Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TERUGBLIK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TERUGBLIK

ZENDELING MET DE PEN

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als we nog een terugblik slaan op het leven van zendeling Hunt, dan moeten we tot de slotsom komen: wat heeft die man in slechts tien jaren een werk verzet! We hebben clat in de vorige artikelen enigszins kunnen nagaan. Toch is alles niet gezegd. De voornaamste zaken zijn maar aangestipt. Over de arbeid, die Hunt aan de dag gelegd heeft met het vertalen van de Heilige Schrift, is maar ternauwernood sprake geweest. De taal van de Fidsji-bewoners had al spoedig de volle aandacht van Hunt. De taal werd door hem als het instrument van zijn zendingswerk beschouwd. En geen wonder: het geloof is door het gehoor. Hoe graag zou hij aan de bewoners van de Fidsji-eilanden de Bijbel geven in cle taal van het land! Dat was een werk om tegen op te zien. Hij kende een weinig van de hebreeuwse en griekse taal, maar hij begreep, clat het broodnodig was, dat hij clie kennis uitbreidde. Met grote ijver zette hij zich aan de omvangrijke arbeid. Over het vertaalwerk schreef hij: „Het is gemakkelijk de woorden van een taal te leren en ook niet moeilijk, er zinnen mee te maken. Maar heel moeilijk is het, een gedeelte weer te geven in die woorden, die een inlander zou gebruiken, wanneer clie gedachte in hem opkwam."

Hunt begreep, clat hij de Schrift zo zou moeten overzetten, clat het de mening van Gods Geest zou weergeven. Het is het Woord van de levende God. Met het Nieuwe Testement maakte hij een begin. Wanneer hij clan een stuk klaar had, las hij het voor aan een inboorling, die niet al te dom was. En dan vroeg hij, of de man het verstond en wat er anders geschreven moest worden.

Het vertalen was voor de zendeling niet een wetenschappelijk werk, maar het was een zaak van het geloof. Bij dat gewichtige werk had hij de Heere nodig. Hoe vaak stuitte hij op moeilijkheden! Dan was alleen bij de Heere raad te vragen.

Dagelijks kon men hem zien zitten in zijn kleine kamer achter de tuin. Als hij door het venster keek, zag hij de grote watermassa van de Stille Zuidzee, een oceaan, waaraan geen eind scheen te komen. Zo was het ook met het werk, waarmee hij bezig was: zou hij ooit het einde bereiken?

Slechts nu en dan liet hij zijn boek en, papier en pen rusten. Als er een erge zieke was, die zijn hulp had ingeroepen, spoedde hij er zich heen. Dan moest cle arbeid, waaraan hij bezig was, een ogenblik op zij; ook als het tijd was voor de godsdienstoefening.

De hand des vlijtigen zal gezegend worden, heeft Salomo gezegd. Bij Hunt was dit wel van toepassing. In het jaar 1846 werd cle vertaling van het Nieuwe Testament op de Synode besproken. De vriend van Hunt, dokter Lyth, had de vertaling gecorrigeerd en gezorgd, clat de eerste exemplaren gedrukt werden. Wat was men op de Synode verheugd, dat zo'n werk tot stand was gekomen! En cle bevolking? Die was innerlijk verblijd, dat er nu een Boek was, clat van Christus sprak in hun eigen taal.

Hoe beschamend is dit voor velen van ons. Hoe vaak wordt de Bijbel uit sleur en gewoonte ter hand genomen. Hoe oneerbiedig kunnen we het Woord aanhoren. De 1000 exemplaren van cle eerste oplaag waren in heel korte tijd uitverkocht. In het jaar 1849 wercl een tweede oplaag gedrukt van 5000. Of er ook vraag naar was!

Nu was er echter nog maar een halve Bijbel. Ook het Oude Testament zou er moeten komen. Van alle kanten werd cle zendeling aangezet om ook clat werk ter hand te nemen. Wat zag de man er tegen op! Geen wonder. Hij wist welk een reuzearbeicï het was; daarenboven gevoelde hij zich niet gezond. De mensen konden het hem aanzien, clat het de oude Hunt niet meer was. Hij zag bleek, had geen eetlust en merkte, clat hij overspannen was. En toch.... hij ging aan het werk. Een voorganger van hem had het eerste Boek van Mozes vertaald. Deze vertaling corrigeerde hij. Vervolgens begon hij aan Exodus, dat helemaal klaar kwam om dan cle Psalmen te nemen. Ruim een derde deel werd door hem nog vertaald. Bij Psalm 56 moest hij eindigen.

Zoals we gezien hebben, ging het met Hunts gezondheid hard achteruit. Tot het laatste toe was hij met hart en ziel betrokken bij de opleiding van inheemse evangelisten. Voor deze opleiding wercl door hem een boek ontworpen, getiteld „Uiteenzetting van de Christelijke godsdienst". Het zou 41 hoofdstukken tellen, waarvan Hunt er nog 29 klaar kreeg.

De rest werd na zijn dood door anderen geschreven,

liet is niet te veel gezegd, dat Johannes Hunt zich betoond heeft „apostel der Fidsji-eilanden" te zijn.

De Heere heeft door deze man Zijn Woord gebracht aan duizenden mensen, die leefden zonder God in de wereld; aan mensen, zo onbeschaafd en dierlijk, dat er moeilijk woorden voor te vinden zijn; mensen, die verzot waren op mensenvlees!

De Heere heeft Zich vrij gemaakt van dat heidense geslacht, door het toe te roepen: „Dit is de Weg, wandelt in dezelve."

Bij de schare, die niemand tellen kan, zullen er zeker gevonden worden, die door middel van Hunts arbeid zijn toegebracht, en die nu eeuwig zullen zingen van Gods goedertierenheden.

Welk een zegen! Welk een weldaad! Uit vrije ontferming!

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 1955

Daniel | 8 Pagina's

TERUGBLIK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 1955

Daniel | 8 Pagina's