken van eeuwigheid bekend zijn.

Dit bewijs is duidelijk. Er staat niet dat onze werken n.l. van de mens Hem van eeuwighdd bekend zijn, maar Zijn (van de Heere Zelf) zijn Hem van eeuwigheid bekend. Alles wat Hij doen zal en al wat God in de tijd doet, is door Hem van eeuwigheid besloten dat Hij dat zo zou doen.

Als mensen besluiten nemen, zijn ze in de uitvoering van hun genomen besluiten afhankelijk van veel wat er tussen beide komt. Zo is het bij de Heere niet. Hij weet wat Hij doen zal omdat Hij het wil, en Zijn wil kan niemand en niets wederstaan. De Heere is van eeuwigheid de besluitende God Zelf en deze besluiten worden uitgewerkt geheel overeenkomstig Zijn genomen besluiten. De belijdenis wil bewijzen dat het ware geloof zijn grond heeft in het besluit Gods, dat het zijn grond heeft in een daad Gods en niet in enig werk van de mens. Daarom wordt ook nog genoemd Efeze 1 11: „De Heere werkt ^ alle dingen naar de raad van Zijn wil". In dit hoofdstuk wordt het geloof in de verlossing van Christus' bloed in onmiddellijk verband gebracht met het tevoren verordineerd zijn naar het voornemen Desgenen, Die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wü. De Heere heeft niemand met wie Hij zou kunnen of behoeven te raadplegen. De Heere raadpleegt met Zichzelf, gelijk Hij zweert bij Zichzelf. Zijn wil is Zijn Wezen. Wat Hij be-raadslaagt te zullen doen in de tijd gaat uit van Zijn Wezen, van Zijn Wil. De bewegende oorzaak van al Gods handelen ligt in Hemzelf en in niemand anders. Zo is het ook met de gave des geloofs. Alle harten der mensen zijn boos, vijandig en zondig. Ook de harten der uitverkorenen, zij maken hierop geen gunstige onderscheiding. Maar nu is er het grote wonder Gods, Hij gaat de harten bewerken, hoewel zij hard zijn. Hij vermurwt en buigt om te geloven. De Heere wil en Zijn volk zal. Dat is enkel genade. Wanneer de Heere de harten niet bewerkt door Zijn Geest, zou elke Evangelieprediking afstuiten op de hardhdd des harten. De Heere neemt in de wedergeboorte het stenen hart weg om een vlesen hart te geven. De ernstige prediking, de welmenendste uitnodiging, alles stuit af op het harde hart des mensen, maar de uitverkorenen moeten zalig worden. Zij moeten naar God. De Geest overtuigt van zonde, des geloofs in Jezus Christus. Onder de prediking van Zijn Woord gebruikt de Geest van Christus de wet tot de kennis der zonden, maar geeft ook verootmoediging en vertedering, een smeken om genade, een droefhdd naar God. De Geest overtuigt van zonde schuld en vloek, maar trekt het hart door de Evangelische belofte naar Jezus Christus als de enige en volkomen Zaligmaker. Hij doet het hart vluchten tot Christus, openbaart Christus als de Gegevene des Vaders en leert in Hem te geloven en zich aan Hem over te geven tot hun zalighdd en eeuwige vreugde. Het besluit van verkiezing en verwerping is voor velen een ergernis.

Er is bijna geen leerstuk, dat meer tegenkanting ontmoet, dan het besluit der predestinatie. Artikel VI, uitgaande van de historie van de val, heeft beleden, dat God de harten der uitverkorenen, hoewel zij hard zijn, genadiglijk vernieuwt en buigt om te geloven; maar degenen die niet zijn verkoren-, naar Zijn rechtvaardig oordeel, in hun booshdd en hardigheid Iaat.

Om dan te vervolgen met: En hier is het, dat zich voornamelijk voor ons opdoet die diep^, tegelijk barmhartige en rechtvaardige onderscheiding der mensen, zijnde in evengelijke staat des verderfs, of het besluit van verkiezing en verwerping in het Woord Gods geopenbaard. Hetwelk, gelijk als het verkeerde, onreine en onvaste mensen verdraaien tot hun verderf.

De mens die in het Paradijs als God Zelf wilde zijn, wil God niet boven zich laten en verzet zich in dwaze hoogmoed tegen de soevereinitdt Gods. Des Heeren doen gaat men bekritiseren. Met het verdorven verstand wil de mens God voor zijn rechtbank halen. En

voorzeker, door blote redenering komt men nooit tot erkentenis van Gods soevereine beslmten. De belijdenis is echter geen begripsmaar een geloofsleer. Een geloofsleer die zich onvoorwaardelijk buigt voor de uitspraken van de Heilige Schrift. De Pelagianen en Socinianen ontkenden elke bepaling in Gods besluit, omdat zij de mens in de beschikking van zijn eeuwige staat onafhankelijk van God stellen. De Remonstranten, die de besluiten Gods niet openbaar verwierpen doch de zaken zo verdraaiden dat er niets meer in erkend kon worden van de zuivere uitspraken van Gods Woord, leerden dat de zaligheid beschikt is voor degenen die door eigen krachten zullen geloven en zich bekeren, gebruikmakend van de middelen die God daartoe geeft, en dat zij ter zaligheid zijn verkoren van wie God voorzag dat zij geloven en zich bekeren zullen. Rome leert dat de oorzaak der bekering niet is een soeverein Gods besluit, maar vanwege de goede werken die door de Heere van eeuwigheid zijn gezien. Liberalen, modernen, vrijzinnige Methodisten en Baptisten ergeren zioh aan de leer der predestinatie en verzwijgen en bestrijden dit besluit. Zelfs de Luthersen spreken zich hierover niet beslist uit, daar zij in dit opzicht spreken van een voorgezien geloof en van een voorgezien ongeloof als oorzaken van verkiezing of verwerping. De dialectische theologie van onze eeuw leert, dat de predestinatie niet is een besluit Gods van eeuwigheid, maar dat God door gaat met beslissen, zodat wij steeds op nieuwe beslissingen Gods moeten rekenen. Dat er geen vast getal zou zijn van uitverkorenen en verworpenen. Hoogstens zouden we dan mogen zeggen, dat zij er eenmaal zullen zijn. De leer der verkiezing is, volgens hen, niet anders dan de aanduiding dat het genade is, genade te ontvangen. De verwerping heeft geen plaats naast de verkiezing, want de verwerping is lalleen voor Christus, maar de verkiezing voor alle mensen. Derhalve moet de kerk tot ieder mens zeggen, dat hij verkoren is, omdat Christus de verwerping heeft gekend.

Hoe anders echter spreken de Dordtse leerregels, wanneer zij spreken van de troost der verkiezing, voor de heilige en godvrezende zielen. Heiligen en godvruchtigen strekt deze waarheid tot troost, zij vinden er een vast fundament van hun behoudenis in. Het ware volk van God roemt Gods deugden die in de verkiezing en verwerping uitblinken. In God^ besluit Ugt toch hun zaligheid. Het is hun blijvende troost, hoe zwak zij zichzelf ook gevoelen en zij erkennen van harte Gods recht in Zijn oordeel. Zo is het niet desgenen die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods. Rom. 9 : 16. Wanneer het van de mens af zou hangen, zou er nooit iemand behouden worden. Maar het is wel de troost van de ware gelovige: „Niemand zal ze uit de hand van Christus rukken en zij zullen niet verloren gaan. Ook wordt de predestinatie door velen misbruikt, om God de schuld te geven en zich in gemakkelijke rust weg te schuilen achter zijn onmacht. Dat doen zij, die zich niet willen bekeren en met hun zonden niet willen breken, en die altijd eenzijdig de onmacht gebruiken om te vergeten, dat er ook geschreven staat: „Doch deze Mijn vijanden, die niet hebben gewild, dat Ik over hen Koning zou zijn, brengt ze hier en slaat ze hier voor Mij dood". Luk. 19 : 27. Dat er een welbehagen Gods is om tot de zaligheid te komen, moet ieder mens aanzetten om de genademiddelen te gebruiken en om de Heere aan te lopen als een waterstroom om van Hem bekeerd te worden. De verborgen dinigen zijn voor de Heere, onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor onze kinderen tot in eeuwigheid. Deut. 29 : 29.

's-Gr.

d. G.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 april 1980

De Saambinder | 8 Pagina's

De Dordtse leerregels over de Goddelijke verkiezing en verwerping

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 april 1980

De Saambinder | 8 Pagina's