Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Afscheiding in het land van Heusden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Afscheiding in het land van Heusden

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

(4)

Twee medestanders

„Genoeg nu van mijzelf; voor enige weken is er weder in mijne nabuurschap, doch niet in de ring, een academievriend van mij bevestigd, die getrouw de waarheid verkondigt, ds. Meerburg te Almkerk; ook is in mijne ring te Veen beroepen een getrouwen en krachtigen broeder, met wien ik deeze zoomer heb kennis gemaakt voor de eeuwigheid, ds. Van Rhee thans te Békerke bij Middelburg."

Deze zinnen komen voor in een lange brief die ds. H. P. Scholte te Doeveren op 6 december 1833, dus een jaar voor de Afscheiding, schreef aan ds. H. de Cock te Ulrum. Er klinkt in deze woorden een toon van blijdschap door over het feit dat hij in zijn naaste omgeving blijkbaar een paar medestanders en medestrijders had gevonden. Deze beiden zouden Scholte ook volgen op de weg van de Scheiding.

George Frans Gezelie Meerburg

Wie was die ds. Meerburg, die volgens Scholte zo getrouw 7 de waarheid verkondigde in Almkerk? Hij was geboren in Leiden in 1806, waar zijn vader dekenfabrikant was. Een bijzonderheid die ik ontleen aan de reeds eerder genoemde studie van C. de Gast: op 12 januari 1807 ontplofte er een kruitschip te Leiden, waardoor een groot deel van de stad verwoest werd. Het jongetje George Frans, nauwelijks drie maanden oud. was nèt door één der huisgenoten naar een andere kamer gebracht toen het voorgedeelte van het huis van het gezin Gezelie Meerburg werd verwoest. De lucht was vervuld met rook en vuurdamp, maar het jongetje was ongedeerd.

George was door zijn vader bestemd voor de handel, maar hij gevoelde roeping om predikant te worden. In 1826 liet hij zich inschrijven aan de Leidse Universiteit. Hij was een ernstige jongeman die naar zijn eigen getuigenis al vroeg overtuigd was „van de vergankelijkheid en ijdelheid der wereld met al haar begeerlijkheden". Hij bezocht in Leiden de gezelschappen en raakte er ook bevriend met Scholte. Het beroep dat de kerkeraad van Almkerk op hem uitbracht is dan ook tot stand gekomen onder invloed van Scholte, die zelf nog maar kort in Genderen stond.

Sedert 1807 was iedere predikant verplicht in de dienst tenminste één gezang op te geven. Van hogerhand werd nauwlettend toegezien op het nakomen van deze verplichting. Maar omdat de gemeente Almkerk voor het grootste deel geen behoefte had aan het zingen van gezangen had de reeds bovengenoemde ds. Meijer van tijd tot tijd de vrijheid genomen om het gezang te „vergeten". Zijn opvolger ds. Sjoenis gaf wél het verplichte gezang op, maar dan zweeg een deel van de gemeente, terwijl er steevast één kerkganger was die demonstratief zijn pet opzette! In 1830 werd deze man door de politie uit de kerk verwijderd omdat hij bleef weigeren zijn hoofd te ontbloten. Later ging hij dan maar de kerk uit zodra de dominé een gezang opgaf.

Spanningen in Almkerk

In de gemeente die ds. Meerburg zou gaan dienen waren al geruime tijd wat problemen. De dorpen Almkerk en Emmichoven, vanouds een combinatie met één predikant, behoorden vroeger tot de Classis Gorinchem, maar later tot de Classis Heusden. In Emmichoven was echter het kerkgebouw in verval geraakt en uiteindelijk helemaal gesloopt. De kerkgangers uit deze buurtschap moesten een flink eind lopen om de kerk in Almkerk te bezoeken, wat voor velen leidde tot vervreemding.

Bovendien waren er moeilijkheden geweest met één van de predikanten, ds. Meijer, die in 1813 werd geschorst op grond van „een ongeoorloofde omgang met zijne dienstmaagd en de gevolgen daaruit voortgesproten". Deze dominé liet ook dc kerkelijke administratie sloffen en tobde voortdurend met een onvoltallige kerkeraad.

De grootste ontevredenheid in de gemeente kwam echter van de kant van de orthodoxen, die verontrust waren over de nieuwe koers in de Hervormde Kerk sinds de invoering van de Reglementenbundel, die in feite „allerlei wind van leer" toeliet op de kansels. Nu was er in Almkerk niet direkt een reden om protest aan te tekenen tegen de prediking, want ook de voorgangers van ds. Meerburg waren rechtzinnige predikanten. Maar zoals op zovele plaatsen zocht de ontevredenheid vooral een uitweg in het verzet tegen de Evangelische Gezangen.

Er broeide dus al wat voordat ds. Gezelie Meerburg naar Almkerk kwam en tijdens zijn bediening zou de spanning zich ontladen.

Meerburg in Almkerk

Op 20 oktober 1833 werd ds. Meerburg in Almkerk bevestigd door zijn zwager ds. C. C. Callenbach uit Nijkerk, die met zijn zuster getrouwd was. Deze ds. Callenbach, de overgrootvader van de bekende uitgever, had als door en door gereformeerd predikant op de Veluwe een goede naam en heeft daar ook veel invloed uitgeoefend. In tegenstelling tot zijn zwager Meerburg is hij altijd Hervormd gebleven, hetgeen de familieverhoudingen op geen enkele wijze heeft geschaad.

Callenbach zei in zijn bevestigingspreek dat Meerburg het niet gemakkelijk zou krijgen want hij zou moeten invaren tegen „een stroom van ongerechtigheden". Het waren immers „dagen van afval, ongeloof, bijgeloof en liberalisme". Bij zijn intrede verklaarde ds. Meerburg dat hij zich wilde houden aan Schrift en Belijdenis en dat hij vooral Jezus Christus wilde verkondigen.

Evenals Scholte in Genderen en Doeveren trok Meerburg veel volk, ook uit de om-

geving. Zijn zoon vertelt daar later van: „Meestal was er eene groote schare volks, van heinde en ver zamengestroomd, om hem te hooren prediken en meermalen reisde men den geheelen nacht".

Eén opmerking moet hierbij worden gemaakt. Van „afgescheiden" zijde wordt het vaak zo voorgesteld dat de rechte prediking zo schaars was, vandaar dat de mensen meteen van alle kanten toestroomden wanneer er iets goeds te horen was. Dat is echter maar een halve waarheid. In het land van Heusden bijvoorbeeld was de zuivere prediking echt niet beperkt tot Genderen en Almkerk. Om maar een enkel voorbeeld te noemen: in Wijk stond van 1819 tot zijn overlijden in 1830 de Godzalige ds. Otto Schuiiinge, die óók mensen trok uit de hele regio. Hij werd in 1831 opgevolgd door ds. Bernardus Moorrees, die voor de tweede keer naar Wijk kwam en er t win tg jaar zou blijven. En hoewel hij — dat zullen we later nog horen — zich met kracht heeft verzet tegen de Afscheiding, was ook hij een prediker die geliefd was bij allen die de Heere vreesden.

Om op ds. Meerburg terug te komen, hij was een voluit bijbels prediker, die de totale verdorvenheid van de mens naar voren bracht en ernstig was in het bestraffen van de zonde, maar die ook de volle ruimte gaf aan de prediking van het Evangelie van Gods genade in Christus. Hij keerde zich tegen modernisme en liberalisme, maar evengoed tegen mysticisme en lijdelijkheid, die in sommige gezelschappen welig tierden. Hij probeerde de „kleinen in de genade" mee te krijgen door hen te wijzen op het volbrachte werk van de Heere Jezus. Ook in zijn Avondmaalsopvatting was hij ruim: „Indien gij wachten wilt totdat gij in uzelven waardig zijt, dan zult gij nimmer aan de tafel aanzitten".

Kortom, Meerburg was een evenwichtig prediker, bovendien een man met een zachtmoedig en innémend karakter. Geen militante figuur die de strijd met de kerkelijke besturen zocht, zoals Scholte dat deed, maar uiteindelijk raakte hij toch in die strijd betrokken.

De gezangenkwestie

Terstond werd Meerburg in Almkerk geconfronteerd met de vraag naar het al of niet zingen van gezangen. Een deel van zijn gemeente verzocht hem geen gezangen op te geven. Meerburg antwoordde: „Wanneer ik het om uwentwil laten zou, dan zou ik het laten om menschen te behagen; en dat kan en mag ik niet doen".

Zelf was hij niet bepaald een voorstander van de gezangen, maar zoals vrijwel alle predikanten voldeed hij aan de opgelegde verplichting van één gezang per dienst, hoewel hij dat ene gezang steeds met zorg uitkoos.

Het viel hem echter op dat velen het gezang niet meezongen en dat anderen het hoofd gedekt hielden. Toen daarover moeilijkheden dreigden te ontstaan zei Meerburg van dc kansel: „Voor zoover ik slechts eenigen invloed op u heb, verzoek ik u ernstig en vriendelijk, onder het zingen ongedekt te blijven zitten". Hieruit blijkt wel dat hij een man des vredes w 7 as!

Het baatte echter niet. Het verzet tegen het zingen van de gezangen nam toe. De Classis Heusden vond dat de kerkeraad van Almkerk maatregelen moest nemen tegen de rustverstoorders. Ze moesten openlijk van de kansel worden vermaand en bij hardnekkigheid moest de politie maar ingeschakeld worden! Nog een keer heeft Meerburg geprobeerd de zaak te sussen, door het gezang op te geven na het dankgebed. Maar toen verlieten velen de kerk vóór het uitspreken van de zegen en daar had hij ook geen vrede mee.

Door dit alles was er langzamerhand verandering gekomen in zijn standpunt ten aanzien van de gezangen. Het had hem getroffen dat de tegenstand voornamelijk kwam van oprechte kinderen van God in zijn gemeente en deze wilde hij niet nodeloos ergeren. Bovendien ging hij inzien dat elk gezang dat hij liet zingen toch deel uitmaakte van de hele bundel die aan de kerk opgedrongen was. En toen besloot hij, na lang aarzelen, voortaan geen gezang meer te laten zingen.

Meerburg had ook enige moeite met het stellen van de verplichte Avondmaalsvragen, maar die bleef hij toch voorlezen, ook toen hij de gezangen reeds had afgeschaft.

Het Adres

In het voorjaar van 1835 zond Gezelle Meerburg een Adres aan de Synode, die in de zomer van dat jaar in Den Haag zou vergaderen. Hij deed dat samen met zijn collega Joh. van Rhee uit Veen, die daar in 1834 was gekomen en over wie we in het vervolg nog meer zullen horen. Het Adres was bedoeld om duidelijkheid te scheppen, maar in feite heeft Meerburg zichzelf daarmee „de das omgedaan".

Allereerst vroegen de beide predikanten van de Synode vrijheid om niet meer de gezangen te laten zingen en ook niet meer de Avondmaalsvragen te stellen, omdat één en ander niet bevorderlijk was voor de rust in de gemeente. Bovendien verklaarden ze openlijk „dat wij niet instemmen met hen die de afgezette predikanten, de Weleerw. Heeren H. de Cock en H. P. Scholte, houden voor dweepers en bedervers der gemeente". En tenslotte vroegen ze van de Synode zich nu eens duidelijk uit te spreken of de Drie Formulieren van Enigheid in overeenstemming waren met het Woord van God of niet en zo ja, of alle predikanten zich dan ook niet dienovereenkomstig hadden te gedragen. Van de Synode ontvingen ze een nietszeggend en hooghartig antwoord, terwijl de Classis en het Provinciaal Kerkbestuur werden opgeroepen met hen „naar de bestaande verordeningen te handelen".

De afzetting

Hiermee was het lot van Gezelle Meerburg bezegeld. Een klein aantal leden van de gemeente Almkerk had bovendien nog een klacht tegen hem ingediend omdat hij geen gezangen meer liet zingen. Toen hij voor het

Classicaal Bestuur ter verantwoording werd geroepen werd hem ook nog aangewreven dat hij samen met zijn zwager ds. Callenbach naar Sprang was geweest om de afgezette ds. Scholte in een schuur te horen preken. Terecht verdedigde Meerburg zich door op te merken dat hij daarmee geen enkel artikel uit de Reglementen had overtreden.

Maar men moest hem kwijt en het Provinciaal Kerkbestuur van Noord-Brabant stelde hem voor de keuze: terugkeren van de ingeslagen weg of vrijwillig zijn ambt neerleggen. Zonder voorafgaande schorsing werd hij op 24 november 1835, terwijl hij nog maar twee jaar predikant in Almkerk was, uit zijn ambt ontzet.

Eigenlijk is de Afscheiding in Almkerk niet begonnen met Meerburg, want daarvóór was er al een gezelschap waarin Scholte voorging. En twee maanden voor zijn afzetting werd de Akte van Afscheiding getekend, waarbij ruim 400 zielen (groot en klein) zich aan de Hervormde Kerk onttrokken. Na zijn afzetting voegden Meerburg en zijn kerkeraad zich bij hen. Intussen kreeg ook Almkerk z'n deel wat inkwartiering en vervolging betreft. De eerste kerkdiensten van de Afgescheidenen moesten dan ook vaak in de open lucht worden gehouden.

Zijn verdere leven

Onder de „vaders van de Afscheiding" neemt ds. Gezeik Meerburg een aparte plaats in. Hij zei van zichzelf dat hij „een vreesachtig mensch" was. Hij is het conflict met de besturen ook zo lang mogelijk uit de weg gegaan. Wanneer zijn vroegere academievriend Scholte in zijn omgeving niet zoveel invloed had uitgeoefend zou hij misschien, evenals zijn zwager Callenbach, in de Hervormde Kerk gebleven zijn. Het moet wel eerlijk worden gezegd dat hij zeer partijdig behandeld is. Vooral uit de brieven van ds. Pape uit Heusden blijkt dat men zich tot elke prijs van deze „beroerder Israëls" w 7 ilde ontdoen.

Meerburg is zijn hele leven in Almkerk gebleven. In 1837, toen hij ruim 30 jaar was, trouwde hij met een meisje uit het naburige Waardhuizen, Johanna van der Beek. Hij kleedde zich „naar den trant der dagen met den deftigen zwarten rok, korte broek, zijden kousen, lage schoenen en vooral den eerwaardigen steek". Hij rookte graag een lange Goudse pijp.

Dat hij ook na de Afscheiding niet kerkistisch was blijkt uit het volgende. Terwijl hij predikant was van de Afgescheiden Gemeente stond in de Hervormde Kerk van Almkerk van 1847 tot 1850 de later zo bekend geworden dichter Jan Jacob Lodewijk ten Kate. De twee predikanten kwamen regelmatig bij elkaar op bezoek (en dat was geen kleinigheid, nog maar vijftien jaar na de Scheiding!) en daar ze beiden liefhebbers waren van de literatuur, spraken ze daarover en lazen elkaar gedichten voor!

Meerburg was tromvens dikwijls teleurgesteld in zijn afgescheiden broeders. Vooral de onverkwikkelijke twisten in de beginperiode waren er de oorzaak van dat hij zich uit de wat bredere verbanden terugtrok en zich vrijwel uitsluitend oriënteerde op zijn eigen gemeente. Bovendien had hij geen sterke gezondheid. Nadat hij dikwijls ziek was geweest overleed hij op 12 december 1855, nog maar 49 jaar oud.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 september 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De Afscheiding in het land van Heusden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 september 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's