Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

GIDEON (1)

Maar de kinderen Israëls deden dat kwaad was in de ogen des Heeren; zo gaf ze de Heere in de hand der Midianieten zeven jaren. Als nu der Midianieten hand sterk werd over Israël maakten de kinderen Israëls zich, vanwege de Midianieten, de holen die in de bergen zijn, en de spelonken, en de vestingen.

Want het geschiedde als Israël gezaaid had, zo kwamen de Midianieten op, en de Amalekieten; en die van het Oosten kwamen óók op tegen hen.

En zij legerden zich tegen hen, en verdierven de opbrengst des lands tot waar gij komt te Gaza; en zij lieten geen leeftocht over in Israël, noch kleinvee, noch rund, noch ezel.

Want zij kwamen op met hun vee en hun tenten; zij kwamen gelijk de sprinkhanen in menigte, dat men hen en hun kemelen niet tellen kon; en zij kwamen in het land om dat te verderven.

Alzo werd Israël zeer verarmd vanwege de Midianieten. Toen riepen de kinderen Israëls tot de Heere. Richteren 6 : 1—6.

De geschiedenis van het volk Israël is een leerzame geschiedenis, vooral voor het volk des Heeren van onze tijd. Want Israël was Gods volk. Hij had dat volk verkoren uit alle volkeren der wereld óiti hët in bijzondere mate zijn gunsten te bewijzen. Daarvan zegt de psalmdichter:

Hij gaf aan Jakob zijne wetten, deed Israël op zijn woorden letten. Hij leerde z'in zijn wegen wand'len. Zo wou Hij met geen volken hand'len: die moesten zijn getuigenissen en zijn verbondsgeheimen missen.

Nu zouden we denken, dat Israël wel in bijzondere mate de Heere liefhad, die in het verleden zoveel gunsten had bewezen en die ook in het heden met zijn genade en goedertierenheid zijn volk omringde. Maar ach, de Heere moest zo menigmaal klagen, dat zijn volk niet naar zijn stem wilde'horen, zijn wetten overtrad en gemene zaak maakte met de vijanden des Heeren.

En nu willen we uit de geschiedenis van Gideon eens met elkander gaan zien hoe de Heere met dat afkerige volk handelt. Dit zal vertroostend zijn voor alle lezers, die zich waarlijk als afkerige kinderen hebben leren kennen voor het aangezicht des Heeren. Want zoals Hij was in de dagen van Gideon, zo is Hij nog. Gisteren en heden is Hij dezelfde tot in der eeuwigheid. Hij is dezelfde in zijn trouw en genade, in zijn liefde om het verlorene te zoeken en het afgedwaalde weer terug te brengen.

Ook Israël was een afkerig volk. Dat lëfeen we al terstond aan het be^fn van dit gedeelte uit de Heilige Schrift. De Heere

heeft grote verlossingen gegeven onder de richteres Debora. Veertig jaar is het volk in rust en vrede gezegend geworden. Maar dan wordt het anders. Dan komt de verdrukking en de tegenspoed. Wat is de oorzaak daarvan? Het antwoord luidt: Maar de kinderen Israëls deden wat kwaad was in de ogen des Heeren (vers la).

Dat kan de Heere niet dulden, dat zijn volk zondigt, dat zijn volk niet in zijn wegen wil wandelen. Hij heeft zich een volk verkoren, opdat het zijn lof zal verkondigen. Daartoe immers heeft Hij de mens ook geschapen. En wanneer die mens van Hem afgevallen is, verkiest Hij uit het ganse menselijk geslacht een volk, opdat het de deugden zou verkondigen van Hem, die hen trekt uit de duisternis der zonde en brengt tot zijn wonderbaar licht. Maar deze kinderen Israëls deden dat kwaad was in de pgen des Heeren. En uit het vervolg blijkt duidelijk van welke aard dit kwaad was. Het was het kwaad dat in de dagen der Richteren telkens weer opkwam wanneer de Heere zijn tuchtroede weer teruggenomen had: de afval van de levende God en het dienen van de heidense afgoden. En wie de Heere loslaat laat daarmee los wat goed is, wat rein en heilig is, hij rukt zich immers los van de Bron, waaruit al het goede tot ons moet komen. Het breken met God en zijn dienst is ook in onze dagen nog de wortelzonde waaruit al het kwaad voortkomt.

En voor Israël was die zonde dubbel zwaar. De Heere had een verbond der genade met hen gesloten. In de Schrift wordt het zelfs een trouw-verbond genoemd, opdat we zullen verstaan dat het rust in de trouw des Heeren. En de Heere heeft dit verbond dan ook trouw bewaard. Hij heeft Israël gezegend met veel tijdelijke en geestelijke weldaden. Hij heeft in de geschiedenis van dat volk dikwijls genade voor recht doen gelden door het volk na hun afval toch weer aan te nemen. Maar hoe zwaar is dan ook hun schuld, dat ze nu opnieuw beginnen met te doen dat kwaad is in de ogen des Heeren.

Wij zullen moeten bedenken, dat zij, die in de kring des verbonds zijn opgegroeid en onderwezen zijn in de wetten des Heeren, zwaarder zondigen wanneer ze van de Heere afvallen dan de kinderen der wereld, die van de wetten des Heeren niet weten. Daarom kan de straf ook niet uitblijven: zo gaf de Heere ze in de hand der Midianieten, zeven jaren (vers lb).

Dat doet de Heere nog altijd als zijn volk zich van Hem afkeert. Dan gaat Hij hen straffen. Neen, het is geen lust tot kastijden. Maar Hij wil in deze weg zijn volk weer terugbrengen. Hij moet hen wel in benauwdheid brengen, opdat hun ogen opengaan voor de schuld en zonde en opdat ze leren smeken om genade. En Hij straft zijn volk dan soms zwaar, zoals Hij nu ook Israël zwaar strafte door hen zeven jaren over te geven in de hand der Midianieten.

Die kastijding is nog een bewijs hiervan, dat de Heere zijn volk nog niet verlaten heeft. Laten we maar vrezen als de Heere ons niet meer straft om onze zonden. Laten we maar vrezen als we in de zonde kunnen voortleven zonder dat de Heere ons door zijn toorn verschrikt. Laten we maar vrezen wanneer we in ongerechtigheid kunnen voortleven zonder in onze angst te roepen tot God.

Maar wanneer we soms zwaar geslagen zijn, vergeet dan niet, dat de Heere tuchtigt het kind, dat Hij liefheeft. Daarom zal elk kind des Heeren die tuchtigende hand Gods ook in zijn leven leren kennen.

Daar waren rondom Israël, zoveel volken, die de afgoden dienden. Maar om die afgodendienst werden die volkeren niet gestraft. God liet hen in hun eigen wegen wandelen. Maar wanneer Israël, zijn volk, die afgoden gaat dienen, dan gaat de Heere toornen. En dat de Heere deze zonde ernstig neemt, blijkt wel daaruit, dat Hij zijn volk zeven jaar overgeeft in de hand der Midianieten. Denk eens aan de vijf jaar, die wij gezucht hebben onder de hanH des verdrukkers in de tweede wereldoorlog. Dan kunnen we er ons iets van voorstellen hoe zwaar de hand Gods ook op Israël gerust heeft. Maar deze kastijding was ook niet om te verderven doch om te behouden. Een verdrukking van zeven jaar: het zou wel een volkomen tijd wezen van de Heere bepaald. Maar Hij zal zijn volk niet eindeloos kastijden, noch eeuwiglijk zijn gramschap hen doen lijden, Hij is het die ons zijne vriendschap biedt. Hij wil zijn volk op de knieën brengen. Het moet wel de volle maat der ellende als straf op de zonde dragen. Daarvan spreken, zoals hierboven al gezegd, die zeven jaar. Maar de weg der gerichten zal ook voor Israël een weg van verootmoediging wezen, zodat zij straks zullen belijden: Hij handelt nooit met ons naar onze zonden, hoe lang, hoe zwaar we ook zijn wetten schonden, Hij straft ons, maar naar onze zonden niet.

Dat moet geleerd worden op de school der genade. Dan zullen we immers met de psalmist ook uitroepen: Het is goed voor mij verdrukt te zijn geweest. Maar laten we dan ook merken op de straffende hand Gods in ons leven, opdat we er ons onder verootmoedigen en smeken om genade.

Nu was die straffende hand Gods zwaar over Israël. De zwaarte der verdrukking wordt getekend in vers 2: Als nu der Midianieten hand sterk werd over Israël, maakten de kinderen Israëls zich, vanwege de Midianieten, de holen, die in de bergen zijn en de spelonken, en de vestingen. De schrijver van het Richterenboek kent de holen in de bergen en de spelonken en de vestingen nog waarvan de Israëlieten gebruik moesten maken toen de Midianieten hen zo zwaar verdrukten. Daar moesten ze zich terugtrekken en de spelonken moesten ze tot woningen maken, om zich nog enigszins te kunnen beschermen tegen de roofzucht van de Midianieten. Het doel van hun vijanden was niet om Israël uit te moorden, maar om hen te beroven. Ze doen dat in bondgenootschap met de Amalekieten en de Arabische woestijnbewoners, die ten Oosten van Palestina woonden. W'anf het geschiedde als Israël gezaaid had. zo kwamen de Midianieten op, en de Amalekieten; en die van het Oosten kwamen óók op tegen hen (vers 3).

Met grote benden komen ze derhalve over de rivier om invallen en rooftochten te doen in Israël. Zij reden op snelle kemelen, de rijdieren van de woestijn, die een wonderbaarlijk uithoudingsvermogen hebben, en zij brachten hun vee en tenten mee. Ze bleven derhalve een tijdlang wonen in een bepaalde streek en wanneer alles uitgeplunderd was en er niets meer voor hen te halen was, trokken ze weer verder. Als zwermen sprinkhanen, die niet te tellen zijn, trokken ze door het land heen. En ze deden dat elk jaar wanneer de oogst begon te rijpen. Wat zij niet roofden, vernielden of verbrandden zij, zodat er van de oogst niets terechtkwam. Waar zij geweest waren, was geen koren en geen stuk vee meer overgebleven. Zij waren niet alleen door hun menigte aan sprinkhanen gelijk, maar ook in hun vernielende werk. De sprinkhanen verschonen immers ook niets, zij vreten het ganse land kaal, tot de bast der bomen toe. Dat hebben we verleden jaar nog in de kranten kunnen lezen, toen er in Noord-Afrika een sprinkhanenplaag was. Die beschrijvingen vertoonden veel overeenkomst met hetgeen in de Bijbel van sprinkhanenplagen wordt verteld. Op die wijze gedroegen zich nu de Midianieten en de met hen verbondenen: En zij legerden zich tegen hen en verdierven de opbrengst des lands, tot waar gij komt te Gaza; en zij lieten geen leeftocht over in Israël, noch kleinvee, noch rund, noch ezel. Want zij kwamen op met hun vee en hun tenten; en zij kwamen gelijk sprinkhanen in menigte, dat men hen en hun kemelen niet tellen kon; en zij kwamen in het land om dat te verderven. Alzo werd Israël zeer verarmd vanwege de Midianieten (vers-4—6a).

Er werd derhalve geroofd en vernield. En dat ging zo zeven jaar achtereen, dat die vijanden het ganse land doortrokken tot Gaza toe. Zo ging de vrucht van de moeizame arbeid van Israël verloren. Het gevolg was - — hoe kon het ook anders — een algemene verarming. Ze deden nog wat ze konden om zoveel mogelijk van de oogst te bergen in de holen en de spelonken en de steenrotsen, waór ze dan zelf ook een toevlucht zochten. Maar wat duurt het toch lang voordat we onze zonde gaan belijden, voordat we het gaan bekennen, dat wij het zijn, die overtreden hebben tegen de Heere, en dat we daarom zijn gramschap dubbel waardig zijn. Maar wanneer ze dan nergens hulp of uitkomst meer zien, wanneer ze van honger zullen moeten sterven als deze rooftochten doorgaan van jaar tot jaar, dan verstaan ze dat het hard en bitter is om de wegen des Heeren te verlaten. Dan is er een volk, dat bij het licht van de Heilige Geest de schuld en zonde ziet als de wortel van al de ellende. Dan komt er ook beslag op het volk: Toen riepen de kinderen Israëls tot de Heere (vers 6b). Dat roepen uit diepten

van ellende was de eerste stap op de goede weg. Daar zal het altijd weer moeten beginnen, dat we gaan roepen uit diepte van ellende, dat we onze zonde en schuld gaan belijden, dat we de Heere rechtvaardig gaan noemen, omdat we de straf verdiend hebben. Het moet ons dan een wonder worden, dat we nog zijn die we zijn, dat we nog gespaard zijn. Want verdiend hadden we immers eeuwig om te komen. Maar wanneer we gaan roepen, zal de Heere zich ontfermen. Ook het roepen van Israël zal niet onbeantwoord blijven.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 januari 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 januari 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's