Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar de CATECHISATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar de CATECHISATIE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De mededeelbare eigenschappen Gods (vervolg).

We spreken van Gods wetenschap, wil en macht. Deze eigenschappen behoren iedere geest wezenlijk toe. En daar God Zelf een allervolmaakste Geest is, zijn deze dus, zoals zij in God zijn, volmaakt, Goddelijk!

Ook de mens bezit iets van deze eigenschappen, maar danals„scheppingsgaven”,eindig en beperkt. Hij bezit die, omdat hij is een redelijk, zedelijk schepsel.

We hebben reeds besproken, dat de mens het beeld Gods heeft verloren wat zijn eigenlijke inhoud betreft, n.l. de ware kennis, gerechtigheid en heiligheid, doch dat hij redelijk, zedelijk schepsel is gebleven: mens. Wel is dus zijn verstand verduisterd, zijn wil boos en verkeerd en zijn hartstochten ongeregeld. De funkties, zijn vermogens, heeft hij behouden, anders ware de mens geen mens me^r te noemen. We hebben ook gezien, dat Gods wetenschap nooit buiten Gods besluit kan omgaan. God weet alle dingen uit kracht van zijn besluit. Dit tegenover het remonstrantisme, dat Gods wetenschap losmaakt van Zijn besluit en zo dus de verkiezing afhankelijk laat zijn van de mens.

Gods wetenschap is volmaakt, God is de Alwetende. Zijn wetenschap gaat over alle dingen. Dit is enerzijds tot schrik voor alien, die God niet kennen en nog zonder God in de wereld zijn. Er is een gedenkboek voor Zijn aangezicht. De Heere doorgrondt het hart en proeft onze nieren!

Anderzijds strekt Gods alwetendheid tot bemoediging en troost, namelijk voor alien, die God vrezen.

Zij kunnen wel eens donkere tijden belevenen bestrijdingen ondervinden. Maar wanneer het geloof weer mag doorbreken, is het zulk een troost, te weten dat God van alles afweet. Mocht Petrus niet de toevlucht nemen tot de alwetendheid des Heeren aan de oever vande zee van Tiberias, toen hij bedroefd werd en zei: „Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet, dat ik U liefheb”? En belijdt de dichter van Psalm 31 niet: „Toen in mijn zielsellende, Uw aangezicht mij kende”?

We willen nu stilstaan bij Gods WIL.

Gods wil is Gods vrije zelfbepaling omtrent alle dingen. We kunnen die onderscheiden in een verborgen wil en een geopenbaarde wil. Toch is er maar 6en wil in God. Maar die ene wil heeft twee ZIJDEN, een verborgen zijde, d.i. Gods eeuwig raadsbesluit, en een geopenbaarde zijde, d.i. de wil des bevels, die Hij ons in Zijn Woord voorschrijft om gedaan te worden.

De verborgen zijde van Gods wil, dus Zijn eeuwig raadsbesluit, is niemand bekend, of God Zelf moet die in Zijn werken naar buiten openbaar maken. Gods kind wordt wel eens teruggeleid naar de eeuwige verkiezende liefde Gods en roept dan in verwondering en aanbidding uit: Wat heeft U bewogen, o God, om naar zulk een ellendig en verwerpelijk zondaar om te zien?

Anderzijds betuigt de Heere bij monde van Mozes in Deut. 29 : 29: „De verborgen dingen zijn voor de Heere, onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor onze kinderen tot in eeuwigheid, om te doen al de woorden dezer wet”.

Op die geopenbaarde wil des bevels wijst ook de bede van het gebed des Heeren: „Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde”.

De verborgen wil geschiedt altijd, want:"God werkt alle dingen naar Zijn raad”. „Mijn raad zal bestaan en Ik zal al Mijn welbehagen doen”, Jes. 46 : 10.

Wel wordt het de bede van Gods kind ten opzichte van de verborgen wil, om met die ondoorgrondelijke wil verenigd te worden, onder die wil te buigen en „stil te berusten in Zijn beleid”.

Gods geopenbaarde wil moet dus gedaan worden. God schrijft die voor in Zijn Woord en Wet, namelijk hoe Hij gekend, gevreesd en gediend wil worden. Dat heeft God Z61f bepaald, dat maakt dus God Zelf uit en niet de mens. Dit wil de mens wel in zijnblindheid en dwaasheid. Dan moet God Zich aanpassen aan hoe de mens denkt en wil God te dienen en zalig te worden. Dit is eigenwillige godsdienst. Daarvan zit de mens van onzetijdvol. Hoe wordt thans Gods onveranderlijk Woord verdraaid en verkracht, van Zijn Goddelijkheid beroofd door de moderne Schriftkritiek, waarop we al eerder gewezen hebben en ook anderen deden. En dit is noodzakelijk. Want onze kinderen worden op de scholen er met de neus opgedrukt. Denk aan Gen. 2 en 3 o.m. En Gods wet?

O zeker, de ceremoniele en burgerlijke wetten van Israels eredienst behoeven wij niet meer te onderhouden, omdat zij door Christus vervuld zijn. Teruggrijpen naar dezelve zou verloochening zijn van Christus’ volbracht Middelaarswerk. Toch zijn zij ons in het Oude Testament bewaard, maar om daaruit te zien de grootheid en de heerlijkheid van Zijn Persoon en werk. Het Oude Testament is vol van Christus! Maar daartoe moet de mens verlichte ogen des verstandskrijgenomtezien en op te merken.

Maar de zedewet, de tien geboden, is altijddurend en geldt voor een ieder. Zij blijft de kenbron voor onze ellende-kennis en leefregel der dankbaarheid voor Gods kinderen.

Velen zetten nu de wet opzij. Zij wordt zelfs in vele kerken niet meer voorgelezen. Men leest de hoofdsom van de wet. Maar decatechismus zegt heel duidelijk, dat de wet scherpelijk moet gepredikt worden. Men wil hier echter niet meer aan. Men redeneert: de wet is vervuld door Christus. Wie nog vasthoudt aan de wet, is „wettisch”. Daarom kan men rustig op zondag reizen en arbeid verrichten!

Zeker, de wet der tien geboden is door Christus vervuld. Maar daarmede is zij nu niet opzij gezet en afgeschaft.

We kunnen door de onderhouding der wet niet zalig worden, gerechtvaardigd worden. Dat laat de Romeiner-en Galaterbrief wel duidelijk zien. Rom. 3 : 28: „Wij besluiten dan, dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt, zonder de werken der wet”. Toch zoekt de mens dit wel te bewerken, d.w.z. door de werken der wet. In dit opzicht is er nog heel wat „wetticisme”. Daarom moet Gods kind „sterven aan de wet, door de wet”. Maar dan wordt die wet een „liefdewet”. Ps. 119: „Hoe lief heb ik Uw wet”. En Paulus schrijft in'Rom. 7 : 22: „Want ik heb een vermaak in de wet Gods naar de inwendige mens”.

Welnu, daarom wordt het de bede van ieder, die Gods wil, in Zijn Woord en Wet geopenbaard, lief krijgt:


Leer mij naar Uw wil te hand’len,
’k Zal dan in Uw waarheid wand’len;
Neig mijn hart en voeg het saam
Tot de vrees van Uwe Naam.


Is dit ook uw levensbede geworden?

R’dam-West

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1967

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Naar de CATECHISATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1967

Bewaar het pand | 4 Pagina's