Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ASAF's RAADSEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ASAF's RAADSEL

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Totdat ik in Gods heiligdommen inging en op hun einde merkte". (Psalm 73 : 17).

Asaf is de dichter van deze Psalm.

Hij is een tijdgenoot van David. Hij was het hoofd van de zangers in de door David gespannen tent en later in de tempel. Maar niet alleen is hij zanger, hij is ook profeet en leraar Gods. Twaalf psalmen dragen zijn naam. In psalm 73 beschrijft hij zijn zieleworsteling met een oud struikelblok der godvruchtigen. Namelijk hoe het met de goddelijke gerechtigheid te rijmen is, dat de vromen lijden en de goddelozen voorspoed hebben. liet is hetzelfde probleem waarmee ook Job zijn ziel gepijnigd heeft.

Asaf was een godvrezende Israëliet. Hij was een reine van hart. Een man, die zijn handen gezuiverd had van de paden der zonde. De ware vreze des Heeren deed hem wijken van het kwaad. Al zijn begeerte was om in de weg van Gods inzettingen te wandelen.

Van de goddelozen en de spotters keerde hij zich af. Een nieuwe levenskeus was er in zijn hart gewerkt om God te dienen en te vrezen. Door genade kruisigde hij zijn eigen vlees met haar begeerlijkheden en wandelde hij in de weg van Gods geboden.

Hij kon in waarheid David nazeggen: „Hoe lief heb ik Uwe wet, zij is mijn betrachting de ganse dag."

Degenen, die alzo oprecht Zijn wet beminden had de Heere Zijn eigen zegen beloofd. Zo menigmaal had de Heere Israël beloofd, dat als zij in Zijn inzettingen zouden wandelen, Hij hen Zijn heil zou doen zien. Riep de eerste psalm zulken niet toe: „Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in de raad der goddelozen, maar wiens lust is in des Heeren wet".

Maar daar klopte niets van in Asafs leven. Hij kwam tot de tegenovergestelde conclusie, namelijk, dat de goddelozen vaak voorspoed en vrede hebben en de rechtvaardigen dikwijls een pad van kruis en lijden moeten bewandelen. De praktijk en levensomstandigheden waren soms zo anders. De goddelozen werden gezegend en de godvrezenden met kruis bezocht.

De werkelijkheid sprak zulk een andere taal dan de beloften Gods aangaande de godvrezenden. Toen heeft hij het openlijk uitgesproken: „Ik was nijdig op de dwazen, ziende der goddelozen vrede."

Geen ziekte kruiste hun pad. Geen rouw nam de vreugde uit hun huizen weg. Nee, zij hadden rust in de wereld en vermenigvuldigden het vermogen. De raadselen en vragen hebben zich in Asafs leven opgestapeld. Waarom, zo

vroeg hij zich af, gaat het de goddelozen wel en de godvruchtigen slecht? Hij komt zo ver in de banden des satans dat hij God als van onrecht beticht en het uitroept: „Zou er wetenschap zijn bij de Allerhoogste? "

Asaf is een mens geworden, die het houvast aan zijn God kwijt is. Altijd had hij de Heere nagewandeld. Hij bevond zich er zo wel bij de Heere in Zijn wegen en ordinantiën te volgen.

Maar zie, opeens ziet hij God een pad inslaan dat hij niet begrijpt en waar hij Hem niet volgen kan. Dan blijft Asaf eenzaam en ellendig achter. Overgegeven is hij aan de grootste twijfelingen en slingeringen. Het houvast aan zijn God is hij kwijt. In zijn ogen is God niet rechtvaardig.

Laten we nu niet te licht over Asafs worsteling denken. Het was voor hem een raadsel waar alles op vastliep. Geheel zijn geloof in een rechtvaardig God ging aan het wankelen.

Asafs probleem is aktueel! Zeer aktueel zelfs.

13e benauwende vraag dringt zich in deze wereld steeds aan ons op: „Zou er wel wetenschap zijn bij de Allerhoogste? "

Is het niet tevergeefs God te dienen? Wat is de bate van de vreze des Heeren?

ren? Als we letten op de praktijk zien we hetzelfde als Asaf. De goddelozen vrede en de godvruchtigen veel tegenspoed en kruis.

Zij hebben geen banden, zegt Asaf. Rampen en ziekten gaan hen menigmaal voorbij. Zij zijn trots en hebzuchtig. Ze zuigen hun naaste uit en verdrukken de armen. En toch.... hun vermogen wast aan. Hun plannen gelukken.

Het is toch zo uit het leven gegrepen, wat hier Asaf naar voren brengt. Hoe oprechter men is in dit leven, des te meer wordt men verdacht. Hoe eerlijker men met zijn naaste omgaat, des te meer wordt men belasterd. Nee, er schijnt in de praktijk van het woord van David niet veel waar te zijn, dat „aan het houden van Gods geboden groten loon verbonden is."

Waarom ik, die God dien, werkeloos, en mijn buurman, die God openlijk vloekt, volop werk. Waarom in dat godvruchtige gezin altijd ziekte en bij die openlijke spotters gaat alles voor de wind. Zo kunnen wij verder gaan. Asafs taal is menigmaal de onze.

Vooral als tegenheden in ons leven komen. Rouw en kruis ons treft. O, dan zien we op de voorspoed der goddelozen. Dan wordt er geroepen: „Zou er wel wetenschap zijn, bij de Allerhoogste? "

Nu kan men natuurlijk zeggen zulke vragen mag men niet stellen. Het is opstand tegen God en bedillen van Zijn Godsbestuur.

Inderdaad dat is het! Maar daarmee is het probleem niet opgelost. En zie, dat heeft Asaf van node, meer dan mooie vrome woorden.

Die oplossing zal God Asaf geven. Maar daar is hij nu nog ver vandaan. Toch zal God hem er brengen. Asaf was daar echter zo maar niet. Hij is zelfs nog verder afgedwaald. Asaf's ergernis over de voorspoed der goddelozen is zo ver gegaan, dat hij er over gedacht heeft, evenzo te gaan handelen. Als het nu toch tevergeefs is God te dienen en de goddelozen voorspoed hebben, waarom zoudt ge dan ook niet doen en spreken als de goddelozen, zo porde hem satan aan. Die gedachte is werkelijk in zijn gemoed doorgedrongen. We lezen immers in vs. 15: „Indien ik zou zeggen: Ik zal ook alzo spreken, ziet zo zou ik trouweloos zijn aan het geslacht Uwer kinderen."

Deze goddeloze gedachten hebben hem dus werkelijk besprongen. Zie hoever het met de godvruchtigen kan komen, als ze op de zeef van satan terechtkomen. De verdorvenheid van zijn hart spande hierin samen met satan. Het verdorven vlees zou het wel aange-

naam gevonden hebben, als Asaf zijn leven van handen zuiveren, geruild had voor het alzo spreken en handelen der goddelozen. Wat is er toch aan Asaf getrokken. Welk een boze machten maakten zich op om het leven Gods in hem te doden.

En toch is dat niet gebeurd.

Dit bezien we de volgende maal.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 september 1966

Daniel | 16 Pagina's

ASAF's RAADSEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 september 1966

Daniel | 16 Pagina's