Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Kerk, tragedie en komedie (iv)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kerk, tragedie en komedie (iv)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het voorafgaande artikel hebben wij op gezag van Rogier de vernieuwingsbeweging in de Room? Katholieke Kerk aangeduid als een proces van bewustwording en zelfbevrijding van de katholieke intelligentia. Omdat wij als protestanten de geslotenheid, het getto-karakter van de Kerk, zoals dat nog onder het pausschap van Pius XII bestaan heeft, niet kennen, en er ons ook moeilijk een voorstelling van kunnen maken, is het voor ons ook verre van eenvoudig, om in de achtergronden van dat moderne ontvoogdingsproces door te dringen en de motieven ervan recht te laten wedervaren. Willen wij het proberen, dan is onze eerste opgave om te luisteren, alleen maar te luisteren naar de stemmen van hen, die bewust deze overgangsperiode in de Kerk van Rome hebben meegemaakt, dus van de ouderen.
Een belangrijk document daarvoor is het boek van de fijnzinnige Nijmeegse nieuwtestamenticus Prof. W. K. Grossouw: Een overlevende uit de voortijd. De titel van het boek is al veelzeggend! De schrijver vertelt er, hoe hij de verhuizing ervaren heeft van het Groot Seminarie Haaren, waar hij jarenlang bijbelexegese had gedoceerd, naar Nijmegen in. een privé woning wegens zijn benoeming aan de Katholieke Universiteit. Het Seminarie met zijn trotse toren, zijn grootse en rijke kapel, zijn lange oprijlaan, zijn boomgaard, bos en tuin, zijn omsloten binnenpleinen, - het was de belichaming van een in zichzelf besloten, onwerelds isolement. „Het was een plaats en tegelijk a way of life (een wijze van leven), waaraan ik niet zonder weemoed terugdenk, hoe helder. . . . ik toen reeds inzag, dat het geheel een zekere irrealiteit aankleefde. . . . Hele lagen van de persoonlijkheid sombreerden in onbewuste of schemer-bewuste diepten. . . . Er lag over dat irreële landschap een glans van zacht en teer licht, in zijn beste momenten leek het een Cassicianum (oord van retraite van Augustinus), ver van rumoer en strijd, geheel gericht op geestelijke waarden: liturgie, gebed, studie, vriendengesprekken, wandeliingen, . . . . en altijd weer de terugkeer naar de geborgenheid van het grote huis met het bos en de hoge toren".
Na de verhuizing naar de privé woning in Nijmegen had Grossouw telkens een droom, die door helderheid en eenvoud veelzeggend was wat betreft de ervaring van de nieuwe situatie: „Ik droomde, dat ik in de schemering van een mooie zomeravond wandelde in de grote tuin. van het seminarie. Ik was alleen. Er was niemand in de buurt. . . . Het was doodstil. Ik bevond me zover mogelijk verwijderd van de beschutting van het huis. Juist op dat ogenblik werd ik, tussen de struiken en langs de paden, onhoorbaar sluipende gedaanten gewaar, zwarte panters, beren, wilde dieren. Ik schrok dodelijk. . . . Dat was eigenlijk alles, je bereikte het huis en sliep door, of je bereikte het niet, maar net voor het te laat was, werd je wakker". Zó beleefde de schrijver de overgang naar Nijmegen,, de overgang naar de progressiviteit. Zijn droom weerspiegelt de ervaring van tallozen, die bewust het einde van het rijke roomse leven hebben meegemaakt. Als bewijs daarvan haal ik nu ook enkele uitspraken aan van de dichter Gabriel Smit, die velen bekend zal zijn door zijn optreden voor de N.C.R.V.

In 1952 is van Gabriel Smit een Psalm-berijming verschenen, die in 100.000 exemplaren is verkocht. Hij is dan nog diep geworteld in het Rooms-Katholieke geloof. Maar in de zestiger jaren neemt hij er afscheid van, om te zoeken naar „het helemaal authentieke beeld van Christus". Als vrucht ervan publiceert hij de bundel: Psalmen opnieuw. Van de 150 houdt hij niog maar 15 over, heel sober, waar het woord God helemaal niet meer in voorkomt. In een gesprek met Wim Ramaker voor de radio (maart 1973) vertelt hij: „Het leven in de R.K.kerk is niet alleen een persoorilijk godsdienstig leven, maar ook een kultureel leven, het is een esthetisch leven, desnoods een politiek leven, een organisatorisch leven, van alles! Eén van de dingen, die je langzamerhand gaat ontdekken, is dat christendom niet het toebehoren is aan een systeem, of aan een organisatie, of aan een moraal of dogmatiek, maar dat het wezen van het christendom Christus is. Het is geen stelsel. Het is een persoonlijke relatie. . . . Je doet dus niets dan afkrabben. . . . Op een gegeven moment kun je niet meer binnen dat systeem van die kerk leven. Maar dat betekent niet, dat je - ik noem dat dan maar m'n zwakke momenten - er ndet naar zou terugverlangen, dat je weer eens gewoon in die kerk zou kunnen zitten. . . ." En in het weekblad De Nieuwe Linie zegt Gabriel Smit, dat hij het afscheid van het Roomse leven ervaren heeft „als van de Nieuw Rotterdam op woelige zee overstappen in een kleine sloep". Maar die Roomse Kerk met „overal beeldjes en dingen en liedjes" en met „haar liturgische taal" kent niet „gewoon de eenvoud van de menselijke beleving, de menselijke ervaring". Hij zegt ervan: „Het gaat nergens meer over; het is helemaal leeg gelopen voor mij, die vormen, volkomen verouderd". Maar toch dicht hij in zijn Psalmen opnieuw:
„Dan denk ik weer aan de jaren, dat ik geloofde met anderen; aan blijdschap en vrijheid, die ik nooit vergeet".

Heel verhelderend zijn ook de regels, die Gabriel Smit schreef in een artikel over Godfried Bomans: „De gelovige voelde zich in de kerk van vroeger volkomen veilig, en dank zij de triomfantelijke pretentie's en ambitie's van de kerk ook volstrekt zeker. Hij voelde zich niet zozeer geborgen in God als wel binnen een wereldbeeld, waarin Gods wil voor hem tot uitdrukking werd gebracht door een kerkelijk bepaalde levenspraktijk.... Die wereld hield op te bestaan. Die vroegere, heerlijk omsluitende warmte viel uit. En wij kregen er niets voor im de plaats. Dan verliest een mens meer dan hij verdragen k a n . . . ."

De vraag dringt zich hierbij aan de protestantse buitenstaander op: Wat was toch dat Roomse systeem van een gesloten kerkelijk leven met gettokarakter? Het antwoord op die vraag ligt in het middeleeuwse begrip katholiciteit. Eens heeft Joseph Wittig daarover in het drie-delige werk: Das Alter der Kirche belangrijke dingen gezegd. Katholiek betekent veel méér dan de ganse aarde omspannend. Het houdt ook in: alles doordringend. Katholiek christendom is geen verguldsel, geen strooisel, maar zuurdeeg. Geen hoekje op aarde, geen heuvel of dal, geen facet van het menselijk leven mag blijven buiten de invloed van de Kerk. Zelfs de hond op straat, het vee in de wei, de boerderij, de stad en de markt moeten gestempeld worden door de Kerk. Niets is meer neutraal of profaan; niets is meer onberoerd door het christendom. Zelfs het eten en drinken, alles van het persoonlijke en maatschappelijke leven moet het stempel dragen van het geloof van de Kerk. Dat is katholiek! Katholiek betekent dus de verwerkelijking van de Kerk als het Rijk Gods. En dat Rijk is zowel religieus, als sociaal, als politiek. Het levende midden ervan is de opperbisschop van Rome met zijn absoluut gezag.
Vanuit die katholiciteitsgedachte heeft de Rooms- Katholieke Kerk zich tegenover de revolutionaire woelingen van de 19e eeuw en tegenover het modernisme ontwikkeld tot een conservatief bolwerk van de reactie. Zo is het zogenaamde ultramontaanse systeem ontstaan, waarvan paus Pius XII de laatste vertegenwoordiger was. Elke zelfstandigheid werd het aardse, culturele leven ontzegd en ontnomen. Alle levensgebieden werden ingelijfd in de Roomse machtsorganisatie. Het was een systeem, dat de gelovigen zekerheid en geborgenheid schonk binnen een wereldbeeld en een levenspraktijk, die kerkelijk waren vastgelegd.
Dat katholicisme hield ook de sfeer levend van de paus als een middeleeuws vorst, ja bijna als een oosters potentaat met een draagstoel, met lakeien en waaiers, en met de in Turkse uniformen gestoken Zouaven. Maar ook de bisschoppen resideerden in dat systeem als wereldse machthebbers. Nog in de zestiger jaren las ik in de N.R.Courant een bericht, dat „de trouwe geheim kamerheer Willem Bloem na ruim 43 dienstjaren het bisschopshuis aan de Nieuwe Gracht te Haarlem gaat verlaten om te genieten van emeritaat". De krant schreef erbij: „De Monnikendammer heeft als kamerlengo van vijf bisschoppen het bisdom Haarlem bereisd, en velen hebben gezien hoe hij op de feestloper achter de zegenende meester de lange sleep liet op- en afrollen met grote vaardigheid. Met een begenadigde handgreep wist hij de Cappa Magna zo over het episkopale hoofd te slingeren, dat de Soli Deo (kalotje) op de plaats bleef. . . . "
Van deze voorbijgegane en weggezonken wereld moet men iets weten, om het proces van bewustwording, van ontvoogding, van zelfbevrijding van de huidige katholieke intelligentia te verstaan en recht te laten wedervaren. Gerard Knuvelder, die alle neerlandici bekend is door zijn Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse Letterkunde, heeft dat proces in De Tijd (19 februari 1972) omschreven als de overgang van een autoritair katholicisme naar een persoonlijk doorleefd niet-autoritair katholicisme. Hij noemt het „een doorbraak uit de strakke kaders van het katholieke roomse leven", en constateert ,,dat het al heel vroeg begonnen is, om dat katholicisme vrijer te doen ademen en meer een levende adem te geven dan in de toen bestaande organisatievormen aanwezig was. Het getto is toentertijd opengemaakt".
Er was behoefte aan meer vrije adem. Het leven werd in het katholieke machtssysteem niet gewekt, maar onderdrukt. Zo vertelt de dichter Hans van de Waarsenburg (secretaris van het P.E.N.-centrum; voor Nederland): „Ik heb het geloof alleen als een systeem ervaren, waarin alles exact was vastgelegd. Als 6-jarige moest ik iedere ochtend naar de kerk, weer of geen weer, zomer of winter, ik moest om 6 uur opstaan, naar de kerk, naar de mis van half zeven. Later is dat nog erger geworden, toen werd ik misdienaar, en moest ik soms drie, vier missen op een ochtend begeleiden. Op je rapport werden er aantekeningen van gegeven: heeft zoveel maal in de veertien dagen de kerk bezocht. Je moest om de zoveel tijd gaan biechten. Dan was er de plechtige communie voor jonge mensen, waar een retraite aan voorafging, waarin je in wezen geïndoktrineerd, gehersenspoeld werd. Ik heb dat alles als zeer drukkend en zeer bizar ervaren. . . . " (N.C.R.V. uitzending 26-3-1973).
Het katholieke systeem schonk dus geborgenheid, zekerheid. Maar het leven werd er onderdrukt en miskend. Daarom was de prijs, die voor die zekerheid en geborgenheid betaald moest worden, een hoge en ontoelaatbare prijs! Zij bestond uit knotting van de persoonlijkheid en verlies van de gewetensvrijheid. In dit systeem stelde de Kerk zich als een goddelijke autoriteit tussen de mens en God. Het kan niet anders, of zulk een systeem roept op den duur verzet op. Het maakt de bewustgeworden mens tegenover zulk een autoritaire organisatie rancuneus! En het is voor de protestantse buitenstaander onmiskenbaar, dat dit rancuneuse verzet een grote rol speelt in de huidige vernieuwingsbeweging in de Rooms-Katholieke Kerk.

Maar daarmee is dan ook het wezenlijke verschil tussen die moderne ontwikkeling in de Kerk van Rome en in de Nederlandse kerkprovincie vergeleken met de Hervorming uit de 16e eeuw duidelijk geworden. De wortel van de Reformatie van Luther en Calvijn was niet zulk een rancuneus verzet van de onderdrukte menselijke persoon tegen het kerkelijk machtssysteem, maar een geestelijk réveil, een nieuw ontwaakt geloof, een gegrepen zijn door Woord en Geest. Men kan dat niet duidelijker gewaar worden, dan door eens naast al de aangehaalde stemmen van de katholieke intelligentia te leggen Luthers geschrift: Van de vrijheid van een christenmens uit 1520 en zijn: Brief aan paus Leo X uit 1518.
Dat is de reden, dat ik de hedendaagse ontwikkelingen in de Rooms-Katholieke Kerk geen reformatie noem, maar een renaissance-beweging in moderne stijl. Wat niet wil zeggen, dat ik en velen met mij niet vurig hopen, dat in die huidige situatie van verwarring en ontbinding ergens een doorbraak zal plaats vinden van waarlijk reformatorisch geloof in de Kerk van Rome. Maar de tekenen van zulk een „overtrekkende plasregen" zie ik nog niet. Er zijn echter wel andere tekenen....

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1977

Protestants Nederland | 8 Pagina's

De Kerk, tragedie en komedie (iv)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1977

Protestants Nederland | 8 Pagina's