Afsluiting Oosterschelde lijkt beste oplossing
TUSSENTIJDS RAPPORT DELTAWERKEN
Rijkswaterstaat heeft een tussentijds rapport over de Deltawerken laten verschijnen onder de titel: „Het Deltaplan in het licht van de laatste ontwikkelingen". Dit rapport is door minister dr. W. Drees (Verkeer en Waterstaat) aan de Kamers aangeboden. In dit rapport wordt het Deltaplan getoetst aan nieuwe ontwikkelingen en wordt nagegaan in hoeverre het plan nog beantwoordt aan de oorspronkelijke opzet en eventueel moet worden aangepast. Belangrijk facet van dit rapport vormt de beschouwing over de Oosterschelde: Afsluiting van dit zeegat en verhoging van de dijken worden tegen elkaar afgewogen. Verder komen alle aspecten van het Deltaplan, zoals veiligheid, milieu, waterhuishouding, landbouw, visserij, verkeer en recreatie aan de orde. la het rapport komt men tot de conclusie dat sedert aanvaarding van de Deltawet in 1958 hier en daar de nadruk anders is komen te liggen. Er zijn evenwel geen wijzigingen ontstaan die nopen tot herziening van de hoofdlijnen van het Deltaplan.
Over het afsluiten van de Oosterschelde of het verhogen van de dijken langs deze zeearm, wordt in het rapport gesteld dat het Deltaplan destijds is aanvaard als een onverbrekelijk geheel. Het plan is zodanig ontworpen dat na voltooiing tussen de verschillende delen een hechte waterstaatkundige samenhang gaat ontstaan. Splitsing van het plan in een afgesloten noordelijk deel en een open zuidelijk deel, dus in feite twee los van elkaar staande delen, is gezien 'de doelstelling van het Deltailan en de stand van uitvoering op dit moment moeilijk te realiseren. Wat betreft het afsluiten of het openlaten van de Oosterschelde laten recente berekeningen zien dat tussen deze twee mogelijkheden nagenoeg geen verschil in kosten bestaat. Maar bij de vraag of deze zeearm dicht moet of open kan blijven is het kostenaspect niet van doorslaggevende betekenis, maar dient ook grote waarde te worden gehecht aan de factor veiligheid die niet altijd in geld is uit te drukken. Daarnaast speelt ook het milieu een belangrijke rol. Bij het tegen elkaar afwegen van de verschillende aspecten gaat men in het rapport uit van de huidige situatie, waarbij Haringvliet, Brouwershavensche Gat, Volkerak en Grevelingen reeds zijn afgedamd.
VEILIGHEID
Bij het nader beschouwen van het aspect veiligheid moet in de eerste plaats rekening worden gehouden met de toestand die ontstaan is na de afsluiting van het Volkerak. Daardoor zijn in Zijpe, Krammer en Volkerak de stormvloedstanden verhoogd. De maatregelen die hiertegen zijn genomen dragen een tijdelijk karakter en zijn acceptabel voor de — korte — periode tussen de afsluiting van het Volkerak en de Oosterschelde. Op verscheidene plaatsen zijn bovendien de getijdenstromen aanzienlijk toegenomen. Dit betekent op den duur een verlegging en verdieping van de getijgeulen, verschijnselen die niet te voorspellen zijn en waartegen bestortingen langs de oevers uiteindelijk geen remedie zullen vormen. Daarbij moet worden gezegd dat de Oosterschelde van nature de neiging vertoont steeds dieper te worden.
Sinds er peilingen worden uitgevoerd is een voortdurend zandverUes geconstateerd. Zou op dit moment worden besloten over te gaan tot het verhogen van de dijken, dan moet er rekening mee worden gehouden dat dit tweemaal zolang duurt als het aanleggen van een dam. Vooral het onderzoek naar de toestand en de ligging van de dijken, waarbij rekening moet worden gehouden met opbouw, ondergrond, bestaande bekledingen, geulen, golfaanval, bebouwingen, kunstwerken en andere factoren, is tijdrovend.
Ken ander belangrijk punt is de mogelijkheid dat in de toekomst de onwerppeilen voor de dijken te laag worden geacht. Een factor die een verhoging van de dijken nodig kan maken is de relatieve rijzing van de zeespiegel. Bij de dcltadammen zullen dergelijke verhogingen geen problemen opleveren; deze kunnen betrekkeli,jk gemakkelijk en tegen betrekkelijk lage kosten worden aangebracht. Geheel anders is dit bij de bestaande dijken, die zich over grote lengte uitstrekken. Een verdere verhoging in de toekomst van deze dijken zal moeilijk, in sommige gevallen onmogelijk en in alle gevallen zeer kostbaar worden.
NADELEN
Naast de voordelen van een dam zijn er ook nadelen te noemen. Zo zal de nog aan te leggen Oosterscheldedanr. met de reeds gebouwde dammen een minder gunstig effect hebben op de koppen van de eilanden. Er zal een sterkere stroom- en golfaanval ontstaan. Maar ook zonder de invloed van de dammen was de stroom- en golfaanval al jaren merkbaar. In elk geval is duidelijk gebleken dat de koppen van de eilanden niet op natuurlijke wijze in stand blijven. De aanval op de kust van Goeree is het grootst, op Schouwen minder en op Walcheren het minst. Een zeer afdoende maatregel ter verdediging van de kust is de aanleg van een zanddam met een lengte van twee è drie kilometer vanuit het meest bedreigde punt voor het eilarid. Voor de kop van het eiland Goeree wordt een dergelijke oplossing reeds uitgewerkt en voor Schouwen overwogen.
Voor wat de factor veiligheid betreft komt men in het rapport tot de conclusie dat met het verhogen van de bestaande dijken, gecombineerd met het verzwaren en uitbreiden van de bestaande oeververbindingen, niet die mate van veiUgheid wordt bereikt die met een afsluitdam in de Oosterschelde wordt verkregen.
MILIEU
Het is bekend dat de meeste bezwaren tegen het afsluiten van de Oosterschelde betrekking hebben op het milieu. Over dit aspect wordt in het rapport gezegd dat afsluiting inderdaad een vergaande ingreep betekent in het natuurlijk milieu. Het afsluiten van de Oosterschelde zal dan ook gepaard moeten gaan met een begeleiding van de overheid, gebaseerd op diepgaande onderzoeken, waarbij met zorgvuldig ontworpen voorzieningen eventuele nadelige gevolgen van de ingreep worden opgevangen en de ontwikkeling van natuurlijke waarden moet worden gestimuleerd. Deze voortgezette begeleiding vormt een onverbeterlijk geheel met het Deltaplan, dat men ook niet zonder meer als voltooid kan beschouwen met het gereed komen van de laatste afsluitdam.
In het rapport wordt de vraag gesteld wat de gevolgen voor het milieu zullen zijn als de Oosterschelde niet wordt afgesloten. Daardoor zouden de bestaande waterkeringen over grote lengte moeten worden vervangen door nieuwe, hogere, zwaardere en ten dele rechtgetrokken dijken van moderne constructie. Landschappelijk betekent dit een achteruitgang, terwijl vegetatie en vogelleven aan de binnen- en buitenkanten van de dijken ernstig zullen worden aangetast en plaatselijk zelfs geheel zullen verdwijnen. De open verbinding van de Oosterschelde is voorts niet zonder meer als voordeel voor het milieu van dit water te beschouwen; het aangrenzende kustwater staat immers ook bloot aan verontreinigingen die de Oosterschelde kunnen besmetten. Daartegen kan men niet veel ondernemen.
Volgens het rapport gaat het bij een open of een gesloten Oosterschelde, wat betreft het milieu-aspect, eigenlijk om een vergelijking tussen een natuurlijk en ongeljreideld milieu, en een door de mens in een bepaalde richting gedwongen en in principe te controleren en te beheersen milieu. Het zou anders weleens zo kunnen zijn dat op langere termijn gezien de grootste mate van zekerheid voor het behoud van de natuurlijke waarden besloten ligt in een beheersing van het water van de Oosterschelde. Deze filosofie wijst in de richting van een afgesloten Oosterschelde, maar de keuze is niettemin aan duidelijke voorwaarden gebonden. Namelijk die onderzoekingen te verrichten en die voorzieningen te treffen die een optimale waterbeheersing van dit deltabekken garanderen. De ervaringen die tot dusver zijn opgedaan wettigen de verwachting dat voor dit probleem de juiste oplossing zal worden gevonden.
Met betrekking tot de vraag of de Oosterschelde aigesloten moet worden of open kan blijiven kunnen nog enkele andere overwegingen naar voren worden gebracht. Zo zouden bij het openblijiven van deze zeetak de Volkeraksluizen moeten worden vervangen door nieuwe die zijn uitgerust met een systeem voor zoutbestrijding. Een ander belangrijk punt is dat bij de bouw van de Schelde-Rijnverbinding rekening wordt gehouden met een afgesloten Oosterschelde. Voorts zullen bij het niet voltooien van de afsluiting de investeringen die reeds zijn gedaan in de vorm van het aanleggen van twee wenkeilanden en het opslaan van veel materiaal als verloren kunnen worden .beschouwd.
Wat betreft een afgesioten Oosterschelde, het toekomstiige Zeeuwse Meer, zegt het rapport verder dat eventuele bezwaren rond het toelaten van het rivienwater via de Volkeraksluizen in het 2teeuwse Meer, ongeacht de kwaliteit van dat' water, zouden kunnen worden ondervangen door het aanljrengen van een scheiding tussen de scheepvaartwegen en de overige gedeelten van het Zeeuwse Meer, waardoor dit in compartimenten zou worden verdeeld. Dit zounayn in het. streven om wateren met een waterihuisihoudkundige functie te scheiden van water met een scJieepvaartfunctie.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 14 februari 1972
Reformatorisch Dagblad | 6 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 14 februari 1972
Reformatorisch Dagblad | 6 Pagina's