Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN BIJBELS ASIELBELEID: MEER DAN ALLEEN BARMHARTIGHEID!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN BIJBELS ASIELBELEID: MEER DAN ALLEEN BARMHARTIGHEID!

53 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het asielzoekersprobleem door velen binnen de Gereformeerde Gezindte eenzijdig benaderd

Inleiding

Naar schatting zijn wereldwijd zo'n 35 miljoen mensen op de vlucht vanwege oorlogsgeweld, vervolgingen of andere levensbedreigende omstandigheden. Ongeveer negentig procent van deze vluchtelingen vinden een veilig heenkomen in andere regio's van hun eigen land of in omliggende landen 0 . De overigen kloppen ergens elders aan. Dit zijn de 'asielzoekers'.

Het opvangbeleid met betrekking tot deze asielzoekers staat de laatste jaren in ons land regelmatig ter discussie en vormt een veel voorkomend onderwerp van gesprek. De forse toename van het aantal asielaanvragen van de laatste jaren is daar mede debet aan. In 1996,

1997 en 1998 vroegen namelijk respectievelijk 23.000, 34.000 en 45.000 mensen in Nederland asiel aan, terwijl de prognose voor dit jaar uitkomt op zo'n 52.000. Om al deze asielzoekers op te vangen moest het aantal opvangcentra sterk worden uitgebreid, met als gevolg dat nu een groot aantal gemeentes in ons land zo'n opvangcentrum binnen zijn grenzen heeft of mogelijk nog zal krijgen, want een opvangcentrum draagt geen permanent karakter, zodat er steeds nieuwe locaties nodig blijven. De asielzoekers wier asielaanvraag ingewilligd is, stromen door naar een 'gewone' woning in een gemeente. Een en ander betekent dat steeds meer mensen binnen de Gereformeerde Gezindte op de een of andere wijze met asielzoekers in aanraking komen en naar hun mening gevraagd worden over het Nederlandse asielbeleid. Onder andere worden veel SGPraadsleden concreet met de vraag geconfronteerd hoe hun houding met betrekking tot de komst van een asielzoekerscentrum (AZC) in hun gemeente dient te zijn. Behoort vanuit het oogpunt van Christelijke naastenliefde een ruimhartig opvangbeleid gevoerd te worden en dient een eventuele vestiging van een opvangcentrum in de gemeente daarom zonder meer positief tegemoet getreden te worden?

Of is in het licht van de Wet des Heeren juist het tegenovergestelde op zijn plaats, daar toch veel asielzoekers afgodendienaars zijn die ons land en onze gemeente meer en meer zullen overstromen met vreemde godsdiensten? Van die goddelozen zal toch niets anders dan goddeloosheid voortkomen (1 Sam. 24:14)?

Op deze vragen inzake het Nederlandse asielbeleid willen we in dit artikel nader ingaan. Maar vooraf zullen we de op dit terrein gebruikelijke termen en begrippen behandelen en het asielbeleid van onze overheid beschrijven.

Dit laatste zullen we vrij uitvoerig doen omdat er niet weinigen zijn die uit onkunde alle asielzoekers klakkeloos tot 'gelukzoekers' veroordelen en met name op grond van die misvatting er voor pleiten dat onze overheid de grenzen voor vrijwel alle asielzoekers moet sluiten.

Over wie gaat het?

We moeten ons goed realiseren dat niet iedere in Nederland verkerende vreemdeling een asielzoeker is en dat niet iedere asielzoeker een 'vluchteling' is, althans daarvoor erkend is. Ten onrechte worden deze begrippen namelijk als het gaat over het asielbeleid als synoniemen gebruikt.

Vreemdelingen zijn - volgens de officiële begrippenlijst van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) - "personen die niet de Nederlandse nationaliteit hebben". Buitenlandse werknemers en illegaal in ons land verkerende personen, om maar twee groepen te noemen, worden dus net zo goed tot de vreemdelingen gerekend als de asielzoekers. De groep van asielzoekers is zelfs ten opzichte van het totaal aantal in ons land verkerende vreemdelingen relatief klein!

Asielzoekers zijn alleen die "vreemdelingen die om uiteenlopende redenen hun land hebben verlaten om in een ander land, bijvoorbeeld Nederland, asiel aan te vragen". Dit houdt concreet in dat zij in dat andere land een verzoek indienen om daar als 'vluchteling' erkend en toegelaten te worden, waarna dat land aan de hand van het Vluchtelingenverdrag van Genève - dit verdrag werd in 1951 door zo'n honderd landen, waaronder Nederland, ondertekend - toetst of zij daadwerkelijk 'vluchtelingen' zijn in de zin van dit verdag. Volgens dit verdrag is iemand namelijk alleen een 'vluchteling' als hij aannemelijk kan maken dat hij uit

"vrees voor vervolging wegens ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde groep, of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en (..) de bescherming van dat land niet kan, of, uit hoofde van bovengenoemde vrees, niet wil inroepen". 2 '

Asielzoekers die uit hun land weggevlucht blijken te zijn om aan armoede, honger of 'natuurrampen' te ontkomen of vanwege dreigend oorlogsgevaar in het algemeen, worden dus in het kader van het asielbeleid niet als 'vluchtelingen' erkend en krijgen dus geen asiel. Voldoet een asielzoeker wel aan de gestelde vlucht-criteria, dan willigt het land waar hij asiel heeft aangevraagd zijn asielverzoek in en reikt hem een verblijfsvergunning uit. Vanaf dat moment noemt men hem geen asielzoeker meer, maar een zogenaamde 'verblijfsgerechtigde' of 'statushouder'. Wel behoort hij dan nog tot de 'vreemdelingen'!

Het Nederlandse asielbeleid

Feitelijk vormt het genoemde Vluchtelingenverdrag van 1951 de basis voor het Nederlandse asielbeleid. Door ondertekening van dit Vluchtelingenverdrag heeft Nederland zich namelijk, evenals de andere ondertekenaars, verplicht een persoon die volgens dit verdrag als 'vluchteling' erkend moet worden, niet te zullen "uitzetten of terugleiden naar de grenzen van een grondge-

bied waar zijn leven of vrijheid bedreigd" wordt. Met andere woorden, die asielzoekers dient Nederland in ieder geval tijdelijk, zolang de situatie in hun land voor hen onveilig is, op te vangen. Dit in tegenstelling tot de asielzoekers die uit veilige landen hierheen gekomen zijn of hen die uit onveilige landen gekomen zijn zonder dat zij daar iets te duchten hadden. Dezen hebben juridisch gezien geen gronden om in Nederland toegelaten te worden. De Nederlandse overheid tracht hen zoveel als mogelijk terug te sturen naar de landen waar zij vandaan kwamen.

Dit door onze overheid gevoerde beleid inzake asielzoekers wordt door haar zelf getypeerd als zijnde "rechtvaardig maar streng". Namelijk "streng voor mensen die geen gegronde reden hebben zich in Nederland te vestigen, en rechtvaardig omdat elk individu" rekenen mag op een objectieve en eerlijke beoordeling.^

Wie is waarvoor verantwoordelijk?

Om nu in de praktijk de 'gelukzoekers' van de 'echte' vluchtelingen te kunnen onderscheiden, is het noodzakelijk dat bij iedere asielaanvraag een zorgvuldig onderzoek wordt uitgevoerd naai" de reden en omstandigheden waarvoor men is gevlucht. In Nederland is hiervoor de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) verantwoordelijk. Zolang dit onderzoek loopt - men streeft naar een uitslag binnen 7 maanden, in de praktijk duurt het echter nog vaak aanzienlijk langer 4 ' - , moet een asielzoeker ergens opgevangen worden. Voor deze opvang is niet de IND, maar het 'Centraal Orgaan opvang Asielzoekers' (COA) verantwoordelijk 5 '. Naast het organiseren van de opvang in de bestaande centrums, is ook het verwerven en inrichten van nieuwe opvangcentrums een taak van dit orgaan, dat hiertoe op basis van vrijwilligheid contracten afsluit met gemeentes.

Beide organisaties zijn op hun beurt weer verantwoording verschuldigd aan de staatssecretaris van Justitie, de heer Cohen. Het reilen en zeilen in een opvangcentrum zelf valt dus formeel genomen niet onder de verantwoordelijkheid van de gemeentelijke overheid, maar indirect via het COA onder die van de landelijke overheid. Wel is een gemeenteraad verantwoordelijk voor het geven van basisonderwijs aan de kinderen in zo'n opvangcentrum.

Naast de IND en het COA is er ook nog de Vreemdelingendienst, een afdeling van de Nederlandse politie, die toezicht houdt op de in Nederland verblijvende vreemdelingen. Bij deze dienst moet een asielzoeker zich regelmatig melden. Deze dienst beheert van alle asielzoekers de juridische dossiers, hij houdt de asielzoekers van het verloop van de asielprocedure op de hoogte en hij verstrekt verblijfsdocumenten aan hen die tijdelijk of definitief in Nederland mogen verblijven. Ook is het opsporen en uitzetten van illegaal in ons land verblijvende vreemdelingen een belangrijke taak van deze dienst. Het toezicht houden op het vreemdelingenverkeer aan onze grenzen valt daar echter niet onder, want daarvoor is de Koninklijke marechausse (Kmar), een dienst van het Ministerie van Defensie, verantwoordelijk.

De huidige asielprocedure

Voor een goed begrip van de asielproblematiek kunnen we er niet omheen ook globaal de asielprocedure zelf te beschrijven. Een asielprocedure begint met het indienen van de asielaanvraag. Iedere asielzoeker moet zich daarvoor melden bij één van de drie Aanmeldcentra (AC's). Deze zijn gevestigd in Zevenaar, Rijsbergen en op Schiphol 6 '. Nadat de asielzoeker zich daar gemeld heeft en hij geregistreerd staat, voert een medewerker van de IND in het AC een eerste gesprek met hem over zijn achtergrond en motieven waarom hij asiel aanvraagt. Binnen maximaal 48 uur stelt de IND vast of hij tot de asielprocedure toegelaten kan worden. Om toegelaten te worden tot de asielprocedure, moet zijn aanvraag enigszins kans van slagen hebben. Ongeveer tien procent van

de aanvragers wordt afgewezen, bijvoorbeeld omdat zij zich tot voor kort in een ander veilig land hebben opgehouden en daar al eens asiel hebben aangevraagd of tenminste de mogelijk daartoe gehad hebben. De meeste asielzoekers komen, (althans in 1998), uit landen als Irak, Afghanistan, Joegoslavië, Bosnië-Herzegovina, Somalië, Soedan, Iran, Azerbeidzjan, Turkije en Sri Lanka.

Wordt een asielzoeker tot de asielprocedure toegelaten, dan gaat hij door naar een Opvang- en onderzoekscentrum (OC). Hiervan zijn er, verspreid over het land, vijftien. Daar wordt hij door de medewerkers van de IND nader gehoord over het waarom van zijn asielaanvraag. Hij moet nu uitvoerig verslag doen over zijn vlucht uit zijn land van herkomst en het verloop van zijn reis naar Nederland. Ook ondergaat hij daar een medisch onderzoek. In het OC wacht een asielzoeker de beslissing op zijn asielverzoek af. Intussen vult een asielzoeker zijn tijd met het doen van huishoudelijke taken. Daarnaast heeft hij de mogelijkheid om deel te nemen aan allerlei recreatieve en educatieve activiteiten (indien de ruimte het toelaat, wordt standaard bij een opvangcentrum een sportveld aangelegd! 7 '). Zolang hij geen verblijfsvergunning heeft, mag hij namelijk nog geen betaald werk verrichten, al heeft staatssecretaris Cohen recent toegezegd hierin deels verandering te willen brengen.

Resultaat van het onderzoek

Ieder afzonderlijk vluchtverhaal wordt door de IND uiterst zorgvuldig bestudeerd. Geeft de IND op grond van de voorlopige resultaten van dit onderzoek een voorlopig positieve beslissing af, dan wordt de asielzoeker doorgeschoven naar een asielzoekerscentrum (AZC) of een aanvullende opvang (AVO) 8), waar hij de definitieve uitslag mag afwachten. Intussen wordt hij in zo'n centrum voorbereid op een mogelijk toekomst in Nederland.

Beslist de IND 'definitief positief' op een asielaanvraag, hetgeen betekent dat de IND de betreffende asielzoeker als 'vluchteling' erkent, dan wordt aan zo'n asielzoeker een definitieve verblijfsvergunning uitgereikt (de zogenoemde A-status). Als 'verblijfsgerechtigde' komt hij dan in aanmerking voor een woning ergens in Nederland. Iedere gemeente moet jaarlijks een bepaald percentage van de woningen voor deze vluchtelingen reserveren. In afwachting van een woning verblijft hij zolang in een AZC of AV0 9) .

Maar de beslissing van het IND kan ook negatief zijn. Ongeveer zestig a zeventig procent van de asielzoekers wordt afgewezen. Daartegen kan een asielzoeker in beroep gaan, waarbij hij kosteloos de hulp van een advocaat kan inroepen. Wordt de beslissing niet herzien, dan moet hij definitief ons land verlaten. Met het beschikbaar stellen van bescheiden financiële middelen stimuleert de overheid dat deze uitgeprocedeerde asielzoekers vrijwillig terugkeren naar hun land van herkomst. Wil een afgewezen asielzoeker echter niet vrijwillig vertrekken, dan tracht de politie of de Koninklijke marechaussee hem het land uit te zetten. Uitgeprocedeerde asielzoekers die 'technisch moeilijk verwijderbaar' zijn, bijvoorbeeld doordat zij de benodigde identificatiepapieren missen, worden opgenomen in het Vertrekcentrum Ter Apel (VC). Daar proberen speciale medewerkers van de IND afspraken te maken met de landen van herkomst om hen alsnog te kunnen uitzetten.

Twee uitzonderingen of gedooggevallen

Behalve de definitieve verblijfsvergunning (A-status) kennen we in Nederland ook nog een tweetal tijdelijke verblijfsvergunningen, namelijk de zogenaamde 'vergunning tot verblijf' (VTV) en de 'voorwaardelijke vergunning tot verblijf' (Voorwaardelijke VTV).

Een VTV wordt toegekend aan die asielzoekers die weliswaar geen vluchtelingen zijn in de zin van het

Vluchtelingenverdrag, maar persoonlijk zoveel hebben meegemaakt dat terugsturen onmenselijk zou zijn. Zij worden tijdelijk in ons land gedoogd. Deze vergunning is een jaar geldig en kan viermaal met een jaar verlengd worden. Indien terugsturen uit oogpunt van humaniteit dan nog steeds problematisch is, gaat de VTV over in een definitieve verblijfsvergunning (A-status).

Een 'Voorwaardelijke VTV' wordt toegekend aan die asielzoekers die niet in aanmerking komen voor een A- status noch voor een VTV, maar evenwel nog niet teruggestuurd kunnen worden omdat de situatie in het land van herkomst zodanig is, bijvoorbeeld door oorlog, dat voor hen levensgevaar dreigt. Een 'Voorwaardelijke VTV' is een jaar geldig en kan tweemaal met een jaar worden verlengd. Daarna wordt desnoods een VTV verstrekt.

Evenals de asielzoekers die een definitieve verblijfsvergunning hebben gekregen, komen ook de asielzoekers met een VTV of een 'Voorwaardelijke VTV' in aanmerking voor woonruimte in een willekeurige gemeente in Nederland. Zolang nog geen woonruimte is gevonden, verblijven ook zij in een AZC of AVO.

Overigens wil staatssecretaris Cohen van deze aparte statussen af. In de nieuwe asielwet die hij onlangs naaide Tweede Kamer heeft verstuurd, stelt hij voor om één tijdelijke status van driejaar in te voeren voor alle asielzoekers die toestemming krijgen om in ons land te verblijven, ongeacht of ze nu hier mogen blijven omdat ze op grond van het Vluchtelingenverdrag als vluchteling zijn erkend, of omdat ze persoonlijk zoveel hebben meegemaakt dat terugsturen onmenselijk is, of omdat de situatie in hun eigen land te gevaarlijk is om teruggestuurd te kunnen worden. Deze tijdelijke verblijfsvergunning zou dan na drie jaar eventueel omgezet kunnen worden in een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd te vergelijken met de huidige A-status. Degenen die hiervoor niet in aanmerking komen moeten ons land verlaten. Tegelijk wil de staatssecretaris de mogelijkheden om tegen een afwijzing in beroep te gaan, beperken tot twee: één keer bij de rechter en één keer in hoger beroep bij de Raad van State. Een en ander zou er toe moeten leiden dat asielzoekers voortaan niet meer maanden op uitslag behoeven te wachten, maar snel weten waar zij aan toe zijn. Doch zover is het nu nog niet.

In een asielzoekerscentrum

In de huidige situatie kunnen we dus in een AZC (of AVO) nog vier categorieën asielzoekers tegenkomen, namelijk: (1) asielzoekers die in een AZC (of AVO) de definitieve beslissing over hun asielaanvraag, al dan niet na in beroep te zijn gegaan, afwachten, (2) asielzoekers die een definitieve verblijfsvergunning hebben gekregen, maar nog wachten op een woning, (3) asielzoekers die in het bezit zijn van een VTV en (4) asielzoekers met een 'Voorwaardelijke VTV'.

De opvang op zich in zo'n asielzoekerscentrum typeert Justitie als "sober en humaan. Zo sober dat het geen reden op zich is om naar Nederland te komen", maar anderzijds ook "zo humaan dat mensen die huis en haard hebben achtergelaten een beetje bij kunnen komen" en zich hier "in afwachting van een uiteindelijke beslissing, veilig kunnen voelen".

Inderdaad worden de kamers in zo'n AZC door het COA sober inricht, afgezien dan van de tv die het COA op iedere kamer niet laat ontbreken! Terwijl het COA in een AZC geen openlijke evangelisatie toestaat 10) en zelfs van vrijwilligers eist dat zij zich op politiek en religieus gebied neutraal opstellen" 1 ", bevordert het COA zelf wel dat asielzoekers zich aan de geenszins neutrale, maar juist zeer verderfelijke en verwoestende invloed van de tv blootstellen! Verwerpelijk is overigens ook dat ten behoeve van de asielzoekers een W.A.verzekering wordt afgesloten. Indien één van hen opzettelijk schade toebrengt, kan die schade op de verzekering van de asielzoeker worden verhaald! 12 '

Sober is niet alleen de inrichting, maar ook de verzorging in een AZC. Het COA streeft ernaar om de asielzoekers zo zelfstandig mogelijk te laten functioneren om hen op deze wijze voor te bereiden op het zelfstandig wonen in een gemeente woning. Zij moeten zelf inkopen doen, koken en hun eigen kamer schoonhouden. Zij ontvangen iedere week een uitkering op bijstandsniveau (ƒ 86, - per week voor meerderjarigen) om zelf in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Het zelf inkopen doen past ook goed binnen de tweede belangrijke doelstelling van het COA, namelijk de asielzoeker zoveel mogelijk in contact te laten komen met de samenleving buiten het centrum om hierdoor een voorspoedige integratie in onze samenleving te bevorderen als later blijkt dat hij definitief in Nederland mag blijven.

Tenslotte: inburgering en naturalisatie

Zodra een asielzoeker een tijdelijke of definitieve verblijfsstatus heeft gekregen, komt hij, zoals hierboven reeds is opgemerkt, in aanmerking voor een gemeentewoning in een willekeurige gemeente. Daar gaat hij geheel zelfstandig wonen. Wel is hij min of meer nog verplicht om in die gemeente deel te nemen aan taal- en

inburgeringscursussen!

De asielzoekers met een definitieve verblijfsvergunning, de vluchtelingen dus, hebben in de Nederlandse maatschappij ongeveer dezelfde rechten en plichten als een Nederlander. Evenwel zijn het nog steeds 'vreemdelingen'. Dit betekent dat zij aan verkiezingen voor raden en Staten niet mogen deelnemen. Evenmin behoort een baan bij bijvoorbeeld de politie, de krijgsmacht of de rechterlijke macht tot de mogelijkheden. Deze beperkingen komen te vervallen zodra een vluchteling de Nederlandse nationaliteit verwerft.

Om Nederlander te kunnen worden, dient een vluchteling echter aan een aantal voorwaarden te voldoen die bij wet zijn vastgelegd. Zo moet hij minimaal vijf jaar in Nederland wonen en onze taal machtig zijn. Ook moet hij hier blijk gegeven hebben van goed gedrag. Bestaan er namelijk "op grond van het gedrag van de verzoeker ernstige vermoedens" dat hij een "gevaar oplevert voor de openbare orde, de goede zeden, de volksgezondheid of de veiligheid van het Koninklijk", dan wordt zijn verzoek afgewezen. "Bij gevaar voor de volksgezondheid moet niet worden gedacht aan dragers van besmettelijke ziektes, maar bijvoorbeeld aan personen die een gevaar vormen voor de (geestelijke) volksgezondheid", aldus de officiële informatiebrochure van de IND 13) .

Een verzoek tot naturalisatie wordt ingediend bij de gemeente en daarna door de IND beoordeeld. Zodra deze dienst, oftewel de staatssecretaris van Justitie, een positief advies afgeeft, wordt aan de Koningin voorgesteld om aan de desbetreffende vreemdeling het Nederlanderschap te verlenen. Nadat de Koningin haar handtekening heeft gezet, tekent de staatssecretaris van Justitie voor akkoord.

Het aantal vreemdelingen dat jaarlijks van de mogelijkheid tot naturalisatie gebruikmaakt, is niet gering. Zo werden bijvoorbeeld in 1997 circa 48.000 en in 1998 circa 41.000 vreemdelingen van allerlei religieuze pluimage, onder wie ook vluchtelingen, tot Nederlanders genaturaliseerd 14 ', met alle gevolgen van dien!

Moeilijkheden

Het uitgangspunt van het hierboven vrij uitvoerig beschreven asielbeleid van onze overheid moge op zich helder en eenvoudig zijn, namelijk: 'echte vluchtelingen opvangen en gelukzoekers terugsturen', het daaraan uitvoering geven blijkt in de praktijk verre van eenvoudig te zijn.

Zo is bijvoorbeeld de laatste twee jaar de instroom aan asielzoekers in Nederland zo sterk toegenomen dat dit volgens staatssecretaris Cohen de kerndoelstelling van zijn beleid, 'de opvang van echte vluchtelingen', op het spel zet 15) . Mede verantwoorde lijk voor deze grote instroom zijn de mensensmokkelaars. Naar men vermoedt, hoewel de schattingen nogal uiteenlopen, komt meer dan de helft van de asielzoekers met behulp van deze smokkelaars op de een of andere wijze illegaal ons land binnen. 16)

Een andere moeilijkheid die zich in de praktijk voordoet, is dat veel asielzoekers voorwenden om wille van hun leven gevlucht te zijn, terwijl zij in werkelijkheid alleen om economische redenen in Nederland asiel aanvragen. Gezien het feit dat de asielzoekers die alleen om economische motieven hierheen gekomen zijn, direct worden uitgewezen, zal men dit trachten verborgen te houden, bijvoorbeeld door een onveilig land als land van herkomst op te geven. Daar het overgrote deel van de asielzoekers ons land bewust zonder identiteitsen reispapieren of met valse papieren die zij direct na aankomst verscheuren, binnenkomen, is dit moeilijk controleerbaar 17 '. Uit taalanalyses van de Zweedse en Zwitserse zusterdiensten van de IND blijkt dat relatief veel asielzoekers voorwenden - in de hoop politiek asiel te krijgen - dat ze afkomstig zijn uit het dictatoriale Irak 18) . Een en ander maakt het dus in de praktijk niet eenvoudig om de zogenoemde 'gelukzoekers' van de 'echte' vluchtelingen te onderscheiden.

Daarbij komt nog dat de asielzoekers die zich hier 'zonder papieren' aanmelden, na een eventuele afwijzing van hun asielaanvraag, moeilijk ons land weer uit te zetten zijn. Want om iemand te kunnen uitwijzen moet op zijn minst zijn herkomst vaststaan. Met name van de Iraanse overheid is het bekend dat zij weigert afgewezen asielzoekers zonder reisdocumenten terug te nemen.

Overigens vormt het verwijderen of uitzetten van uitgeprocedeerde asielzoekers op zich al een groot probleem. Van 75 procent van de asielzoekers die in 1998 ons land moesten verlaten - in totaal circa 14.000 asielzoekers is het hoogst onzeker of zij inderdaad wel ons land verlaten hebben 19) . Te vrezen valt dat een groot aantal van hen nog illegaal in Nederland verblijft.

De recent door staatsecretaris Cohen voorgestelde maatregel 20 ' dat afgewezen asielzoekers die na afloop van hun asielprocedure vier weken de tijd gehad hebben om vrijwillig terug te keren naar het land van herkomst, na die periode geen opvang meer zullen krijgen en als illegalen worden beschouwd en als zodanig het land uitgezet kunnen worden, lijkt geen afdoende maatregel te zijn om hierin structureel verandering te brengen. Vele uitgeprocedeerde asielzoekers zullen waarschijnlijk in die vier weken waarin zij gelegenheid krijgen om vrijwillig terug te keren, al onderduiken, zodat het totaal aan illegaal in ons land verkerende vreemdelingen - inmiddels naar schatting al meer dan 40.000 - er waarschijnlijk niet wezenlijk door zal afnemen.

Gastvrij en herbergzaam

Wanneer we nu het door onze overheid gevoerde asielbeleid willen gaan bezien in het licht van Gods Woord, dan moeten we er wel voor oppassen dat we ons niet geheel blind staren op dit falend terugkeerbeleid inzake de afgewezen asielzoekers. Onze overheid ziet dit zelf namelijk ook als een misstand en is voortdurend op zoek naar wegen om die praktijk in overeenstemming te brengen met de doelstelling van haar asielbeleid, namelijk dat Nederland alleen voor vluchtelingen een gastvrij en herbergzaam land is!

Onmiskenbaar is dit gastvrij en herbergzaam zijn jegens in nood verkerende vreemdelingen een voluit Bijbelse notie. De laatste tijd is hiervoor binnen de Gereformeerde Gezindte al meer dan eens een pleidooi gehouden. Titels als "Bijbel vraagt vreemdelingenliefde" 2 " en "Ik was een vreemdeling" 22 ' zeggen in dit verband genoeg.

In verscheidene publicaties wordt echter eenzijdig de nadruk gelegd op het aspect van naastenliefde, terwijl de liefde tot God en Zijn dienst, geëist in de eerste tafel van de Wet, grotendeels buiten beschouwing blijft. Geheel ten onrechte, want Christus zegt immers Zelf dat de liefde tot God het eerste en het grote gebod (Matth. 22:38) is en dat niet alleen aan het tweede gebod van de naastenliefde, maar aan deze beide geboden de ganse wet en de profeten hangt (Matth. 22:40). Derhalve willen we trachten op beide aspecten in te gaan: eerst op de Bijbelse eis van liefde tot de in nood verkerende vreemdelingen op zich, om deze eis vervolgens te plaatsen binnen het kader van het eerste en grote gebod.

Ten diepste kan er alleen maar binnen dat kader sprake zijn van naastenliefde!

Vreemdelingenliefde: Abraham en Lot ons ten voorbeeld

Uitdrukkelijk schrijft de apostel Paulus aan de Hebreeën: Vergeet de herbergzaamheid niet; want hierdoor hebben sommigen onwetend engelen geherbergd (Hebr. 13:2). Letterlijk vertaald staat er voor het woord 'herbergzaamheid' in de grondtekst: 'vreemdelingenliefde' 23 '. Paulus roept dus de Hebreeën hier op om naastenliefde aan de vreemdelingen te bewijzen door hun onderdak, voedsel en kleding te verschaffen. Als reden voert hij aan: want hierdoor hebben sommigen onwetend engelen geherbergd. De Kanttekenaren wijzen erop dat de apostel hiermee ongetwijfeld het oog gehad heeft op Abraham en Lot die immers beiden onwetend engelen geherbergd hebben. Abraham en Lot vergaten de herbergzaamheid niet! Integendeel! Van Abraham lezen we namelijk in Genesis 18 als hij in de deur der tent zat, toen de dag heet werd en hij drie mannen tegenover zich zag staan, dat hij hen aanstonds tegemoetliep, zich voor hen ter aarde nederboog en hen vervolgens uiterst vriendelijk en gastvrij uitnodigde om bij hem de maaltijd te gebruiken. Deze drie, voor Abraham onbekende mannen waren twee engelen en de HEERE Zelf die zich aan hem vertoonden in een tijdelijk aangenomen lichamelijke gedaante van een mens. Bij deze geschiedenis merkt ds. M. Henry op dat Abraham in de deur der tent zat "niet zoozeer om te rusten of zich te vermaken, als wel om de gelegenheid te hebben om goed te doen door vreemdelingen en reizigers gastvrij te onthalen" 24 '. Met andere woorden, hij zocht actief naar gelegenheid hun wel te doen!

Deze zelfde gastvrije houding treffen we ook bij Lot aan. In Genesis 19 wordt ons namelijk verhaald dat de twee engelen die eerst bij Abraham geweest waren, in de avond te Sodom aankwamen, terwijl Lot in de poort zat. Zodra nu Lot deze vreemdelingen zag, stond hij op hun tegemoet, boog zich voor hen die ongetwijfeld een eerbiedwaardig voorkomen gehad hebben, neder en

"Een barmhartige gezindheid verwacht slechts gelegenheid, geen drang om goed te doen, en zal op het eerste gezicht helpen, zonder er toe aangezocht te worden ".

-Ds. M. Henry, Verklaring van het Oude Testament, dl. 2, 1995, p. 247-

nodigde hen met aandrang uit om in zijn huis te vernachten. Hij hield bij hen zeer aan, zo staat er! En vervolgens, toen zij zijn uitnodiging aannamen, bereidde hij hun, voordat zij zich in zijn huis ter ruste zouden begeven, eerst nog een maaltijd. Dit laatste onderstreept nog eens zijn milddadige houding jegens deze vreemdelingen.

Nog twee voorbeelden: Job en de oude man te Gibea

Evenals die van Abraham en Lot laat ook de houding van Job zich jegens vreemdelingen kenmerken door een barmhartige gezindheid. Vrijmoedig kon hij tegenover zijn vrienden betuigen: De vreemdeling overnachtte niet op de straat; mijn deuren opende ik naar den weg! (Job 31:32). Zijn huis was als het ware steeds een herberg voor de op doorreis zijnde vreemdelingen geweest (Kanttek. 60). Wanneer we daarbij bedenken dat er in die tijd waarschijnlijk nog geen hotels of herbergen geweest zijn, waar reizigers tegen betaling konden overnachten, is het waarschijnlijk te achten dat er regelmatig vreemdelingen onder zijn dak verkeerd hebben.

Zoveel nu de vrome en Godvrezende Job zich voor vreemdelingen ingespande, zo weinig deden dat de mannen van Gibea, die volgens de Schrift Belialskinderen waren (Richteren 19). Zij lieten namelijk de Leviet en zijn bijwijf, die op terugreis waren van Bethlehem-Juda naar de zijden van het gebergte van Efraïm en te Gibea wilden overnachten, op straat aan hun lot over. Alleen een oud man, die zelf ook als vreemdeling te Gibea woonde en dus het gemoed des vreemdelings kende (Ex. 23:9), ontfermde zich over hen. Deze oude man nodigde hen uit om bij hem in huis te overnachten. En toen de mannen van Gibea de Leviet kwaad wilden doen, stelde hij zelfs evenals Lot zijn leven in de waagschaal voor deze vreemdeling! Hieruit is af te leiden welk een groot kwaad het door de Bijbelheiligen werd geacht een vreemdeling die van hulp van 'vrienden en magen' verstoken was, te onderdrukken. Calvijn schrijft in zijn Bijbelverklaring naar aanleiding van de gastvrijheid die Abraham ten toon spreidde, dat "vroeger het recht der gastvrijheid bij alle volken als hoogheilig beschouwd" werd en er "niets schandelijker en meer verfoeilijk" was "dan ongastvrij en een vijand van herbergzaamheid genoemd te worden". Zelfs de van God vervreemde heidenen waren er dus in hun consciëntie van overtuigd dat het, om de woorden van Calvijn te gebruiken, "eene vreeselijke wreedheid" was, "trotsch te verachten degenen, die, van gewone hulpmiddelen verstoken, tot onzen bijstand de toevlucht nemen" 25) . Hoeveel temeer dan dienen wij aan wie de woorden Gods zijn toebetrouwd (Rom. 3:2), die herbergzaamheid niet te vergeten!

Uitdrukkelijk bevolen

Meer nog dan de op doorreis zijnde vreemdelingen, om wie het in de hierboven aangehaalde voorbeelden met name lijkt te gaan, hebben de uit levensgevaar van huis en haard weggevluchte vreemdelingen behoefte aan herbergzaamheid en bescherming. Hoe welkom moet het bijvoorbeeld koning David en zijn mannen geweest zijn dat Barzillai, de Gileadiet, en anderen hen van bedden, schalen en levensmiddelen voorzagen, toen zij, voor Absalom op de vlucht geslagen, hongerig, moede en dorstig te Mahanaïm aankwamen (2 Sam. 17:27-29).

In Deuteronomium 23:15-16 gebiedt de Heere de Israëlieten dan ook uitdrukkelijk asiel te verlenen aan die dienstknechten uit den vreemde die, terwijl zij geen straf verdienden, om huns levenswil van hun in woede ontstoken heer hadden moeten wegvluchten en om die reden in Israël een veilige schuilplaats zochten. We lezen daar namelijk: Gij zult een knecht aan zijn heer niet overleveren, die van zijn heer tot u ontkomen zal zijn. Hij zal bij u blijven in het midden van u, in de plaats, die hij zal verkiezen, in een van uw poorten, waar het goed voor hem is; gij zult hem niet verdrukken (Deut. 23:15). "Het land Israël wordt hier "dus" tot toevluchtsoord, of vrijplaats, gesteld" 26 '.

En daar de Israëlieten zelf ook wisten wat het was om in den vreemde verdrukt en kwalijk behandeld te worden - zij waren immers vreemdeling geweest in Egypte en daar uitgebuit en onderdrukt - , werd hun uitdrukkelijk bevolen de onder hen verkerende vreemdelingen lief te hebben, hen niet te onderdrukken en hen te ondersteunen wanneer zij van armoede dreigden om te komen (Ex. 22:21, Lev. 19:34; 25:35, Deut. 14:28-29). Kortom, wie zich persoonlijk of als overheidspersoon van de plicht tot herbergzaamheid ten aanzien van de

tot ons overkomende vluchtelingen wil ontworstelen, vindt daartoe geen grond in het Oude Testament. Integendeel zelfs! Veleer leert het ons actief te zoeken naar gelegenheden om aan vreemdelingen wel te doen.

In het Nieuwe Testament

Niet anders luidt in dezen de boodschap die uit het Nieuwe Testament tot ons komt. Tracht naar herbergzaamheid (Rom. 12:13), zo maant de apostel Paulus de Romeinen, hetgeen zoveel betekent als: zoekt of jaagt naar gelegenheden om aan vreemdelingen wel te kunnen doen door hen onderdak, voedsel en kleding te verschaffen 27 '. En dat niet uit dwang, maar gewilliglijk. Zijt herbergzaam jegens elkander, zonder murmureren! (lPetr. 4:9).

De apostel Paulus ziet het als een vereiste voor een onberispelijk opziener dat hij gaarne herbergende is (1 Tim. 3:2; Tit. 1:8), gelijk hij ook die weduwen tot diakonessen wil gekozen zien die onder andere door herbergzaam te zijn een getuigenis van goede werken verkregen hebben (1 Tim. 5:10).

Dat het voor een ieder persoonlijk plicht is om herbergzaam te zijn, dat blijkt ook heel duidelijk uit de woorden die Christus in het laatste oordeel tot de schapen aan Zijn rechterhand en tot de bokken aan Zijn linkerhand zal spreken. Immers, tot de schapen zal Hij zeggen: Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij geherbergd, want voor zoveel gij dit één van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat Mij gedaan (Matth. 25:35, 40) en tot de bokken: Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij niet geherbergd, want voor zoveel gij dit één van deze minsten niet gedaan hebt, zo hebt gij het Mij ook niet gedaan (Matth. 25:43, 45).

Tenslotte wijzen wij u nog op de overbekende gelijkenis van de barmhartige Samaritaan, waaruit af te leiden is dat het onze plicht is om aan allen die in nood of benauwdheid verkeren, wel te doen, ook al behoren zij niet tot ons volk of tot de huisgenoten des geloofs 2 *'. En de apostel Paulus leert het niet anders: Zo dan, terwijl wij tijd hebben, laat ons goeddoen aan allen (Gal. 6:10a). Wel heeft het helpen van de huisgenoten des geloofs een hogere prioriteit, want de apostel vervolgt: maar meest aan de huisgenoten des geloofs (Gal. 6:10b), doch daarop hopen we verder in dit artikel nog terug te komen.

Onvoorwaardelijk welkom

Zowel uit het Oude als het Nieuwe Testament blijkt dus onmiskenbaar dat het betrachten van herbergzaamheid jegens van huis en haard weggevluchte vreemdelingen plicht is. Maar betekent dit nu dat we alle 'vluchtelingen' die in Nederland asiel aanvragen, met open armen behoren op te vangen en hen zonder enige voorwaarden in onze Nederlandse samenleving behoren op te nemen? Roept de Bijbel ons daartoe op? Dat Gods Woord ons daartoe zou verplichten, wordt door deze en gene binnen de Gereformeerde Gezindte wel in meer of mindere mate gesuggereerd. Heel duidelijk zelfs in de nieuwsbrief, die de SGP/RPF/GPV-fractie in de gemeente Gorinchem vorig jaar december haar achterban deed toekomen naar aanleiding van een aanstaand referendum over de voorgestelde locatie voor een asielzoekerscentrum in Gorinchem. In die nieuwsbrief riep de SGP/RPF/GPV-fractie op, hoewel de fractie zich eerder om procedurele redenen(!) tegen dat referendum had verklaard, om toch deel te nemen aan dit referendum en "een duidelijk JA te laten horen" voor de aangewezen locatie omdat dit in de ogen van de fractie "de enig mogelijke locatie" is. "Bovendien", zo schreef de fractie, en dan komt waarop we doelen,

"geeft u met uw bevestigende stem een signaal dat asielzoekers in Gorinchem welkom zijn. WELKOM, omdat het ons menens is met onze liefde voor de medemens. WELKOM, omdat Jezus Zelf ons het voorbeeld gegeven heeft door juist hen die het minder hebben op te zoeken en te helpen. WELKOM, omdat God ons ook niet in de steek gelaten heeft. Voor alle duidelijkheid, asielzoekers zijn geen stakkers. Maar ze zijn wel de ellendige situatie in hun vaderland ontvlucht en hebben meestal alles - familie, vrienden, bezit, werk - achter zich gelaten. Wij kunnen hen helpen. Door onderdak te geven, in hun levensonderhoud te voorzien, onderwijs te geven aan hun kinderen, hen weer zoveel mogelijk zelfredzaamheid terug te geven, etc. En niet te vergeten, onze motieven voor deze liefde duidelijk te maken, de blijde boodschap van Kerst, Pasen en Pinksteren te vertellen" 29 '.

Ook de Werkendamse SGP-wethouder drs. J. van Belzen, inmiddels SGP-burgemeester van de gemeente Graafstroom, lijkt in de praktijk vanuit het oogpunt van barmhartigheid en Evangelisatie te pleiten voor het onvoorwaardelijk opvangen van ontheemden. Immers, in een frD-interview zei hij "meteen" ingestemd te hebben met de komst van een asielzoekerscentrum in Werkendam 30 '. In een rede die hij hield ten kantore van de Stichting Nieuwkomers Altena, noemde hij als

motief voor de bewogenheid met hen "die uit een andere cultuur en in een kwetsbare positie bij ons aan de deur kloppen": 'Wie iemands leven redt, redt de wereld' 31 ' en in een interview dat afgedrukt stond in de plaatselijke nieuwsbrief van de SGP, zei hij op de vraag wat zijn argumenten waren om de komst van een asielzoekerscentrum in Werkendam positief tegemoet te treden alleen:

"Als SGP-politicus ontkom je nooit aan de klem van Gods Woord om de naaste hulp te bieden. Het is onze Christelijke plicht om ontheemden een plaats te bieden als er een beroep op ons wordt gedaan. Iedereen dient op de plaats waar hij of zij gesteld is gestalte te geven aan zijn plicht. Ook asielzoekers zijn mensen met een ziel voor de eeuwigheid. Dat is bepalend voor de wijze waarop wij hen tegemoet treden " 32> .

Terwijl hij vijf jaar geleden het onverkorte artikel 36 nog bij het asielbeleid betrok 33 ', rept hij nu in de praktijk daarover met geen woord meer.

Een voorwaardelijk ruimhartig asielbeleid

Pijnlijk wordt onder andere in de aangehaalde voorbeelden gemist, evenals in verscheidene andere artikelen en referaten die binnen de Gereformeerde Gezindte over dit onderwerp verschenen en gehouden zijn, het aspect van het weren van valse godsdiensten. Daar een groot aantal van de asielzoekers die in Nederland aankloppen moslim zijn of aanhanger van een andere vreemde Oosterse godsdienst, dient dit aspect toch juist een fundamenteel onderdeel van een Staatkundig Gereformeerd asielbeleid uit te maken. Wanneer alleen de eis van naastenliefde in het te voeren asielbeleid verdisconteerd wordt en niet de eisen van de eerste tafel van de Goddelijke Wet, dan miskent men daarmee het eerste en het grote gebod, oftewel de liefde tot God en Zijn dienst. Want dan geeft men aan afgodendienaars de vrije hand tot publieke uitoefening en verspreiding van hun valse religies en tot ontheiliging van Zijn Naam en Dag. We mogen echter nooit met een beroep op het éne gebod het andere in stukken stoten 34 '. Onze over-" Overheden moeten zijn beschermers, niet alleen van de tweede, maer insonderheydt [van de] eerste Tafel der Wet. Want sonden tegen d'eerste Tafel zijn grooter als die van de tweede, ende d'Overheydt moet meer sorge dragen voor de eere Godts als [voor de] vrede van 't Gemeyne beste."

-Ds. J. Visscherus, Fragment uit zijn 'Op-dracht' bij de Christelicke Zede-kunst, 1681-

heid dient derhalve geen onvoorwaardelijk maar een voorwaardelijk ruimhartig opvangbeleid te voeren, waarbij door het stellen van voorwaarden ook aan de eerste tafel van Gods Wet recht wordt gedaan. Op de belangrijkste van die door te overheid te stellen eisen en voorwaarden willen we nu ingaan.

Geen criminelen of rebellen hier

Als de Wetgever in Deuteronomium 23:15-16 wil dat het land Israël een toevluchtsoord is voor dienstknechten die van hun heer waren weggevlucht (zie boven), dan houdt dat niet in dat Israëlieten zonder onderscheid alle dienstknechten die tot hen overkwamen, gastvrij behoorden op te nemen. Bleek na onderzoek dat een dienstknecht uit zijn land weggevlucht was om de daar rechtvaardig aan hem opgelegde straf - bijvoorbeeld vanwege een door hem gepleegde moord of een ander ernstig misdrijf - te ontlopen, dan behoefde Israël zo'n dienstknecht niet op te nemen 35 '. Terecht merkt Calvijn hierbij op: "Dezulken met gastvrijheid te ontvangen en beschermen, wat zou dat anders zijn dan met het omverwerpen van wetten en rechtspraak een goddeloze barbarij te kweken? " 36 '.

Evenzo is het gelegen met asielzoekers die uit hun land gevlucht zijn om reden dat zij zich daar aan dusdanig vergaande rebellie of ernstige criminele praktijken hebben schuldig gemaakt dat hun daar rechtvaardig de doodstraf boven het hoofd hangt. Een ieder zal het erover eens zijn dat een Bijbels barmhartig opvangbeleid niet inhoudt dat ook aan zulke asielzoekers hier opvang verleend moet worden. Integendeel! Zodra tijdens het verloop van de asielprocedure komt vast te staan dat een asielzoeker zich in zijn eigen land aan dergelijke praktijken heeft schuldig gemaakt, dient hij naar zijn land teruggezonden te worden.

Zich waardig gedragen

Daarnaast mogen we van asielzoekers die in ons land opgevangen worden, en dus feitelijk hier te gast zijn, verwachten dat zij zich ook hier als gast zullen gedragen, namelijk burgerlijk correct, zich houdend aan de regels die in ons land in het algemeen en ten aanzien van asielzoekers in het bijzonder gelden. Zij dienen

zich verre te houden van uitspattingen als vechten, dronkenschap, stelen, liegen en bedriegen, het plegen van zedenmisdrijven enz.

Al in een vroeg stadium dient men hun dan ook voor te houden dat zij die aan deze voorwaarde van een waardig gedrag niet voldoen - in de praktijk blijken bijvoorbeeld velen met voorbedachte rade een met leugens gestoffeerd vluchtverhaal aan de IND op te dissen - een onmiddellijke uitzetting riskeren.

Het moge duidelijk zijn dat ook door het stellen van deze eis de Bijbelse plicht van herbergzaamheid geenszins geweld wordt aangedaan. Zelfs buiten de Gereformeerde Gezindte zullen velen de billijkheid van deze eis toestemmen. Overigens moeten we hierbij, als we het hebben over het niet uitleven in zonden tegen het zevende gebod, wel opmerken dat de algemene moraal in ons land op dit punt zo vervallen is dat asielzoekers vaak een meer "kuis en ingetogen leven" leiden dan menigeen in ons land. Veel asielzoekers bijvoorbeeld betitelen de gemiddelde zomerkleding in Nederland als schaamteloos 37 ' en een Turkse veearts, die hier weliswaar niet als asielzoeker verbleef, maar in het kader van zijn veterinaire vervolgstudie in Nederland stage liep, merkte op het onbegrijpelijk te vinden dat hier zoveel mensen "leven gelijk de dieren", zoals hij dat uitdrukte, daarmee doelend op het ongehuwd samenwonen 38 '. Veel vreemdelingen beschamen in dezen de Nederlanders!

Gods Woord en Wet: het uitgangspunt

Met alleen de eis dat asielzoekers geen criminelen of rebellen mogen zijn en dat zij zich hier burgerlijk correct dienen te gedragen, zijn we er nog niet.

Deze twee voorwaarden maken van een ruimhartig opvangbeleid nog geen Schriftuurlijk ruimhartig opvangbeleid. Een hechter en beter uitgangspunt dan de algemene moraal is daarbij nodig. Zoals we al eerder hebben opgemerkt, dient het te voeren asielbeleid recht te doen aan alle geboden van de beide tafels van Gods Wet. Immers, als dienaresse Gods is de overheid tot handhaving van die beide geroepen, en dat zowel ten aanzien van de Nederlanders als ten aanzien van de vreemdelingen, want beiden zijn uit 'énen bloede' voortgekomen! Maar hoe kan nu met vasthouden aan de plicht tot herbergzaamheid en zonder deze geweld aan te doen recht gedaan worden aan alle geboden van Gods Wet, ook aan die van de eerste tafel? Dat kan alleen door als overheid van de vreemdeling die zich in Nederland wil vestigen, te eisen dat hij zich hier onderwerpt aan Gods Wet. Die voorwaarde dient zonder meer aan een ruimhartig opvangbeleid toegevoegd te worden, wil het een Schriftuurlijk beleid zijn.

Onderhouding van Gods Wet geëist

Oudtijds in Israël was dat al zo 39), want in het Oude Testament lezen we niet alleen dat de Heere aan Israël bepalingen gaf ter bescherming van de vreemdelingen opdat de Israëlieten hen in geen enkele opzicht zouden verdrukken, maar ook dat de Heere eisen stelde aan de vreemdelingen. Hij eiste met name onderwerping aan de Wet der Tien Geboden!

Hoewel de vreemdeling als mens sowieso al gehoorzaamheid aan de Tien Geboden verschuldigd was, maakte de Wetgever dit in de volgende Bijbelteksten voor verscheidene geboden nog eens met nadruk duidelijk.

Zo vinden we in Leviticus 20:2 uitdrukkelijk beschreven dat het zowel de Israëlieten als de vreemdelingen in Israël niet toegestaan was aan de afgoden te offeren. We lezen daar namelijk: Gij zult ook tot de kinderen Israëls zeggen: Een ieder uit de kinderen Israëls of uit de vreemdelingen die in Israël als vreemdelingen verkeren, die van zijn zaad den Molech gegeven zal hebben, zal zekerlijk gedood worden; het volk des lands zal hem met stenen stenigen.

In Leviticus 24:16 wordt ook de vreemdeling verboden Gods Naam te lasteren. Deed hij dat, dan ontving hij daarvoor dezelfde straf als de Israëliet: En wie den Naam des HEEREN gelasterd zal hebben, zal zekerlijk gedood worden; de ganse vergadering zal hem zekerlijk stenigen; alzo zal de vreemdeling zijn gelijk de inboorling, als hij den NAAM zal gelasterd hebben, hij zal gedood worden.

Uit de tekst van het vierde gebod blijkt dat noch de Israëlieten noch de vreemdelingen op de sabbatdag arbeid mochten verrichten: dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is, waarbij ds. Wilh. a Brakel ten aanzien van de vreemdeling opmerkt: "men moet ook de vreemdelingen, die onder ons wonen of vertoeven, doen rusten; want zij zijn ook menschen, en het gebod raakt hen zoveel als inboorlingen" 40 '!

Voorts, als we in Numeri 35:15 lezen: Diezelve zes steden zullen voor de kinderen Israels en voor den vreemdeling en den bijwoner in het midden van hen tot een toevlucht zijn, opdat daarheen vliede wie een ziel onvoorziens slaat, dan is daaruit af te leiden dat in Israël het zesde gebod en de door God ingestelde juridische straf op overtreding van dit gebod door een moedwillige doodslag ook op de vreemdelingen van toepassing waren.

En tenslotte wijzen we nog op Leviticus 18. Wanneer de Heere daar aan de kinderen Israëls allerlei vormen van bloedschande en onzedelijkheid, waaronder overspel en sodomie, verboden heeft, besluit Hij die opsomming met: Verontreinigt u niet met enige van deze; want de heidenen die Ik van uw aangezicht uit het land Kanaan uitwerp, zijn met al deze verontreinigd (Lev. 18:24). Maar gij zult Mijn inzettingen en Mijn rechten onderhouden en van al die gruwelen niets doen, inboorling noch vreemdeling die in het midden van u als vreemdeling verkeert (Lev. 18:26). Enerlei wet dus voor de vreemdeling en Israëliet!

Geen binding aan ceremoniële wetten geëist, wel afgodendienst verzaken!

Op grond nu van het feit dat de vreemdelingen in Israël zowel als de geboren Israëlieten gehoorzaamheid aan de Wet der Tien Geboden verschuldigd waren en de grote Wetgever de vreemdelingen er in het bijzonder nog eens op wees dat zij zich verre moesten houden van afgodendienst, het lasteren van Gods Naam en van arbeid te verrichten op Zijn Dag, zou de gedachte kunnen postvatten dat vreemdelingen die zich in Israël wilden vestigen, ook besneden moesten worden en alle wetten van Israëls Godsdienst moesten onderhouden. Dit was evenwel niet het geval. Een deel van de vreemdelingen in Israël liet zich wel besnijden en onderhield alle wetten van Israëls Godsdienst op gelijke wijze als de geboren Israëliet, maar daartoe verbonden zij zich vrijwillig. Dat waren de zogenoemde 'proselieten der gerechtigheid' in onderscheiding van de 'proselieten der poort', die zich daartoe niet verbonden 41 '. Deze laatsten werd het vergund in het land Israël te wonen, mits zij onder andere de afgoderij verzaakten 42 '; zij mochten in het land Israëls hun vroegere goden niet meer dienen! Geheel in overeenstemming hiermee merkt ook ds. M. Henry op met betrekking tot het te voeren asielbeleid inzake de mishandelde dienstknecht die, aan zijn heer ontvlucht, een veilig heenkomen zocht in het land Israël (Deut. 23:15-16), dat de Israëlieten hem moesten beschermen en hem, "zoo hij bereid" was "hun Godsdienst aan te nemen, zooveel mogelijk" moesten "aanmoedigen om zich onder hen te vestigen" 43 '.

We moeten hierbij niet vergeten dat Mozes in opdracht van de Heere geheel Israël, van de hoofden der stammen tot de kinderkens, de vrouwen en de vreemdelingen toe, onder het verbond gebracht had dat onder hen niet zou zijn een man of vrouw of huisgezin of stam, die zijn hart heden wende van den HEERE onzen God, om te gaan dienen de goden dezer volken; dat onder hen niet zou zijn een wortel die gal en alsem zou voort brengen (Deut. 29:18)!

Terzijde merken we hierbij nog op dat uit teksten als: Indien iemand tot ulieden komt en deze leer niet brengt, (namelijk de leer dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, 2 Joh. 7) ontvangt hem niet in huis (2 Joh. 10) en: Kinderkens, bewaart uzelven van de afgoden (1 Joh. 5:21) blijkt dat het zich hoeden voor de verbreiding van afgoderij beslist geen aspect is dat in de nieuwe bedeling heeft afgedaan!

Concrete voorwaarden

Wat betekent een en ander nu concreet voor het te voeren asielbeleid? Vooraf willen we de opmerking maken dat het vaak beter is, onder andere om integratieproblemen te voorkomen, om vluchtelingen in een veilige regio van hun eigen land of van een naburig land op te vangen in plaats van elders 443 . Maar lang niet altijd zal dat kunnen. Wanneer nu, in het geval dat dat niet moge-

lijk is, de in nood verkerende vreemdelingen in Nederland voor asiel aankloppen, dan mogen wij hen, ook al zijn het afgodendienaars of atheïsten, niet aan hun lot overlaten, want dat zou zich geenszins verdragen met de voluit Bijbelse plicht tot herbergzaamheid. Wel zou het asielbeleid als regel gericht moeten zijn op een tijdelijk opvang, namelijk zolang een veilige remigratie nog niet mogelijk is. Ook, en dat is van veel meer belang, zou onze overheid al in een vroeg stadium afspraken met hen moeten maken. Wil zij immers serieus uitvoering geven aan het handhaven van de beide tafels van de Wet Gods, dan kan en mag zij asielzoekers en andere vreemdelingen die zich in ons land willen vestigen - onder wie vele afgodendienaars - , niet zomaar vrij in ons land opnemen zonder hen te binden aan voorwaarden die recht doen aan zowel de eerste als de tweede tafel van Gods Wet.

Zo zouden de asielzoekers bij het indienen van de asielaanvraag al voor de keus gesteld moeten worden dat toelating tot de asielprocedure in ons land mogelijk is, mits zij zich onder andere aan de wetten van ons land zullen onderwerpen, de zondagsrust in acht zullen nemen, Gods Naam niet zullen lasteren en zich zullen onthouden van het publiek uitoefenen en actief verbreiden van een religie anders dan de Gereformeerde. En zou het ook geen goede zaak zijn dat zij, als aan hen een verblijfsvergunning wordt verstrekt, deze zaken onder ede bevestigen, gelijk onze vaderen, die "uyt vreese/ dat door het inkomen van eenige uytgheweeckene Papisten/ lichtelijck yet tot onraste van 't Lant" gedaan zou worden, een eed geformuleerd hadden die "alle uitgheweeckene" die het land binnenkwamen, moesten doen en die ten dele aldus luidde:

"Dat niemant en sal aenrechten, met raet ofte daet, yet, dat soude mogen strecken, ofte strijden tegen die Gereformeerde Religie, noch de oejfeninge van dien, altans inden Lande van Hollant en Zeeland wesende, eenighsins verhinderen of beletten, noch sal poogen by eenige directe of indirecte middelen, eenige andere Religien inden lande van Hollant te exerceren, ghebruycken, of in te voeren, ..." 45 '.

In het verlengde hiervan ligt het ook voor de hand dat naturalisatie slechts mogelijk is op voorwaarde dat men de Gereformeerde Godsdienst is toegedaan.

Helaas kunnen we ons niet aan de indruk onttrekken dat deze aspecten binnen de SGP, zeker in de praktijk, te weinig aandacht ontvangen, zowel landelijk als op gemeentelijk niveau. Geen SGP-gemeenteraadsfractie bijvoorbeeld zou, wanneer er in haar gemeenteraad een principebesluit genomen moet worden over de komst van een asielzoekerscentrum, mogen nalaten erop te wijzen dat het van groot belang is dat asielzoekers hier niet proberen allerlei vreemde godsdiensten in te voeren en dat zij de zondagsrust in acht behoren te nemen. De SGP-gemeenteraadsfractie in Staphorst bijvoorbeeld heeft deze aspecten naar voren gebracht 46 ' en ook in Genemuiden is door de SGP het punt van het handhaven van de zondagsrust aan de orde gesteld 47 '. Voorts dient een gemeenteraad, onder andere verantwoordelijk voor het geven van basisonderwijs aan de kinderen in een opvangcentrum, erop toe te zien dat al het aan asielzoekers gegeven onderwijs de toets dei- Schrift kan doorstaan. Overigens, wanneer we het nuttig en oorbaar achten dat vluchtelingen tot het volgen van inburgerings- en taalcursussen in de gemeente waar zij een woning toegewezen krijgen, verplicht worden, dan zeggen we met ds. W. Teellinck dat het dan zeker nuttig en oorbaar, ja zelfs plicht is om van asielzoekers te eisen dat zij zich zondags onder de prediking des Woords zetten om onderricht te worden in de leer der Waarheid 48 '!

Eerst de huisgenoten des geloofs

In artikel 30 van het huidige beginselprogram van de SGP wordt terecht gesteld dat "de overheid allereerst een plaats" behoort "te bieden aan hen die om hun Christelijk geloof vervolgd worden en vanwege lijfsbehoud hun land van herkomst moesten verlaten". Met andere woorden: de huisgenoten des geloofs behoren een streep voor te hebben op degenen die buiten zijn. Dat leert ons de Schrift. Het zegt bijvoorbeeld al iets maar niet alles, dat, als er in het Nieuwe Testament over herbergzaamheid wordt gesproken (Rom. 12:13, Hebr. 13:1-2 en 1 Petr. 4:9), het daar met name betrekking heeft op het door Christenen opvangen van verstrooide en vervolgde Christenen die in tijden van vervolging hun vaderland moesten verlaten en op het door gemeenteleden opvangen van rondreizende predikers 49 '. Vaak citeert men wel op de klank af de woorden: Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij niet geherbergd (Matth. 25:43), maar wanneer deze in verband worden gebracht met het 45ste vers: Voor zoveel gij dit één van deze minsten (namelijk aan diegenen die aan Christus rechterhand zijn) niet gedaan hebt, zo hebt gij het Mij ook niet gedaan, dan blijkt dat Christus het hier niet heeft over alle mensen die hulp van node hebben. Nee, Christus beveelt hier, zoals Calvijn terecht opmerkt,

"alleen de geloovige armen aan onze weldadigheid aan; niet omdat Hij wil dat wij de anderen geheel verzuimen, maar omdat iemand ons dierbaarder moet zijn, naarmate hij dichter bij God is. Want al zijn alle kinderen Adams door de samenleving met elkander verbonden, toch bestaat er nog een heiliger band van gemeenschap tusschen de kinderen Gods dan die. Christus noemt derhalve met name de huisgenooten des geloofs, omdat deze gaan boven degenen die buiten zijn. 50> "

Met deze woorden geeft Calvijn feitelijk een treffende verklaring van de richtlijn uit Galaten 6 vers 10: laat ons goeddoen aan allen, maar meest aan de huisgenoten des geloofs!

Wanneer we deze richtlijn naar het te voeren asielbeleid vertalen, dan kan bijvoorbeeld concreet gedacht worden aan het actief uitnodigen van Gereformeerde vluchtelingen voor het aanvragen van asiel in ons land. Overigens zijn we ervan overtuigd dat, als er in Nederland een door Schriftuurlijke voorwaarden omkaderd ruimhartig opvangbeleid gevoerd zou worden, het op zichzelf al een aantrekkende werking op Christen-vluchtelingen zou hebben en een afstotende werking op bijvoorbeeld mohammedanen. En normaliter zou het asielbeleid gericht behoren te zijn op tijdelijke opvang, maar in het geval dat de vluchtelingen de Gereformeerde religie toegedaan zijn, zou een permanente opvang tot de mogelijkheden moeten behoren 51 '. Onze vaderen boden immers de hugenoten ook het Nederlandse staatsburgerschap aan 52) . Nederland was vroeger een toevluchtsoord voor hen die om der waarheid wil verdrukt werden. Zo zou het ook nu moeten zijn, maar als we nu lezen dat een Christengezin uit Iran, na bijna zes jaar gewacht te hebben op een verblijfsvergunning, vanwege die slopende onzekerheid ons land heeft verlaten om elders een toevluchtsoord te zoeken 53), dan is dit eerder het tegendeel!

Ten besluite

Als land en volk hebben wij de God onzer vaderen verlaten. Het heeft ons niet goed gedacht Hem in erkentenis te houden. Daarom heeft God ons overgegeven aan goddeloosheid en gruwelijke ongerechtigheid. Van de oorspronkelijke volken in het land Kanaan - volken die zich ook uitleefden in goddeloosheid en gruwelijke ongerechtigheid - staat in Gods Woord aangetekend dat God hen toen zij de maat vol gezondigd hadden, uit hun land uitgeworpen heeft (Lev. 18; Deut. 7). Wat zal dan ons nog geworden?

In Deuteronomium 28:43-45 lezen we wat de Israëlieten zou geworden als zij Gods geboden en inzettingen niet zouden gehoorzaam zijn: De vreemdeling die in het midden van u is, zal hoog, hoog boven u opklimmen; en gij zult laag, laag nederdalen. Hij zal u lenen, maar gij zult hem niet lenen; hij zal tot een hoofd zijn en gij zult tot een staart zijn. En al deze vloeken zullen over u komen en u ver\> olgen en u treffen, totdat gij verdelgd wordt; omdat gij der stem des HEEREN uws Gods niet gehoorzaam zult geweest zijn om te houden Zijn geboden en Zijn inzettingen, die Hij u geboden heeft. In Hosea 7:8-9 lezen we dat dit oordeel deels over hen gekomen was: Efraïm, die verwart zich met de volken (namelijk "door heidensche huwelijken, gemeenschap van afgoderij en andere zonden" en door "ongeoorloofde verbonden"; zie Kanttekening 24); Efraïm is een koek die niet is omgekeerd; Vreemden verteren zijn kracht, en hij merkt het niet; vreemden namen het brood uit de mond van de Israëlieten, waardoor zij rechtvaardig gekastijd werden voor het invoeren van vreemde goden! En niet lang nadat Hosea deze woorden sprak, werd het rijk der tien stammen gevankelijk weggevoerd naar Assyrië!

Daarom nogmaals de vraag: wat zal ons land nog geworden? Op grond van Gods Woord hebben wij het ergste te vrezen! Dat wij dan met Mozes onze dagen mochten leren tellen, opdat wij een wijs hart mochten bekomen, want de dag gaat als kaf voorbij!

A. Verwijs

Noten:

1) "Aandacht voor vergeten vluchteling", in: RD, 30 augustus 1999, p. 5 2) Geciteerd uit: A.A. van der Schans e.a., Herbergzaamheid. Pleegzorg en opvang van vreemdelingen in Bijbels perspectief, 1998, p. 114 3) Zie brochure Het vreemdelingenbeleid kent z'n grenzen, Ministerie van Justitie, opvraagbaar bij "Postbus 51" van de rijksoverheid. 4) In totaal verbleven per 31 december 1998 bijna zesduizend mensen langer dan driejaar in de centrale opvang, COA-jaarverslag 1998, p. 34

5) Zie de brochures Opvang in bedrijf juni 1996, en de opvangkrant, augustus 1997, beide uitgegeven door het COA 6) De aantallen van de verschillende opvangcentra (AC's, OC's, AZC's en AVO's) die in dit artikel genoemd worden, zijn ontleend aan de brochure Wie-doet-wat van het COA, januari 1999. 7) Zie raadsnotulenboekje van de gemeente Gorinchem, nr. 8, september 1998, p. H-3

8) Een AVO is in feite niets anders dan een AZC in het klein, meestal gehuisvest in een hotel of pension. Deze worden tijdelijk voor dit doel gehuurd. Het maximaal aantal bewoners in een AVO is 100, terwijl in een AZC gemiddeld 400 mensen gehuisvest zijn. 9) Een derde alternatief dat in gebruik is sinds het begin van 1998, is de centrale opvang in woningen. Het COA huurt woningen van woning-

coiporaties waarin statushouders die wachten op toewijzing van een woning tijdelijk gehuisvest worden en ook zij waarvan de verwachting is dat zij niet binnen zes maanden Nederland behoeven te verlaten, COA-jaarverslag 1998, p. 14-15

10) K.C. Hoogendoon, "Asielboot in Werkendam", in: Nieuwsbrief SGP - Werkendam, oktober 1998, p. 12; J. van Klinken, "Na oproep tot herbergzaamheid werd het opeens stil", in: RD, 23 mei 1998, p. 17. De directeur van het AZC in Werkendam bevestigde desgevraagd dat openlijke evangelisatie op geen enkele AZC in ons land toegestaan is. 11) Zie brochure Ontmoeting met werelden, een uitgave van het COA, februari 1999, p. 14

12) Ontmoeting met werelden, februari 1999, p. 19 13) Brochure: Naturalisatie tot Nederlander, maart 1998, uitgave Immigratie- en Naturalisatiedienst, p. 5. In onderscheiding van andere vreemdelingen mogen 'erkende vluchtelingen' al na 4 jaar de procedure tot verkrijging van het Nederlanderschap opstarten, maar definitieve toekenning daarvan kan niet eerder dan na vijfjaar plaatsvinden.

14) Cijfers overgenomen uit de jaarverslagen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst over 1997 en 1998. Er is evenwel geen sprake van een dalende lijn, want in dit jaar verwacht de IND 45.000 naturalisaties te realiseren; informatie uit een brief van de IND, gedateerd 2 september 1999.

15) "IND-organisatie ontploft", in: OR-informatie, 24 maart 1999, p. 26 16) "Zeven dagen achter in een vrachtwagen", in: RD van 13 maart 1999; "Per jaar 20.000 mensen illegaal naar Nederland", in: RD, 14 juli 1999 17) "Nederland derde favoriete asielland in Europa", in: Algemeen Dagblad, 25 augustus 1999; "Weer meer aanvragen voor asiel", in: Brabants Dagblad, 25 augustus 1999; RD 25 aug. 1999, p.3

18) "IND-organisatie ontploft", in: OR-informatie, 24 maart 1999, p. 26 19) "Tobben met uitzetten", in: RD, 26 juni 1999, p. 31 20) "Strenge aanpak van asielzoekers", in: RD, 26 juni 1999, p. 3 21) "Bijbel vraagt vreemdelingenliefde", in: RD, 15 februari 1999, p. 9 22) DJ. Budding, '"Ik was een vreemdeling'", in: De Banier, 10 december 1998

23) A.A. van der Schans e.a., Herbergzaamheid. Pleegzorg en opvang van vreemdelingen in Bijbels perspectief, 1998, p. 29; J. Owen, Eene uitlegging van den Sendbrief van Paulus den Apostel aen de Hebreen, dl. 4, 1733, p. 441

24) M. Henry, Verklaring van het Oude Testament, dl. 1, 1995, p. 124 25) J. Calvijn, Verklaring van de Bijbel, Genesis, dl. 1, 1988, p. 376. 26) M. Henry, Verklaring van het Oude Testament, dl. 1, 1995, p. 850 27) M. Henry, Verklaring van het Nieuwe Testament, dl. 3, 1995, p. 109; Kanttekening 54 bij Rom. 12

28) M. Henry, Verklaring van het Nieuwe Testament, dl. 1, 1995, p. 736-738 29) Fractie-info, SGP/RPF/GPV-gemeenteraadsfractie Gorinchem, 2/98 30) J. van Klinken, "Na oproep tot herbergzaamheid werd het stil", in: RD, 23 mei 1999, p. 17

31) "Iraanse thee en koekjes bij ondertekening", in: Het Land van Altena, 15 april 1999; dit is een uitspraak van een Joodse rabbijn. 32) J.A. Versluis, "In gesprek met 'onze' wethouder drs. J. van Belzen", in een nieuwsbrief van de SGP-Werkendam uitgegeven in de eerste helft van 1998, p. 10

33) J. van Belzen, Asielzoekersbeleid, Infoschets 2, LVSGS-SGP-Jongeren, 1994, p. 21; hij schreef ondere andere: "Gelijkschakeling van allerlei godsdienstige en culturele waarden in onze samenleving worden vanuit dit beginsel (artikel 36; AV) afgewezen. In de praktische politiek betekent dit bijvoorbeeld het afwijzen van subsidiëring van moskeeën. De regering mag niet financieel bijdragen aan de verspreiding van anti- Christelijke opvattingen".

34) Ook ds. M. Henry wijst in een ander verband daarop in zijn Bijbelverklaring: M. Henry, Verklaring van het Nieuwe Testament, dl. 3, 1995, p. 659

35) M. Henry, Verklaring van het Oude Testament, dl. 1, 1995, p. 850-851 36) J. Calvijn, Verklaring van de Bijbel, Harmonie van de laatste vier boeken van Mozes, dl. 2, 1985, p. 358; ook ds M. Henry merkt op: "Wij kunnen niet onderstellen, dat deze wet hen verplichtte, om aan alle beginsellooze mannen, die uit hun dienst wegliepen, gastvrijheid te verleenen", M. Henry, Verklaring van het Oude Testament, dl. 1, 1995, p. 850

37) K.C. Hoogendoorn, a.a., p. 12 38) Persoonlijke herinnering uit een gesprek met hem. 39) Ook Van der Schans schrijft: "De status van de in Israël wonende vreem-

deling is door rechten en plichten bij de wet geregeld. Deze twee horen onlosmakelijk bij elkaar. Wanneer de vreemdeling om gastvrijheid vroeg en in het gunstige geval van handhaving van de wetten daadwerkelijk bescherming kreeg, impliceerde dat een zekere integratie in het godsdienstige en maatschappelijke leven in Israël, inclusief de verplichtingen die dat met zich meebracht". A.A. van der Schans e.a., a.w., p. 20

40) Wilh. a Brakel, Redelijke Godsdienst, dl. 2, 1985, p. 115 41) Zie: J.G. Staringh, Bybels Zakelyk Woordenboek, dl. 4, 1769, p. 188-189 en dl. 9, p. 795-796; Patrik e.a., Verklaring van Mozes Vierde Boek..., 1740, p. 148; K. Aug. Dachsel, Bijbel, of de geheele Heilige Schrift..., dl. 1, z.j, p. 540-541

42) Vreemdelingen mochten naast hetgeen in strijd was met de Wet der Tien Geboden, in de paasweek niet van het gedesemde eten (Ex. 12:19), geen bloed of vlees van gestorven of verscheurde dieren gebruiken (Lev. 17:10, 15) en zij moesten op de grote verzoendag ook vasten (Lev. 16:29). Hieruit ontwikkelde zich later de categorie van de 'Proselieten der poort' die naar het inzicht van de rabbijnen zich - wilden zij toegelaten worden om in Israël te wonen - moesten houden aan de zogenoemde zeven geboden van Noach: de erkenning van de overheid, het verbod van de lastering van Gods Naam, het verbod van afgoderij, het verbod van bloedschande, het verbod van moord, het verbod van roof en diefstal en het verbod om het vlees van levende dieren te eten. De Joodse rabbijnen meenden dat deze zeven geboden de Goddelijke Wet was voor alle mensen in onderscheiding van de Tien Geboden en de andere wetten voor Israël. Zie: K. Aug. Dachsel, a.w., p. 540-541; G.Ch. Aalders, in: Christelijke Encyclopedie, dl. 5, p. 222

43) M. Henry, Verklaring van het Oude Testament, dl. 1, 1995, p. 851; zie ook p. 813; Calvijn lijkt zich in zijn verklaring van Deut. 23:15-16 eveneens in die richting uit te laten als hij zegt dat hij die "stand- en woonplaats in het land Kanaan" zocht, "zich aan God behoorde over te geven en ingeleid werd in de dienst van Hem"; J. Calvijn, Verklaring van de Bijbel, Harmonie van de laatste vier boeken van Mozes, dl. 2, 1985, p. 358

44) Door de SGP ook bepleit. Zie onder andere: "Coalitie blijft verdeeld over kern asielbeleid", in: RD, 12 maart 1999 45) M. Teelinck, Een Grondig Bewys, Dat het Een Christelicke Magistraet ongeoorloofd is...., 1648, p. 122-123

46) Notulen gemeenteraad Staphorst, 1 juni 1999, p. 4. Helaas werd de opmerking dat asielzoekers niet mogen proberen om hier allerlei vreemde godsdiensten in te voeren, gelijk weer van zijn klem ontdaan. De SGP-fractie liet er namelijk terstond op volgen: "Echter is het voor ons op deze avond niet mogelijk om de wetten des lands aan te passen. Wij hebben nu te maken met het gegeven dat er opvang nodig is voor vele asielzoekers".

47) Notulen gemeenteraad Genemuiden, 6 mei 1999, p. 14. Het is jammer dat zowel de SGP-fractie uit Staphorst als ook de SGP-fractie uit Genemuiden zich beroepen op de in hun dorp gangbare cultuur inzake de zondagrust en niet op Gods Wet.

48) Zie het artikel "Dwingen tot het gebruik van genademiddelen: een overheidstaak!", in: In het Spoor, juli 1999, p. 98-103 en de woorden die Van Manen elders in dit nummer in zijn artikel "Artikel 36" aanhaalt van ds. Ridderus.

49) Zie onder andere: Kanttekening 2 bij Hebr. 13:2; J. Owen, Eene uitlegging van den Sendbrief van Paulus den Apostel aen de Hebreen, dl. 4, 1733, p. 442-443

50) J. Calvijn, Verklaring van de Bijbel. De harmonie der Evangeliën Mattheüs, Markus en Lukas, dl.3, 1996, p. 384-385. Ds. M. Henry omschrijft het zo: "Wij zijn een algemeene liefde aan onze medeschepselen verschuldigd, maar een bijzondere liefde jegens onze mede- Christenen is ons ten plicht gesteld"; zie: M. Henry, Verklaring van het Nieuwe Testament, dl. 3, 1995, p. 109

51) Zie noot 43 52) J. van Belzen, Asielzoekersbeleid, Infoschets 2, LVSGS-SGP-Jongeren, 1994, p. 18. Tussen 1680 en de eerste decennia van de volgende eeuw kwamen zo'n 50.000 a 60.000 Hugenoten naar Nederland op een bevolking van circa 1, 5 miljoen; J. Lucassen e.a., Nieuwkomers, nakomelingen, Nederlanders. Immigranten in Nederland 1550-1993, 1994, p. 32- 34; Mr. G. Groen van Prinsterer schreef aangaande de hugenoten: "Hier te lande vele duizenden, vooral na 1685, opgenomen als geloofsgenooten en broeders. Gunstige bepalingen der overheid: 1681; in Holland, vrijdom van buitengewone lasten voor 12 jaren; te Amsterdam onbepaalde vrijheid van handwerken en aanbouw van duizend huizen tegen geringe huur. Ongeveer 200 predikanten, aan wie meestal standplaats en jaarlijks inkomen verleend werd"; G. Groen van Prinsterer, Handboek der Geschiedenis van het Vaderland, dl. 1, 1978, p. 366

53) J. van Klinken, "Afscheid van slopende onzekerheid", in: RD, 24 augustus 1999, p. 3. Dit gezin kreeg in 1997 een brief van de toenmalige Staatssecretaris Schmitz van Justitie, waarin stond dat zij veilig konden terugkeren naar hun vaderland Iran als ze hun mond maar zouden houden over hun overgang naar het Christendom. Later heeft zij deze passage teruggenomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1999

In het spoor | 42 Pagina's

EEN BIJBELS ASIELBELEID: MEER DAN ALLEEN BARMHARTIGHEID!

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1999

In het spoor | 42 Pagina's