Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenrubriek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenrubriek

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De eerste liefde

Een vraag ontvangen, die als volgt luidt: “De tijd van de eerste liefde, is dat de tijd als de ziel ziet dat ze God mist en Hem gaat zoeken, of is dat de tijd nadat Christus geopenbaard is aan de ziel?”

De uitdrukking ‘de eerste liefde’ is van de Heere Jezus Zelf, al gebruikt Hij dat woord slechts eenmaal, namelijk in Openbaring 2:4, waar we lezen: ““Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde hebt verlaten”.

In de gemeente van Efeze is verslapping en verachtering te bespeuren. De schuld daarvan ligt bij de gemeente zelf; vandaar Jezus’ vermaning: gij hebt verlaten! Het liefdevuur dreigde te doven. Wat is de begintijd van de gemeente aldaar toch een heerlijke en onvergetelijke tijd geweest: de kennisname van een boodschap, zo heerlijk en rijk, een boodschap van genade in en om het werk van een volkomen Zaligmaker, Jezus Christus. Hoe rijk was de kracht van het geloof, dat in hun harten werd gewerkt door de kracht van de Heilige Geest. Tevoren waren zij dood in de zonden en in de misdaden. Tevoren leefden zij zonder God en slechts voor het hier en nul Zie maar wat Paulus ervan schrijft in Efeze 2 bijvoorbeeld. Het was een tijd waarin de schatten van het evangeliewoord van Jezus Christus en Dien gekruisigd opengingen en heilgeheimen werden bekend gemaakt. De liefde Gods was in het hart uitgestort en resulteerde in een ware wederliefde tot God en de naaste. Hoor Paulus eens jubelen in Efeze 1: “Die ons te voren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen, door Jezus Christus, in Zichzelf, naar het welbehagen van Zijn wil. Tot prijs der heerlijkheid Zijner genade, door welke Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde; in Welke wij hebben de verlossing door Zijn bloed, namelijk de vergeving der misdaden, naar de rijkdom Zijner genade”.

Zo was het en zo lag het en zo werd het beleefd. Nooit te voren hadden ze echte vreugde gekend Nu kenden ze het geheim van vrede met God, hen in het Evangelie gepredikt en door Gods Geest toegepast in het hart!

Dit nu zijn de tijden der eerste liefde. Er is niets van een missen van God, maar slechts het hebben van God. Er is geen strijd en geen vijand te bespeuren. De ziel wandelt zo de hemel in; de binnenkamer is menigmaal bezet; je plaats onder Gods Woord nooit leeg. De psalmen die je zingt komen rechtstreeks uit het hart en je drinkt het Woord van de Heere met volle teugen in.

Wat oudere en rijpere kinderen van God moeten erop toezien dit vreugdevuur op geen enkele wijze te doven. Laten ze hun wijsheden, zoals: het moet eerst maar eens overwinteren, en: we spreken je nog wel nader, voor zich houden.

Natuurlijk is er ook veel namaak. Dat weet ik ook wel. Als mensen blijven jubelen, is er iets mis. Ook al moeten we ook dan ervoor oppassen te oordelen en te veroordelen. Dat recht komt alleen God toe. Laten we blijde zijn met de blijden en er geen domper opzetten. Ik denk aan die weduwe, die wonderlijk gesterkt werd door de Heere. Toen mensen haar kwamen condoleren met het verlies van haar man, sprak ze menigeen aan dat de Heere toch zo goed voor haar was! Waarop iemand meende te moeten antwoorden: Wacht maar, het ergste komt nog. Dat is niet blijde zijn met de blijden. Dat is een kras zetten door Gods werk, zoals Judas en de anderen dat deden toen Maria in ware liefde tot haar Heiland, de nardusfles volledig over de Heere uitgoot.

Maar ik denk nog weleens terug aan die dagen dat ik vol was en niet twijfelde aan het feit of ik wel Gods kind was. Soms met verlangen:

’k Heb U voorwaar in ’t heiligdom

Voorheen beschouwd met vrolijk ogen.

Hoe zag ik daar Uw alvermogen,

Hoe blonk Uw Godd’lijk eer alom!

Ja soms ook met verdriet: op grond van wat ik nu allemaal ondervind. Dan denk ik: het is vast een fata morgana geweest, inbeelding, gevoel, bedrog. Maar dat even terzijde. Gods kind zal op de een of andere wijze het woordje genade leren spellen en ondervinden dat hij er steeds buiten vallen moet en niemand overhouden dan Christus en Zijn gerechtigheid.

De eerste liefde is dus niet een missen van God. Wie God mist, weet Wie en wat hij mist. Het is een hebben van God. Het hebben van een God Die nog naar je om wilde zien; soms na lange en bange strijd, soms zo ongedacht en onverwacht.

Door verachtering in de genade raak ik voor mijn waarneming en gevoel alles kwijt. Maar ik kan het daar op den duur niet meer in uithouden. Davids levenssappen werden veranderd in zomer- droogten. En als schuld dan weer schuld wordt en ik met hem in het stof voor God kom, klinkt ook de bede:

Ai, geef mij weer (terug) gewenste zielevreugd,

Laat uit Uw mond mij stof tot blijdschap horen.

Zo wordt opnieuw ’t verbrijzeld hart verheugd,

En in mijn geest de ware rust herboren.

En als dan de Heere mijn arme ziel vertroost, door Woord en Geest, dan is alles weer goed. Ik proef weer wat ik proefde in die dagen toen ik mocht zingen van Gods genade. Maar het is wel verdiept. Er is groei gekomen in de kennis van Gods genade in Christus.

Zo leren we ook in ons leven de droefheid naar God, dat diepe heimwee naar de Heere, Die we kwijt zijn. We wandelen in duisternis. En ons hart schreit naar een God, van Wie we toch iets hebben geproefd. Ik denk aan die jonge vrouw, die een eenzame strijd voerde tegen een machtige vijand, die haar jonge leven sloopte. Nadat ze de boodschap had gehad dat ze ongeneeslijk ziek was, zocht ik haar op in een ziekenhuis in Hamilton. Maar wat was zij goed en blij gestemd! Ik wist niet wat me overkwam. Maar wat was ik blij voor haar. Haar blijdschap bestond daarin dat zij geloven mocht dat de Heere goed was, en nog wel goed voor haar! En dan heb je zo’n boodschap ontvangen, als moeder van 3 jonge kindertjes! Ze heeft zulke goede dagen gehad! Ze kon sterven! Het was een feest om bij haar te komen.

Een tweetal maanden daarna moest ik op verzoek van haar man langs komen. Ze was inmiddels thuisgekomen. O, wat had ze het benauwd, niet lichamelijk, maar geestelijk. En het ergste was dat ze niet wist wat ze scheelde. Ben je bang om te sterven, zo vroeg ik haar. Maar dat was het niet. Heb je meer pijn? Ook niet. Zit je met je lieve kinderen? Dat was de oorzaak ook niet. Ik heb met haar gebeden en kwam enige uren later weer terug. Nooit heb ik zoveel droefheid gezien op zo’n jong gezicht. Ik denk er nog vaak aan. Wat scheelt er toch aan? Het was bed in, bed uit. Een stil gebed rees op vanuit mijn hart: Heere, help me toch. En toen liet de Heere het mij zien. Het was een droefheid naar God, die haar bezette. Ze was God kwijt. En ze voelde nog zoveel zonde in haar. Toen moest ze sterven en ze kon niet meer sterven.


Maar ach, dat zoete ben ik kwijt,
’t is nu voor mij een wintertijd.
Mijn hart is koud en is bevroren,
Ik heb dat liefdevuur verloren.
Mijn zondig hart, die oude mens,
Komt tegen wil en tegen wens
Mijn hart van Jezus weg te voeren,
En brengt mijn ziel in veel beroeren.
Ik dacht niet dat mijn tere ziel,
Zoveel van ’t aardse overhiel.
Bewaar mij toch, getrouwe Herder,
Dat ik niet van U dwaal, al verder.
Mijn ziele kleeft u achteraan,
Al zijt Gij van mij weggegaan.
Al brand ik niet, ik rook van binnen,
Och, kon ik U opnieuw beminnen!


Gerustgesteld kon ik naar huis; want als God het is die de oorzaak is van je droefheid en gemis, zal Hij zeker komen en niet achterblijven! Zo is het ook gebeurd. En toen ik haar vlak voor haar heengaan van deze aarde weer bezocht, was het vrede. De vrede met God. Nu mag, daarboven, die eerste liefde er weer zijn. En blijven. Wij hebben Hem lief, zingen zij, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Om Christus’ wille, Die de liefde van Zijn Vader aan het kruishout missen moest, en in een onpeilbare droefheid en verlatenheid terecht kwam. O dierbare Christus toch!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 januari 2009

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Vragenrubriek

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 januari 2009

Bewaar het pand | 12 Pagina's