Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De liefde van Christus.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De liefde van Christus.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Matth. 5 : 43-48

„Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben en uw vijanden haten”. Een woord dat voor hen ten volle bestaansrecht had en wel met een godsdienstige overtuiging. Zodat dit woord dan ook voor hen de nodige rechtgronden had. En zo worden tot op de dag van heden heel veel godsdienstige spreuken gehandhaafd, door niet te leven of te leren leven uit de liefde van Christus. Waarom we dus onze leerstellingen met een ootmoedig buigen voor het Woord des Heeren hebben te toetsen aan Zijn Woord. Want, wat niet is naar het Woord, zal geen dageraad hebben, daar het de Mens voert naar de buitenste duisternis.

En al kwam deze spreuk niet op uit de wortel der ongerechtigheid, daar zij was de sprake van eigengerechtigheid, zo stond zij toch in dienst van de ongerechtigheid. Daar de liefde van Christus er in gekruist werd. Want Zijn woord klinkt geheel anders, als Hij zegt: „Maar Ik zeg u, hebt uw vijanden lief, zegent hen die u vervloeken, doet wel degenen, die u haten en bidt voor degenen, die u geweld doen en die u vervolgen”. En de genade om dat te beleven is door de Heere Jezus verworven. Waarvan door Hem het allerduidelijkst bewijs is gegeven aan het vloekhout des kruises, in de bede: „Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen”. En dat raakte het hart van de moordenaar, die de Heere Jezus lief mocht krijgen. Zodat de andere moordenaar door hem bestraft werd en wel met de vraag: „Vreest gij ook God niet, daar gij in hetzelfde oordeel zijt ?” En dat deed hij met de hartelijke schuldbekentenis: „Want wij ontvangen straf, waardig hetgeen wij gedaan hebben, maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan”. En in dat ootmoedig buigen voor de majesteit van Gods rechtvaardigheid, bad deze moordenaar: „En hij zeide tot Jezus: „Heere, gedenk mijner, als Gij in Uw koninkrijk zult gekomen zijn”. Want zijn hart was in het geloof, dat door de liefde werkt, innig aan de Heere verbonden, om Hem eeuwig te mogen verheerlijken. Waarop hem door de Heere Jezus geantwoord werd: „En Jezus zeide tot hem: Voorwaar zeg Ik u: Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn”.

Als de Heere Jezus dan gebiedend zegt: „hebt uwe vijanden lief, zegent hen die u vervloeken”, dan is dat door de mens niet op te brengen. Maar die liefde is in Hem waartoe de Vader Hem inspraak heeft gegeven, om dat door Hem te boodschappen. Want wij kunnen dit niet vanuit de staat van onze vijandschap in Adam opbrengen met wat godsdienst. Het is bij ons, uit ons verdorven bestaan, een kruisigen van Christus, al wordt dat in de kracht van de a’gemene genade, door de natuurlijke liefde, wat bedekt gehouden. Of is het ons uit genade al duidelijk geworden, dat wij de liefde van Christus niet alleen nodig hebben, om te komen tot de staat der genade, doch die ook van dag tot dag nodig hebben in de stand van het geestelijk leven? Want het wordt dan in de beleving een innerlijke afhankelijkheid van ons hart, van de dierbare werkingen van de Heilige Geest, met gebondenheid aan Zijn Woord en Troon. En vanuit die liefde is het alleen mogelijk onze vijanden lief te hebben, met woord en daad, tot behoud van hun onsterfelijke zielen. Opdat hun harten getroffen mochten worden door de verheerlijking van Gods ontfermende liefde. En van daaruit sprak de door God bekeerde moordenaar tot ae man, die in zijn vijandschap bleef staan. Hoewel hij liefderijk vermaand werd. De zegen van het Evangelie werd hem niet onthouden, maar in liefde toegebeden, om die aan te nemen tot behoud van zijn onsterfelijke ziel.

En dat is ook de enige bron waaruit het geleerd kan worden te bidden voor degenen, die u geweld doen en vervolgen. Want dan staan wij niet tegenover die mensen, doch naast hen, daar wij niet beter zijn dan zij, doch net zo slecht. Want het onderscheid dat er is, is van de Heere, wat het hart wel leert roemen in de Heere, doch niet in de mens. Wetende dat we ons van dag tot dag hebben te verfoeien, vanwege onze verdorvenheid, die opwelt uit de onzalige fontein van ons hart. „Opdat gij moogt kinderen zijn van Uw Vader, Die in de hemelen is”. Want het nieuwe leven der genade mag delen in de trekkende liefde des Vaders, daar Hij tot dat einde de Zoon Zijner liefde beliefde te openbaren in het hart. Wat het hemelleven hen dierbaar deed worden, als gasten en vreemdelingen hier op aarde, om eenmaal eeuwig bij Hem te mogen zijn.

„Want Hij doet Zijn zon opgaan over bozen en goeden en regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen”. Waarvoor het oog door de Heere Jezus geopend wordt, om het ter harte te nemen. Want al die tijdelijke zegeningen ontvangen ook zij door de offerande van Jezus Christus, opdat wij hen met des te meer kracht zouden wijzen op die blijken en bewijzen van Gods goedertierenheid, opdat zij er door zouden getroffen mogen worden tot bekering. Zodat zij daarin, in verband met het licht der zon, gewezen zouden worden op het licht van de Zon der gerechtigheid, Die redt van de dood. En ook op de regen des Geestes, daar het harde en onvruchtbare hart, er een vruchtbaar geestelijk leven door kan bekomen.

Onze ziel is toch bij de schepping van de ziel, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, als de hunne. Maar door de vereniging van de ziel met het lichaam, zijn alle mensen door de toerekening van Adams ongerechtigheid, gans verdorven. Waarin de Heere ons naast elkander plaatst als kinderen van dezelfde God en Vader, die Hem moedwillig kwamen te verlaten. En daar het Evangelie alle creaturen gepredikt moet worden, staan wij met de grootste verplichting tegenover hen. En allen die het Evangelie van Christus hebben liefgekregen, beseffen iets van die grote verantwoordelijkheid. En bidden de Heere daarin werkzaam te mogen zijn in afhankelijkheid van de dierbare werkingen van de Heilige Geest.

„Want indien gij liefhebt die u liefhebben, wat loon hebt gij ? Doen ook de tollenaars niet alzo?” En als de Heere Jezus ons daarin gelijk stelt met de tollenaars, die het beginsel der genade missen in hun harten en dat dus doen uit berekening, dan zijn wij in het verzuim dat gepleegd wordt tegenover onze vijanden net eender als dat zij zijn, zegt de Heere Jezus. Want dat alles is geheel in strijd met de natuur van het genadeleven, waarmee de Heere leeft in het hart der oprechten. Waarin wij ons hebben te beproeven. Want niet één kind des Heeren is van die wettische geest der eigenrechtigheid ten volle gezuiverd. Wij hebben het zelfs nodig, daarin gekruist en gedood te worden, tot wasdom van het genadeleven. Om milddadig en lokkend te staan tegenover degenen die dat nog missen, opdat anderen ook voor Christus gewonnen mochten worden. En om vrij te mogen zijn van het bloed dergenen, die in hun afkerigheid voortleven. Wat ons doet denken aan de Heere Jezus, daar Hij de stad wenende kwam te vermanen, daar zij zorgeloos voortleefde in de onbekeerlijkheid van ’t ongeloof. „Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk Uw Vader Die in de hemelen is volmaakt is”. En tot verduidelijking zegt Lukas in dat verband: „Weest dan barmhartig, gelijk ook uw Vader barmhartig is”.

Het gaat hier dus om het beginsel van het leven, uit de barmhartigheid Gods in Christus. Want dezulken weten er iets van, dat Gods ingewanden rommelen van barmhartigheid.En dat is Zijn volheerlijke heilsopenbaring in Christus. En voor het smaken van die barmhartigheid heeft de mens niet iets aan te bieden. Want de Vader komt in Christus met de volheerlijke openbaring van Zijn barmhartigheid tot gans verdorven mensen. En dat doet Hij om Zijns naams wil. En daar de Heere in de aanbieding van Zijn genade niet één mens uitsluit, wil Hij ook niet dat wij zoeken naar enige waardigheid in de mens. Want door dat wel te doen, is dat tot behoud van de wortel der eigengerechtigheid. En dat is wel de grootste vijand van vrije genade. Maar door te leren leven onder de bearbeiding van de Heilige Geest, uit de barmhartigheid van de Vader, wordt het hart er door vernederd en vertederd. „Maar daarom”, zegt Paulus, „is me barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste der zondaren is, al Zijn lankmoedigheid zoude betonen tot een voorbeeld dergenen die in Hem geloven zullen ten eeuwige leven”. En zo was de apostel barmhartig gelijk de Vader barmhartig is. Wat door de Heere Jezus bedoeld is als Hij zegt: „Weest dan gijlieden volmaakt gelijk uw Vader die in de hemelen is”. En in aie kinderlijke beleving des geloofs, schittert de barmhartigheid van de Vader, tot verheerlijking van Zijn grote naam.

Soest.           R Kok.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 augustus 1979

Bewaar het pand | 4 Pagina's

De liefde van Christus.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 augustus 1979

Bewaar het pand | 4 Pagina's