Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WANT DE KRIJG IS DES HEEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WANT DE KRIJG IS DES HEEREN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

GELIEFDE VRIENDEN, het woord „krijg” betekent oorlog. Oorlogen zijn er geweest, zo oud als de wereld is. Na de zondeval is dit dadelijk begonnen. Adam en Eva gingen elkander beschuldigen. De vrede was zoek. Kaïn sloeg Abel dood. Er vloeide bloed. En die bloedstroom heeft zich verbreed, naarmate het mensdom vermenigvuldigde. Zodat wij nu in het jaar 1974, midden in de oorlogen ons bevinden. Het is àl oorlog, het is overal oorlog.

Daar worden op het gebied van de oorlogen vele onderscheidingen gemaakt. We spreken van natuurlijke en geestelijke oorlogen. We spreken ook van wereldlijke en kerkelijke oorlogen. We kennen koude en warme oorlogen — grote en kleine. Daar zijn onheilige en heilige oorlogen. Over al deze onderscheidingen zijn uit de historie boeken te vullen.

Dat wij met elkander hier samen gekomen zijn, is ook een zekere vorm van oorlog voeren. Het is alleen loeping om deze te voeren, niet met vleselijke wapenen, maar met geestelijke. Dat we ten deze onze roeping maar recht zullen mogen verstaan, omdat we allemaal zulk een vreselijk bestaan hebben, dat vleselijk is.

Wij staan met onze kinderen midden in de wereld. Daar wordt gevochten. Neen, niet alleen op de Golanvlakte in Israël, maar ook op andere fronten, op geestelijke fronten. Daar zijn veel vijanden van God en Zijn kerk. Vijanden van allerhande soort Goddeloze vijanden, brute vijanden, vijanden die de kerk liever vandaag zagen verdwijnen dan morgen. Doch er zijn ook vrome vijanden. Vijanden, die met de bijbel onder de arm lopen en de belijdenisgeschriften in hun zak. Je zoudt er geen kwaad van verwachten. Veeleer steun. Doch vergis u niet. Terwijl ze met Joab zeggen: „Is het wèl, mijn broeder?” zien ze je liever verdwijnen dan verschijnen. Wanneer je alles overziet, is het om benauwd te worden. We moeten voor al deze „verontrustende” zaken de ogen niet sluiten. Er zijn er die dat doen. Ze zeggen: het loopt zo'n vaart niet. Het zal wel wat mee vallen. Er wordt wat geschoten met koud vuur. Doch het heeft allemaal niets te betekenen. Ze bedoelen allemaal hetzelfde. Ze moeten alleen elkaar nog zien te vinden. En dan moeten ze allemaal maar om één tafel gaan zitten, de strijdbijlen begraven en in vrede leven. Of men nu zwaar is of licht, of men nu Gods woord nog voor honderd procent neemt of niet, of men zegt dat er aan een mens een wonder moet gebeuren, dan wel of je gelooft dat het met iedereen wel in orde is, het komt aan het eind toch wel goed.

Zulk een redenering wordt maar al te veel vernomen. Zulk een redenering is de duivel wel naar de zin.

Doch wie voor de ernst, die achter dit alles schuil gaat, ogen heeft gekregen, die weet dat er gestreden moet worden. Dat is de roeping van de kerk. En dat kan alleen in het zelfde geloof waarin David het deed, die zeide: „Want de krijg is des Heeren.”

Hij stond tegenover een machtige vijand, wiens naam was Goliath Hij kwam dagelijks op uit het legerkamp van de Filistijnen, dat is de wéreld. Hij is dan ook een voluit „wereldling”. De duivel, de overste van deze wereld, is zijn superieur. Zijn verschijning is schrikbarend. Hij heeft een lengte van meer dan drie meter. Hij draagt op zijn grote „kop” een helm, waardoor zijn „brein” goed beschermd is. Hij heeft een harnas aan van ongeveer 40 kg. Een schild dat zijn hals beschermt. Ook zijn benen zijn beschermd. Hij draagt een vervaarlijke spies en een groot zwaard. Bovendien gaat er nog een schilddrager voor zijn aangezicht.

Hij daagt al veertig dagen het volk uit. Hij daagt eigenlijk God uit, uiteindelijk de Christus, Die in dat volk schuil ging.

De boze geest, waardoor Goliath gedreven werd, die is er nog. Hij is alleen met de tijd meegegroeid. We hebben nu een gemoderniseerde Goliath. De wereld, waaruit hij opkomt, ziet geen kwaad in hem. Zij is er wijs mee. Zij verheugt zich als hij optreedt, zijn statuur laat zien. Hij heeft een goed beschermde „kop”, dat is de „wetenschap”, die denkt zo ongeveer welhaast het laatste woord te zullen kurmen spreken. Zijn uitrusting is perfekt. Alle mogelijke strijdmiddelen, om „zichzelf waar te kunnen maken”, staan tot z'n beschikking. Het is de vijand in opmars — de ongelovige wereld, tegen het koninkrijk Gods.

De uitdaging is verschrikkelijk. Ik denk aan de brallende taal die komt van achter het ijzeren gordijn. Doch daarvóór wordt dezelfde taal vernomen. Zij wordt gesproken door hen die horizontaal leven en denken, de hemel op aarde zoeken, met uitsluiting van God. De vijand is oppermachtig. Alleen, de blinde ziet hem niet en vreest hem niet. De zodanigen staan niet „tegenover” Goliath, maar in principe staan ze achter hem. Ze komen uit dezelfde familie.

Die echter ogen heeft gekregen om te zien, komt dit monster uit de hel overal tegen: in de wereld, in de kerk, in het gezin, tot in het eigen hart toe. Hebt u ook zulke ogen? O vraag er toch om, jong en oud, als u ze met hebt. En als u ze hebt, acht het een genade van God, en je zult het boven geschrevene moeten onderschrijven.

Wie is nu tegen zulk een „macht” opgewassen? Israël niet. Dat was het O. T. bondsvolk, de kerk. Saul was koning. Maar een koning zonder geloof. Zo was het ook met het merendeel van het volk gesteld. En degenen, die nog geloof hadden, beoefenden het niet. Men geraakte daarom iedere keer, als Goliath verscheen, in paniek, S. 17 : 11, 24. Strijden met Goliath was spotten met z'n leven.

Zo liggen de verhoudingen ook nu. De wereld is numeriek in de meerderheid. De kerk heeft maar kleine kracht. En als dan het geloof niet beoefend wordt, dan is ze machteloos. Ze gaat de vijand taxeren. Veel te hoog. Dan moet men ook een harnas hebben. Saul droeg er één. De arme man had niet anders. Velen hebben met hem niet anders. Ze denken de machtige vijand met vleselijke wapenen te kunnen bestrijden. Dat zijn dezelfde wapenen, die de wereld ook gebruikt. Men zoekt z'n toevlucht tot de wetenschap. Theologie is dan voor alle dingen geen geloofszaak meer, maar een zaak van wetenschap. Het resultaat is, dat de bijbel, als het zwaard des Geestes, in zijn eenvoudigheid, niet meer wordt gehanteerd. Door de wetenschappelijke (?) schriftkritiek, wordt het Woord van z'n kracht beroofd. Zo zoekt de duivel de kerk van haar wapen te beroven.

Doch gelukkig staat de Heere voor Zijn zaak in. Na veertig dagen kwam David z'n „broederen” bezoeken God heeft hem met geloof begiftigd. Dat was geen prestatie van David. Dat was genade van God. Hij is Goliath tegengetreden, niet in het harnas van Saul, maar „in de Naam des Heeren”. Zie Spr 18 : 10. Hij heeft hem gedood, en de overwinning voor het volk behaald.

Want in Davids lendenen was zijn grote Zoon verborgen. Dat was Davids Heere. Dat was Hij, Die gegeven is alle macht in hemel en op aarde. Hij heeft Zelf de boze, door wie Goliath zich liet leiden, op de kruisheuvel Golgotha, de kop vermorzeld. Door het geloof in Hem streed David en behaalde de overwinning.

Daar ligt ook nu nog voor de kerk, de kracht om de strijd te strijden tegen alle atheïsme en al degenen die afscheid willen nemen van het verleden, om het heden tegen te gaan, nog wel in naam met God, maar in de praktijk zonder God.

Wie met God leeft en op God vertrouwt, die is tegen Goliath opgewassen. Die heeft zelf geen kracht. Die moet met Paulus zeggen, dat hij zwak is. Doch hij mag dan ook zeggen: Als ik zwak ben, dan ben ik machtig door Christus, Die mij kracht geeft.

Vrienden van „Bewaar het Pand”, jong en oud, dat onze ogen open zullen zijn, voor de gevaren, die ons nu bedreigen. De strijd is er. God wordt gehoond en gelasterd, als men met Zijn Woord omgaat, als ware het een ijdel boek, waarin men in knippen en scheuren kan, naar zyn welgevallen, om dan aan het eind weinig méér over te houden dan de kaft.

Alleen door 't geloof m Hem kan de strijd worden aangebonden en gewonnen. Want de Heere Staat er dan Zelt voor in, dat Zijn Kerk niet te gronde zal gaan, maar dat de ware leden daarvan, eeuwig zullen leven tot Zijn eer, zingende.

De Heere is mij tot hulp en sterkte
Hij is mijn lied, mijn psalmgezang.
Hij was het die mijn heil bewerkte.
Dies loof ik hem, mijn leven lang ....

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 mei 1974

Bewaar het pand | 4 Pagina's

WANT DE KRIJG IS DES HEEREN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 mei 1974

Bewaar het pand | 4 Pagina's