Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar een eensgezinde gemeente

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar een eensgezinde gemeente

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer wij met het Apostolicum uitspreken:

„Ik geloof een heilige, algemene, Christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen” belijden we daarmee niet dat er naast de kerk oog nog zoiets is als: de gemeenschap der heiligen, in deze zin dat hier van twee geheel van elkaar gescheiden en onderscheiden zaken zou worden gesproken, maar het is één zaak waarvan we getuigenis afleggen nl. van de kerk, die de gemeenschap der heiligen is.

Tot het kerk zijn behoort het beoefenen en betrachten van de gemeenschap der heiligen. Op die zijde van het kerk zijn c.q. van het gemeente zijn willen wij in dit artikel nader ingaan. We doen dit in de vorm van een aantal opmerkingen.

1. Dat gemeente zijn en het beoefenen van de gemeenschap der heiligen bijeen behoren, blijkt uit wat ons voor ogen wordt gesteld als het resultaat van de uitstorting van de Heilige Geest op de Pinksterdag. Van de eerste gemeente treft ons niet in het minst haar eenheid Hand. 1 : 14, 2:1, 42-47, 3 : 32. Het is een eenheid die later in het N.T. ons wordt aangewezen als gefundeerd in het werk van de drie-enige God. De kerk toch wordt ons daar getekend als de gemeenschap, die weliswaar bestaat uit een grote verscheidenheid van onderdanen, maar die toch hoe verschillend ze ook mogen zijn, samen vormen het éne volk van God; als de gemeenschap, die weliswaar is samengesteld uit een grote verscheidenheid van leden, maar die toch hoe onderscheiden hun functie ook mag zijn, samen vormen het éne lichaam van Christus, en als een gemeenschap, die hoe groot het onderscheid aan gaven, waarin een ieder van hen deelt, ook is, toch samen vormen de éne tempel van de Heilige Geest. De eenheid der gemeente behoeft ten diepste niet door ons te worden bewerkt, wel dient zij door ons te worden bewaard. Efeze 4 : 3.

2. De door God Zelf gegeven eenheid der gemgeente is in deze bedeling geen onbedreigde en onbestreden zaak. Ook in de bloeiende gemeente van Hand. 2, waar men één was in geloof en liefde, openbaarde zich reeds vroeg de splijtzwam van de onderlinge verdeeldheid, Hand. 6. Hand. 15 spreekt ons van de moeilijkheden die zich voordeden tussen de christenen uit de Joden enerzijds, en de christenen uit de heidenen anderzijds. In de gemeente van Rome waren twee groepen, aangeduid als de zwakken en Sterken, die elkaar wederzijds veroordeelden. Vooral het beeld dat we uit Paulus’ brieven ontvangen van de gemeente Corinthe vertoont niet de trekken van een intens beleefde eenheid. Integendeel; door vele partijen werd deze gemeente innerlijk gedeeld, waarbij tal van brandende kwesties zich voordeden. Toegepast op onze tijd zija er vele zaken te noemen die in de gemeente aanleiding geven tot verdeeldheid.

3. Tegenover alle onderlinge verdeeldheid klinkt de oproep tot het bewaren van de eenheid in het N.T. wel zeer duidelijk en krachtig ons tegen. In 1 Cor. 1 : 10 roept de apostel in de naam van de Heere Jezus Christus de gemeente op, dat zij elkaar niet zullen tegenspreken, dat er geen meningsverschillen tussen hen zullen zijn maar dat hun denken en hun meningsuiting als een eenheid in goede staat hersteld zullen blijven. In Ef. 4 : 1-3 vraagt Paulus van de gemeente een levenshouding, die in overeenstemming is met haar geroepen zijn door God, uitkomend in ootmoedigheid, zachtmoedigheid en liefde. In het betrachten hiervan moet de gemeente zich benaarstigen de enigheid des Geestes — de eenheid die de Geest van God en Christus werkt — te bewaren en dat door de band van de vrede, die geworteld is en opkomt uit de verzoening.

Om niet meer te noemen zegt Paulus in Fil. 2 : 1-5, dat de barmhartigheden die God bewezen heeft, de gemeente één van zin, één in liefde, één van ziel en één van denken moet doen zijn. Alle zelfzucht en alle zoeken van eigen eer, moet hierdoor buitengesloten worden. Vanuit de ootmoed moet de een de ander uitnemender achten dan zichzelf, waarbij men er niet op loert, dat men zelf aan zijn trekken komt, maar dat men de belangen van de ander niet zal schaden.

De gezindheid die in Christus Jezus was, moet het levensprincipe zijn.

4. Het valt niet te ontkennen dat het N.T. binnen het raam van de ene gemeente ook spreekt van een grote verscheidenheid, niet slechts van natuurlijke geaardheid, maar ook van geestelijke gaven die God in Christus door Zijn Geest aan de gemeente geeft. De eenheid der kerk, zoals het N.T. ons deze voor ogen stelt is nooit die van een dode eenvormigheid, maar van een rijke levende verscheidenheid, samenhangend met de veelkleurige wijsheid van God. Voor deze verscheidenheid moeten wij een open oog hebben. Nooit echter mag zij dienen als een vrijbrief om verscheurdheid, groepsvorming e.d. er mee goed te praten. Sprekend over de verscheidenheid van gaven wijst Paulus in 1 Cor. 12 er op, hoe deze juist niet buiten en los van, maar binnen het ene lichaam van Christus tot hun recht dienen te komen.

5. De eenheid van de gemeente is een eenheid, die in Christus is gegrond, en door Hem, het ene Hoofd van het ene lichaam wordt bepaald. Enerzijds is deze eenheid in en met Christus een diep geestelijke eenheid, die niet aanwijsbaar is, terwijl zij anderzijds toch beslist geen vage eenheid is, maar een eenheid die op de leer van Christus en gehoorzaamheid aan deze leer is gebaseerd. De schriftuurlijke eenheid der gemeente staat dan ook antithetisch tegenover al wat met deze eenheid niet correspondeert. Hetzelfde N.T. dat zo sterk benadrukt de eenheid die er in Christus behoort te zijn t.a.v. allen die in Hem geloven, benadrukt niet minder sterk de scheiding die dit met zich brengt t.a.v. alles wat met de wil van Christus niet in overeenstemming is en van allen die voor Zijn Woord niet onvoorwaardelijk buigen. Tegen alles wat duidelijk met het Woord van Christus in strijd is, dient niet in het minst juist terwille van de eenheid van de gemeente de tucht te worden geoefend. Het niet handhaven van de tucht verbreekt de eenheid.

6. Diep moeten we ons bewust zijn van welk een ernstige aard het niet betrachten van de eenheid der gemeente is, en welke ernstige gevolgen dit met zich brengt. Verdeeidheid en onenigheid binnen de gemeente worden aangemerkt als een op zondige wijze verbreken van het werk van God, Rom. 14 : 20, als een opdelen en verscheuren van Christus 1 Cor. 1 : 13, als een bedroeven van de Heilige Geest 1 Cor. 3, waarbij de doorwerking van het Evangelie wordt tegengestaan. De eenheid van de gemeente is niet minder van betekenis ten opzichte van hen die niet tot de gemeente behoren. Wanneer de Heere Jezus in Joh. 17 bidt om de eenheid van de Zijnen doet Hij dit ook „opdat de wereld gelove dat Gij Mij gezonden hebt”. Het getuigenis dat van de gemeente in de wereld uitgaat, dient onderstreept te worden door het leven van de gemeente, niet in het minst door het zichtbaar en daadwerkelijk beleven van haar onderlinge eenheid, waarvan Jezus Christus het geheim en de inhoud is.

7. De eenheid van de gemeente is een zaak ten aanzien waarvan een ieder die bij de gemeente behoort een eigen verantwoordelijkheid heeft. Aan het beseffen en volbrengen van deze verantwoordient door de kerkeraad leiding gegeven te worden. Het is beslist onjuist wanneer een kerkeraad eenzijdig is samengesteld, en wanneer bij de kandidaatstelling tot het ambt meer met allerlei andere factoren rekening wordt gehouden, dan met het feit of iemand van de Heere gaven heeft ontvangen om in het ambt de gemeente te dienen.

8. Zal de gemeente de eenheid recht verstaan en beleven, dan dient deze eenheid voor alles door de kerkeraad recht verstaan en beleefd te worden. Wanneer er zaken zijn, die hetzij in de kring van de kerkeraad, hetzij in de gemeente, reden tot verdeeldheid en verwijdering kunnen geven, dan mogen deze niet verzwegen worden maar dient hierover op broederlijke wijze doorgesproken te worden en dat in liefde, in ootmoed, in zachtmoedigheid en lankmoedigheid. Van hieruit dient in woord en daad aan de gemeente een vaste leiding te worden gegeven. Alle persoonlijke belangen en inzichten moeten ondergeschikt gemaakt aan datgene wat de Heere t.a.v. de eenheid van Zijn gemeente van ons vraagt. Bovenal ontbreke het gebed om de leiding van de Heilige Geest niet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 1975

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

Naar een eensgezinde gemeente

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 1975

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's