Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ter overweging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ter overweging

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het hoge Woord. Theologische bijdragen over het Schriftgezag. Uitg. Ton Bolland, Amsterdam 1976. 132 blz., f 18,90.

Het was een goede gedachte van „Voetius” - de Gereformeerde Theologen Studenten Vereniging te Utrecht - om ter ere van het vijfenzeventig-jarig bestaan een lustrumbundel uit te geven over het Schriftgezag. Terecht wordt in het woord vooraf gezegd, dat de centrale vragen naar de aard en de functie van het Schriftgezag bij uitstek geschikt zijn om het gehalte te bepalen van een thelogie die gereformeerd wil heten.

Zeven theologen leverden een bijdrage. Het zijn - kortheidshalve laat ik de titels weg - H.G. Abma, C. Graafland, H. Jonker, S. van der Linde, S. Meyers, A. Noordegraaf en B. J. Oosterhoff. Noordegraaf en Oosterhoff blijven met hun studie, resp. over Schriftgezag en Schriftgebruik in de Handelingen der Apostelen en over Schriftgezag en modern bijbelonderzoek, op hun vakgebied. Wat Meyers in het inleidend artikel zegt over gezag en uitzicht (Gezag en uitzicht vanuit het zelfgetuigenis der Schrift naar de confessie) is compact en zou hier en daar concreter kunnen zijn. Eenvoudiger is het opstel van Abma over Schriftgezag en zede, waarin o.m. tegen een wettisch gebruik van de Schrift wordt gewaarschuwd.

Van der Linde behandelt het thema Schriftgezag en rede. Het maakt volgens hem natuurlijk wel verschil of men de rede alleen als instrument gebruikt of er een nieuwe openbaringsbron in ziet. Maar in de ervaring zou het niet zo haarscherp te scheiden zijn. Ik zou hier van een diepgaand verschil willen spreken en aan Roëll willen herinneren. Maar men moet als gereformeerden inderdaad niet vergeten, dat men in de Schrift en haar gezag kan roemen en in feite aan de rede, aan het menselijk willen en bedoelen te grote inspraak geven (blz. 59).

Jonker schrijft over Schriftgezag en prediking en Graafland over Schriftgezag en toekomst. Evenals Abma bestrijdt Graafland de opvattingen van Kuitert. Een opmerking van Graafland om over na te denken: Er blijft ook in het verstaan van de Schrift een tegoed over, dat God voor ons bewaart en wil ontsluiten in de voortgang der tijden (blz. 129).

Het is een werk van theologisch niveau, dat naar ik hoop ook buiten de kring van theologen en zeker ook buiten de kring van de „Voetianen” lezers zal vinden. Eén ding valt op, als men deze bundel studies over de Schrift en haar gezag vergelijkt met allerlei werken met een andere achtergrond: de diepe eerbied voor de Heilige Schrift als het Woord van God waarvan alle auteurs blijk geven.

Ir. J. van der Graaf e.a., Pilaar en Kandelaar. Aspecten van het Kerkelijk leven, 205 blz., f 29,50, Ton Bolland, Amsterdam, 1977.

Er komen heel wat onderwerpen van de hand van bekwame scribenten in dit boek aan de orde, bijvoorbeeld: Kerk en Woords Gods (L. Kievit), Belijdende Kerk en kerk met een belijdenis (C. den Boer), Kerk en prediking (W. van Gorssel), Kerk en Ambt (L. J. Geluk), Kerk en diakonale roeping (A. Romein), Kerk en secten (H. Veldhuizen). Ik ben in de opsomming niet volledig geweest. Mij troffen het meest de bijdragen van Drs. A. Romein over het diaconaat, en die van het echtpaar Hoek-van Kooten over de medisch-ethische spanningen in deze tijd. De titel is wat te breed voor de te waarderen praktische aanpak. Verder het artikel van prof. Graafland: De plaats van Israel in de Bijbel. Wel moet ik zeggen dat ik het verband van deze titel met die van het boek in zijn geheel, niet zo duidelijk zie; te minder omdat dit artikel reeds eerder werd gepubliceerd in Theologia Reformata.

Uit het geheel van het boek krijg ik niet de indruk dat de schrijvers eerst eens met elkaar aan tafel gezeten hebben. Dat zou toch het niveau van het boek verhoogd hebben. Nu komen sommige bijdragen niet uit boven dat van een artikel in een wekelijks periodiek. Er is teveel verschil in niveau. De polemiek van drs. C. den Boer met drs. G. Boer lijkt mij in dit boek niet op zijn plaats, al is de zaak stellig discussie waard. Het boek is gestoken in een fraaie band. Dat is een vergoeding voor de vele drukfouten, die zelfs ondanks de toegevoegde wijzigingen nog gebleven zijn. Ook is het jammer dat de literatuurvermelding achter sommige artikelen slordig is. Ik denk met name aan enkele titels op blz. 117.

Een boek dat veel stof biedt, maar tegelijk wat meer zorg verdiend had.

Cahiers voor het Christelijk Onderwijs -no. 8 Drs H. G. Leih: Gods hand in de Geschiedenis? - Kampen, 1976.

Zeer aanbevolen en niet alleen voor die ambtsdragers die geschiedenisleraar zijn. De auteur laat een gezond geluid horen over het ideaal van Christelijk onderwijs en behandelt tegen de achtergrond daarvan wat de waarde van geschiedenisonderwijs uitmaakt. Het onderscheid tussen en de relaties van geschiedbeoefening en geschiedenis-onderwijs blijft onuitgewerkt. Zoals de Bijbel „geschiedenis” beschrijft kunnen wij het niet; dat is namelijk Openbaring die profetisch licht laat vallen. Wij kennen geschiedenis als het verhaal van mensen in hun relaties tot God, medemens en schepping.

Het lijkt me dat de auteur hier uitgaat van een Bijbelse visie op de waarheid van de werkelijkheid. Juist daarom zou een verdergaande uitwerking gewenst zijn. Ik schreef daarover in het blad „Contact” van onze Vrouwenbond. De vraag rijst nu: wat is nu in geloof iets verstaan van Gods leiding in de geschiedenis? Hoofdstuk 5 is dan zeer lezenswaard. Er wordt verschil gemaakt tussen enerzijds geschiedenis als „meemaken”, daarin gelovig Gods voorzienigheid opmerken en belijden en anderzijds geschiedschrijving.

Intussen heeft de auteur dan al zoveel dubbele bodems aangebracht in het begrip „geschiedenis” (bijbels, meemakend, beschrijvend, heils- en kerkgeschiedenis) dat een heldere uiteenzetting over dat begrip niet overbodig voorkomt. Dit wordt gemist.

Interessant zijn de opmerkingen over de zin der geschiedenis. Die ligt niet in het „nut”, maar ’t gaat om een toekomst-visie. Namelijk om de beloofde komst van het Koninkrijk Gods, dat er tegelijk ook al is in de voorlopige zin, in tekenen van verlossing waar we mede verantwoordelijk voor zijn.

Niet oorzaken en gevolgen bepalen de waarde maar de doelverwerkelijking, zonder dat die in geschiedschrijving als „Gods vinger” aanwijsbaar is. Dan kun je niet buiten waarde oordelen om -die geef je onuitgesproken toch altijd in je keuzen en doen en laten - maar dan niet als dwanguitoefening.

Er mag geen indoctrinatie zijn die tot vervalsing leidt. In dit verband neemt de auteur sterk Stelling tegen de twee delen „Kerkgeschiedenis” van de vrijgemaakte predikant ds. Keizer.

Inderdaad: opvoeden is wel verplichten tot een laatste en diepste keus wil men volwassen zijn. Daarbij gaat het er om de goede keus als aanlokkelijk en noodzakelijk voor te stellen, waarbij de waarheid vrij maakt.

Nogmaals: graag aanbevolen.

Cahiers voor het Christelijk Onderwijs -no. 16. Dr. C. Rijnsdorp: Christendom en Cultuur in bloei en crisis - Kok -Kampen z.j.

Het eerste deel biedt allerlei „aardigs en merkwaardigs uit de europese cultuurgeschiedenis”, het tweede deel bevat beschouwingen over de eigen cultuursituatie.

Men kan zich afvragen: waarom, waartoe deze publikatie in de reeks cahiers voor het Christelijk onderwijs? Onderwerp en behandeling zijn van breder belang dan voor onderwijsmensen alleen. Dié hebben zo’n beschouwende bezinning nodig, maar ambtsdragers ook. Blader eens in dit boek en u zult merken dat de orginaliteit en aanpak tot verder lezen uitnodigt.

De beschouwingen over cultuur, Christendom en kerk zijn zo evenwichtig mogelijk en vaak afstandelijk voorzichtig. Merkwaardigerwijs mis je dat bij de intervieuws; die zijn meer direkt en onmiddellijk bewerend.

Maar steeds gaat het er om „dat de lezer enig begrip krijgt van de cultuurperiode die aan de orde is”, (blz. 111). De „eigen beschouwingen” bedoelen de huidige stand van zaken in onze wereld door te Lichten.

Deze hoofdstukken zullen u veel stof bieden tot nadenken en verder denken. Als de auteur op pag. 122 de vaak en veel gehuldigde Stelling in eigen woorden poneert: „Luther was een muzisch mens, Calvijn was a-muzisch. Beiden drukten het Stempel van hun persoonlijkheid op hun volgelingen, binnen het calvinistisch denken is er eigenlijk geen plaats voor kunst”, dan zou ik willen opmerken dat dit zó uitgedrukt toch onrecht doet èn aan Calvijn èn aan het calvinisme. Calvijn was m.i. in de eerste plaats niet a-muzisch (denk eens aan de gemeentezang) maar vooral anti-magisch. Van dat magische was zijn tijd vol, dáár bond hij de strijd tegen aan. En intussen componeerde hij dan toch maar een conceptie!

Overigens veel waardering.

Het lijkt me een gelukkige greep dat in dit boek veel verspreid werk van de auteur gebundeld is.

Cor Stam, Leen van Driel. Je moest eens weten. Uitgeverij De Groot, Goudriaan 1977, 172 blz., f 19,50.

Dit boek zou ik graag in de handen zien van alle jeugdouderlingen. Het geeft deskundige en begrijpelijke voorlichting over drugs. De eerste auteur is rechercheur van de gemeentepolitie, belast met drugzaken. De tweede schrijver is leraar aan een christelijke scholengemeenschap. Ik vind dit een uitstekend boek. Er wordt afgerekend met de gedachte dat het gebruik van softdrugs niet zo gevaarlijk is.

Deze schrijvers zijn beter op de hoogte van de resultaten van onderzoek en meningen in Amerika dan sommige docenten van het christelijk middelbaar onderwijs, die het roken van een sticky helemaal niet erg vinden. Op aangrijpende wijze wordt het verslavingsproces beschreven. Men krijgt een indruk van de verschrikkelijke gevolgen die het gebruik van drugs meebrengt. Het is een plaag waartegen niet scherp genoeg kan worden opgetreden. Het leed van jonge mensen en hun ouders komt op een aangrijpende wijze in dit boek naar voren.

Allen die met jonge mensen omgaan, zouden dit boek moeten lezen.

Cahiers voor het Christelijk Onderwijs -no. 14 en 18, nl. W. E. Westerman: Denken over Godsdienstonderwijs en Dr. A. J. Onstenk: Het eerste vak. Beide Kok - Kampen.

Deze boekjes worden kort samen genomen. Ze behandelen het vak Godsdienstonderwijs respektievelijk voor de benedenbouw en de bovenbouw van het Christelijk voortgezet onderwijs.

Ze zijn in de eerste plaats - vooral het boek van Onstenk - belangrijk voor de vakman, de godsdienstleraren. Daardoor is meer dan een aankondiging in dit blad nauwelijks op z’n plaats.

De Redactie ontving:

Van uitgeverij J. H. Kok, Kampen: Prof. dr. R. Bijlsma, De Preek, f 14,90. Ds. M. P. van Dijk, Theologie tussen gisteren en morgen, f 19.90.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1977

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

Ter overweging

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1977

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's