Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Flitsen uit een bijbellezing

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Flitsen uit een bijbellezing

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

1.

EZECHIEL 1

De Goddelijke troonwagen getuigt van ontferming, van bescherming en van vernedering. Ezechiël, de priesterzoon, verkeert in ballingschap, al vijf jaar lang. Hij spreekt van het dertigste jaar. Dertig jaar geleden, dat was tijdens de regering van koning Josia, die reformator bij uitnemendheid. Daar denkt hij aan terug. Ware het zo gebleven, dan was hij gezalfd geweest om het priesterambt te bedienen in de tempel te Jeruzalem. Daar is hij nu van verstoten. Dat is wat geweest voor zijn priesterhart. Nu verkeert hij met velen van het volk in het land der Chaldeën. Niet begrepen door zijn eigen volk, want dat volk boog niet onder het rechtvaardig oordeel Gods, verootmoedigde zich niet, meende dat hun het grootste onrecht was aangedaan. Daar kwam bij de smaad der vijanden. Zij hadden met hun strijdwagens de God Israëls overwonnen en zij hadden geen weerwoord, de feiten hadden het immers bewezen? Wie van Gods kinderen kent dit niet: „Waar is God, op Wie gij bouwde?” En dit alles door eigen schuld, verstoken van Gods heiligdom. Daar woonde Hij, daar sprak Hij van boven het verzoendeksel, daar werd Zijn gemeenschap ervaren, maar zij hadden dat Huis verlaten. Geen gebondenheid meer aan de troon der genade. Wordt dat verzuimd, dan begint de ellende. Dan worden de afgoden gezocht, toegegeven aan de zonde, dat wordt gezien in ons persoonlijk leven, in ons huisgezin, in ons kerkelijk leven. Het loopt uit op geestelijke ballingschap. Een biddend leven is een vruchtbaar leven, een veilig leven, een God verheerlijkend leven. Dan zijn we ook tot zegen voor anderen.

Maar nu het wonder van Gods ontfermende liefde. Terwijl de eenzame balling over dit alles denkt, worden de hemelen geopend, en daar ziet hij de Goddelijke troonwagen. Hoe was dit mogelijk? Was niet Jeruzalem de stad die Hij verkoren had, was dit geen verboden terrein? God gaat Zijn afgedwaalde volk achterna. Ezechiël krijgt bezoek van boven, wat een verrassing, öod heeft een boodschap aan hem, hij wordt voor een nieuwe taak geplaatst. En dit wordt in die Goddelijke troonwagen uitgebeeld. Daar ziet hij de gelijkenis van de vier dieren met hun vier vleugelen en vier aangezichten. Daar wordt de dienst der engelen voorgesteld. Het aangezicht eens mensen. De engelen hebben verstand en wil als de mensen, doch in veel volmaakter zin. Het aangezicht van de leeuw, wat ziet op moed en kracht. Gij krachtige helden, die Zijn woord doet. Het aangezicht van een os, wat ziet op dienstvaardigheid en volharding, en het aangezicht van een arend, de koning der vogelen, voortreffelijk in snelheid en wakkerheid.

Dieper doorgedacht worden wij door de dienst der engelen opgeleid tot de Middelaarsbediening van de Engel des verbonds, Jezus Christus, Die Zoon des mensen werd, de Leeuw uit Juda’s stam. Die kwam om te dienen, en Die Zijn kerk draagt als op adelaarsvleugelen door de woestijn van dit leven. Die Goddelijke troonwagen rijdt, wordt voortgedreven door het ijvervuur van Gods liefde voor Zijn volk, door het vuur van Zijn verbolgenheid over Zijn vijanden. Het wordt uitgebeeld in het raderwerk van Gods voorzienigheid, in het wereldgebeuren, in de kerkgeschiedenis, in ons persoonlijk leven. Te allen tijde, op alle plaatsen, in alle omstandigheden. Die velgen waren zo hoog dat zij vreselijk waren. Vreselijke dingen zult Gij ons in gerechtigheid doen horen, en o s blij doen zingen. Vreselijk zal Hij zijn in het straffen van de vijanden, tot Zijns volks verlossing. Menig kind des Heeren kent die vreselijke wegen van Gods voorzienigheid in het persoonlijk leven, maar het is tot zegen voor hun innerlijk leven. Het loopt op een lofzang uit. Die Goddelijke troon is een troon des gerichts, overkoepeld door de boog van Gods eeuwige verbondstrouw. En omdat het een troon des gerichts is, kan het een troon der genade zijn. Gerechtigheid en gericht zijn de vastigheid Zijns troons, genade en waarheid gaan voor Zijn aanschijn henen. Dat is dat rad in het midden van een rad. Die Goddelijke troonwagen rijdt met bliksemsnelheid van oost naar west, van noord naar zuid. Hij rijdt door de brandende oven van Nebukadnezar, door de leeuwenkuil van Darius, door het huis van Haman, door het paleis van Beltsazar. Dat wordt de inhoud van Ezechiëls profetie: de ondergang van alle vijanden des Heeren en deverlossingvan Zijn volk. Die Goddelijke troonwagen rijdt voort door alle tijden, wij komen er allen mee in aanraking. Hij komt in onze stad, in ons dorp, in ons huis, in ons persoonlijk leven. Die troonwagen verdelgt de goddelozen, vernietigt de raad der bozen, beschermt de vromen. Het is de strijd tussen Christus en de antichrist.

De Chaldeën meenden de God Israëls overwonnen te hebben, en nu komt die Goddelijke troonwagen, en bindt de strijd aan tegen alle antigoddelijke machten tot aan de voleinding der eeuwen.

Ezechiël wordt door dit machtig en majestueus gezicht niet verschrikt, gaat niet op de vlucht, maar wordt er door vernederd en verootmoedigd. De hand des Heeren was daar op Hem. Die Goddelijke aanraking door de bedauwing des Heiligen Geestes bracht hem tot de onvoorwaardelijke overgave. Gods liefde doorstroomtzijnhart, daardoor ervaart hij Zijn Vaderlijke gemeenschap. Zo wordt hij bekwaam en gewillig gemaakt voor de taak die hem wacht. Dit is noodzakelijk voor het persoonlijk en ambtelijk leven. Zo alleen zijn wij bruikbaar in de dienst des Heeren. Wij komen in aanraking met die Goddelijke troonwagen. Iets van dat Goddelijk gezicht moet in ons hart verklaard worden om houvast te krijgen aan Zijn verbondstrouw in het aangezicht van Jezus Christus, voorgesteld in die mensengedaante op de troon, hetwelk een mysterie is dat God geopenbaard is in het vlees. Alleen in deze zielsgestalte zijn wij vatbaar voor het onderwijs dat nog volgen zal.

Want als Ezechiël dit zag, viel hij op zijn aangezicht, en hoorde de stem als van Eén die sprak. Wij ook?

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 oktober 1966

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Flitsen uit een bijbellezing

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 oktober 1966

Bewaar het pand | 4 Pagina's