Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BAREND EN JOHANNA

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BAREND EN JOHANNA

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johanna: Zij hadden zich dus een andere weg voorgesteld orn zalig te worden, maar hoe kwam het toch, dat Israël zo wettisch was, de offers wezen toch naar de onmisbaarheid der voldoening van Christus.

Barend: Israël lag, gelijk wij allen van nature, in een verbroken werkverbond, hetwelk wel verbroken is ten aanzien van haar macht om iemand zalig te maken, maar; onder welks eis men blijft zolang we niet in de engere wedergeboorte worden overgezet in het genadeverbond. Uit kracht van die eis leeft in elk mens de gedachte, dat men voor zijn zaligheid wat moet doen! Als Christus dan komt, als dat wettisch gemoed in opstand komt, want als ons werk geen waarde heeft voor God en wij hebben anders niet, dan wordt heel onze ijdele hoop weggestoten.

Johanna: Dus eigenlijk botsten in Jezus' dagen Wet en Evangelie tegen elkander, of zeg ik het zo verkeerd? Het is niet zo eenvoudig?

Barend: Ik zeg het liever zo, dat men de bediening der Wet misverstond, de Wet was, niet de Wet van het Werkverbond, maar van 't Genadeverbond.

Johanna: Ja, dat is duidelijk uit het opschrift der wet: Ik ben Jehova enz. en hoe kon toch Israël daarvan maken de wet van 't werkverbond, waar God juist de ceremoniële wet er tegenover stelde?

Barend: Omdat zij de ceremoniën niet verstonden als schaduwen der toekomende goederen, maar als wettische plichtplegingen, alsof alle wetten die God hun gaf behoorden bij het werkverbond. Heel Israels godsdienst in de dagen van de Zoon des mensen had dus een wettisch karakter en een leer van vrije genade kon men niet gebruiken.

Johanna: Eigenaardig dat men in deze tijd juist zo gaarne een zeer ruim evangelie hoort, dus eigenlijk is deze tijd daarboven te verkiezen.

Barend: Velen hebben in deze tijd een evangelisch werkverbond, hetgeen wil zeggen, dat men nimmer van het werkverbond afgesneden zijnde, roemt in evangelische genade, welke beredeneerd, doch niet beleefd wordt. Als men het evangelie gaarne ruim hoort voorstellen, dan misbruikt men het maar al te vaak, tot stilling ener onrustige consciëntie, en zonder dat ooit plaats voor genade gemaakt werd in de weg der ontdekking, spreekt men over genade, als de gewoonste zaak der wereld.

Johanna: Maar het evangelie is toch ruim en moét toch alle creaturen gepredikt worden, naar het uitdrukkelijk bevel van de Heere Jezus?

Barend: Jawel, we lezen in Marc. 16 : 15-16: En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld; predikt het evangelie aan alle creaturen. Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben zal verdoemd worden. Maar dat wil niet zeggen, dat men enkel en alleen spreken zal over de mogelijkheid van zaligheid in en door Christus, maar vanzelf tevens over de totale verlorenheid des mensen in Adam. Het woord evangelie kan men, nemen in enger zin en in ruimer zin. En in het zendingsbevel komt het voor in de ruimere zin, en dan betekent het de volle raad Gods, de gehele Waarheid, beide Wet en Evangelie.

Johanna: Indien dat zo is, waarom is het dan zo nodig, dat plaatsmakende ontdekking der ellende uit de Wet voorafgaat aan de prediking van het evangelie, of er althans zeker mee gepaard gaat?

Barend: Omdat de mens van nature rijk en verrijkt zijnde, het evangelie nimmer als een genadig pardon van God zal verwelkomen of waarderen, indien men niet eerst ontdekt wordt aan het verloren zijn inzichzelf. Alleen diegenen die schuld hebben zien uit naar vergeving der zonden, en alleen die zich hun diepe onmacht bewust zijn, zullen naar verlossing uitzien en die zich blind weten, smeken om licht en waarheid in hun harten, hetgeen alles alleen vloeien kan en moet uit de volheid van Christus.

Johanna: En gaat de Heere Jezas nu Hij in de hemel is, naar Zijn menselijke natuur door, met Zijn profetisch ambt? En op welke wijze dan?

Barend: Hij verlicht de harten der uitverkorenen en trekt ze uit de macht der duisternis en zet ze over in Zijn wonderbaar licht door middel van het gepredikte Woord, als het eerste van Hem verordineerde middel. Daartoe zendt en bekwaamt Hij Zijn knechten, die het Woord prediken. Hij leidt in alle Waarheid door de Heilige Geest, en schenkt het geloof zowel in haar wezen als in haar oefeningen. Want zelfs zij, die het geloof bezitten als een gewrochte des Heiligen Geestes kunnen dit geloof nimmer door eigen kracht in oefening brengen, zodat er een invloeiïng des Geestes nodig is tot elke bijzondere daad des geloofs. In die weg wordt Gods volk zijn diepe afhankelijkheid gewaar en wordt het arne zondaarsleven in practijk gebracht, waardoor men handelbaar wordt voor God en  mensen, en profijtelijk voor de kerk Gods op aarde. Het zijn gelukkige mensen, die eigen krachten leren verachten en die op eigen verstand niet meer durven betrouwen, want de Heere maakt op de weg naar de  hemel het verstand van de verstandige teniet.

Johanna: Hebt u betreffende het Koninklijk ambt van de Middelaar nog iets te zeggen, wat mij tot nut zou kunnen zijn, onder des Heeren zegen?

Barend: Hoewel we zeer beknopt willen zijn, wil ik er wel graag iets van zeggen, omdat het zulk een gewichtig ambt is, en Hij dat ambt wil bedienen aan de Zijnen op onderscheiden tijden en wijzen.

Johanna: Wat houdt het eigenlijk in om Koning te zijn in algemene zin, en in welk opzicht is Christus Koning?

Barend: Een koning is .een persoon, die over een volk regeert, door wetgevende macht en die dat volk leidt in de strijd tegen de vijanden. Christus is als Goddelijk persoon eenswezens met de Vader en de Heilige Geest allereerst Koning over het gans heelal, hetgeen genoemd wordt het Koninkrijk van Gods macht, maar vooral is Hij Koning in Het koninkrijk der genade op aarde en  in het Koninkrijk der heerlijkheid in de hemel, als Middelaar Gods en der mensen.

Johanna: Heeft het ware geloof ook oefeningen omtrent het koningschap van Christus, zoals Hij met de Vader en de Heilige Geest alle dingen regeert of zijn die werkzaamheden alleen gericht op het koningschap van Christus in genade en heerlijkheid?

Barend: Ja, zeker, want het zaligmakend geloof is levendig werkzaam met de Godsregering, van een Drieënig God, afhankelijk zijnde en in de oefeningen in die Godsregering steun vindende, temidden van de beroeringen der tijden, waar er zovelen zijn, die van de regering Gods niets weten willen, en alles toeschrijven aan het toeval of noodlot, zelfs al belijdt men nog enigszins het Godsbestuur. De Heere heeft Zijn troon in de hemelen bevestigd en Zijn koninkrijk heerst over alles. Psalm 103 : 19. De HEERE regeert, dat de volken beven, Psalm 99 : 1.

Werkendam.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 1950

De Saambinder | 4 Pagina's

BAREND EN JOHANNA

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 1950

De Saambinder | 4 Pagina's