Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kolonel John Charles Beckwith (1789-1862) en de Waldenzen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kolonel John Charles Beckwith (1789-1862) en de Waldenzen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de valleien van de Cottische Alpen in Noordwest Italië (Piémont) leven al vele eeuwen de Waldenzen. Volgens Theodorus Beza, Calvijns opvolger in Genève, waren de Waldenzen het overblijfsel van de meest zuivere oorspronkelijke christelijke kerk. En dat in de nabijheid van Rome! Volgens een oude legende zou de eerste christen keizer Constantijn de Grote uit dankbaarheid voor een overwinning behaald in de vierde eeuw de heerschappij over het westelijk deel van zijn rijk hebben overgedragen aan Sylvester, bisschop van Rome. Deze ‘Donatio Constantini’ leidde ertoe dat de kerk – in plaats van Christus na te volgen – meer aandacht had voor rijkdom en macht. De Waldenzen wezen dit af. Zij voelden zich meer aangesproken door de Bergrede.

Onder invloed van de Waldenzen werden in de negende eeuw de beelden uit de kerken van Piémont verwijderd en werd de rechtvaardiging door het geloof alleen gepredikt. Relikwieën en bedevaarten werden als nutteloos beschouwd. De Roomse Kerk kon dit afwijkende gevoelen niet dulden. De Waldenzen werden daarom zwaar vervolgd. In de veertiende eeuw rookten de brandstapels. Tijdens de Reformatie in de zestiende eeuw zochten de Waldenzen contact met de Hervormers. Guillaume Farèl, predikant in Genève, werd uitgenodigd om de Synode van Chanforan in 1532 bij te wonen. Farèl drong daarbij aan op een meer radicale houding tegenover de Roomse Kerk: weiger de biecht, het vasten en het onderhouden van andere feestdagen dan de zondag. Middels een verklaring van overeenstemming sloten de Waldenzen zich bij de Reformatie aan.

In 1823 bezocht de Engelse kanunnik William Gilly het Waldenzengebied. Als Anglicaan was hij zeer geïnteresseerd in Apostolische successie en het ontstaan van dit oude kerkgenootschap. Hij schreef een reisverslag, dat door de goddelijke voorzienigheid in handen kwam van John Charles Beckwith, een Engelse kolonel. Deze militair had in de slag bij Waterloo een been verloren en moest met een houten been verder. Dat betekende voor hem op 26-jarige leeftijd het einde van een militaire carrière. Anderzijds was dit voor hem het middel tot bekering. Wat zou er van hem geworden zijn als hij gesneuveld was? Hij mocht Jezus Christus als zijn Redder en Verlosser aannemen. Kon hij als gehandicapte ook iets bijdragen aan de uitbreiding van Gods Koninkrijk? Het lezen van het reisverslag van Gilly was voor Beckwith aanleiding om in 1827 de Waldenzen te bezoeken.

Eerst oriënteerde hij zich uitgebreid door bezoeken ter plaatse, ondanks zijn handicap en de moeilijke toegankelijkheid. Hij sprak met predikanten, maar ook met boeren. Hij bestudeerde hun geschiedenis, theologie en gewoonten. Hij raakte onder de indruk van hun eeuwenoude wortels die teruggingen naar de Kerk van de Apostelen. Als militair was hij diep onder de indruk van hun heldhaftig verzet. Hoewel sinds de Franse Revolutie aan de Waldenzen enige vrijheden waren verleend, werd dit door de Jezuïeten aanzienlijk ingeperkt, onder andere bezit van kerken. Ook konden zij hun eigen predikanten niet opleiden. Zij waren aangewezen op universiteiten in Duitsland en Zwitserland, alwaar zij de negatieve invloeden ondergingen van materialisme en rationalisme. Gilly zette zich in voor oprichting van een eigen hogeschool voor de Waldenzen. Hoewel hij daarvoor veel geld ingezameld had, bleek realisatie onmogelijk door tegenwerking van de Jezuïeten. Dankzij de Pruisische ambassadeur in Turijn werden de politieke hindernissen uiteindelijk geslecht. Maar het ontbrak de Waldenzen aan iemand die het bouwproces op de voet kon volgen en onmiddellijk in actie kon komen als er zich haperingen voordeden. En die haperingen waren er veelvuldig, ook van overheidszijde. Beckwith was de juiste man op de juiste plaats. Als militair was hij zeer besluitvaardig en liet zich door tegenwerking niet uit het veld slaan. Hij verbleef in het gebied en kon daardoor de uitvoering op de voet volgen. In 1833 werd in Torre Pellice, de hoofdstad van de Waldenzen, de eerste steen gelegd voor de Hogeschool van de Heilige Drie-Eenheid. De naam geeft al aan dat de gevoelens van de Unitariërs niet werden gedeeld.

Beckwith zelf was ook zeer begaan met het gebrekkige basisonderwijs bij de Waldenzen, zowel de huisvesting als het lesprogramma. Elk dorp moest een eigen schooltje hebben, dat voldeed aan de eisen: voldoende daglicht, verwarming, onderwijshulpmiddelen (schoolbord, banken, wandkaart, Bijbels, enz.). De eerste schooltjes werden door Beckwith uit eigen zak bekostigd. Hij zocht ook de locaties uit en begeleidde het bouwproces. Later schakelde Beckwith de Waldenzen in, waarbij de plaatselijke overheid voor de grond zorgde, de Waldenzen voor de arbeid en Beckwith het geld gaf voor de bouwmaterialen. In totaal werden er 107 van deze ‘Beckwith-schooltjes’ gebouwd. Beckwith zette zich ook in voor de bouw van kerken voor de Waldenzen. Door de Emancipatiewet van 1848 waren de beperkingen voor de bouw van kerken in het Waldenzengebied opgeheven. Beckwith ontwierp de kerk in Torre Pellice, die in 1852 gereedkwam. Deze prachtige en grote kerk, gelegen aan de ‘Via Beckwith’ tegenover de Hogeschool van de Heilige Drie-Eenheid, wordt door de Waldenzen ook voor hun Synode gebruikt.

Beckwith beijverde zich ook voor de bouw van een kerk in Turijn, die in 1853 gereedkwam. Dit was van belang omdat Turijn toen de hoofdstad leek te zullen worden van het Verenigde Italië. Beckwith hoopte dat de Waldenzen de spits zouden vormen van een grote protestantse kerk in geheel Italië, maar met een Anglicaanse liturgie. De Waldenzen waren erg dankbaar voor de grote inzet van Beckwith, maar weigerden om hem ter wille te zijn, wat betreft aanpassingen in de liturgie. Wat zij hem wel konden bieden was een Waldensische vrouw. Hij had een zeer gelukkig huwelijk met Caroline Vala. Het huwelijk werd gezegend met dochter Charlotte, die echter zes maanden na zijn overlijden werd geboren. Beckwith, die veel van kinderen hield, heeft haar dus nooit gekend. In 1862 kwam het einde. Hij ging in vrede heen, niet rustend op zijn vele goede werken, maar als een zondaar gelovend aan de volkomen genoegdoening van Christus aan het kruis. Hij werd begraven in Torre Pellice, alwaar de dankbare Waldenzen voor hem een monument hebben opgericht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 2009

Kerkblad | 12 Pagina's

Kolonel John Charles Beckwith (1789-1862) en de Waldenzen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 2009

Kerkblad | 12 Pagina's