Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hantering en waardering van  kerkorde en kerkrecht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hantering en waardering van kerkorde en kerkrecht

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

De Vereniging van 1907 bracht het samengaan van de Gereformeerde Gemeenten van ds. L.G.C. Ledeboer en de Gereformeerde Gemeenten onder 't kruis. Bij deze Vereniging wordt de keuze voor kerkelijk leven op grondslag van de D.K.O. verwoord in het eerste artikel van de 'Bepalingen ': "Als accoord van ker- kelijke gemeenschap wordt aanvaard en blijve gehandhaafd de D.K.O. vastgesteld in den jare 1619, behoudens die artikelen die door verandering van de verhouding tussen Kerk en overheid, of door het wegvallen der Waalse taal, niet meer van kracht zijn; van welke artikelen de kerken zelve aanwijzing zullen doen'.

De fundamentele koerswijziging

Er is sprake van een fundamentele koerswijziging in vergelijking met de periode van voor 1907, die vooral tot uitdrukking komt in het woord 'gehandhaafd'. Met name de jonge ds. G.H. Kersten (1882-1948) heeft de jaren door het zijne bijgedragen aan deze welbewuste keuze voor werkelijk kerkordelijk leven. Aan zijn opvallende kennis van het gereformeerde kerkrecht hadden zijn goede contacten met de Middelburgse gereformeerde predikant dr. L.H. Wagenaar (1855-1910), kerkhistoricus en kerkrechtdeskundige, ongetwijfeld bijgedragen. Nog voor het einde van 1907 verscheen de door de synode als akkoord van kerkelijke gemeenschap vastgestelde kerkorde in druk.

De worsteling met het independentisme

Maar de praktijk van het leven naar de kerkorde werd door een aantal broeders als moeilijk en ongewenst ervaren. Een gereformeerd kerkverband schept verplichtingen ten aanzien van de punten, die men zelf als kerkenraden aan de meerdere vergadering heeft voorgelegd om tot een uitspraak te komen. Zo werd in 1907 het principebesluit genomen om geen predikanten van buiten het eigen kerkverband te laten optreden. Eigen predikanten werden geacht alleen de eigen gemeenten te dienen. Maar die regel werd niet nageleefd. Ze stuitte op heftig verzet bij de vurige Amsterdamse predikant ds. D.C. Overduin. Zegt de Schrift niet: Predikt het evangelie aan alle creaturen? Daarom ging hij met vrijmoedigheid voor in allerlei vrije groepen en gemeenten. De bezwaren tegen deze handelswijze leidden ertoe dat de gemeente van Amsterdam zich met haar predikant los maakte van het kerkverband. In 1909 verlieten zelfs alle afgevaardigden van de classis Amsterdam de synode, waarop ds. Kersten het kerkrechtelijke beginsel opnieuw uiteenzette. Maar bij nader inzien schaarde deze classis zich alsnog achter het doel van de synode om voort te gaan met de opbouw van een ordelijk kerkelijk leven volgens de richtlijnen van Schrift en kerkorde. Het independentisme werd veroordeeld. Ds. Overduin keerde in 1911 terug, nadat hij zijn independentistische opvattingen had herroepen en schuld had beleden voor door hem gebruikte diskwalificaties van anderen. In 1930 verliet ds. D.C. Overduin met zijn broer ds. J. Overduin de Gereformeerde Gemeenten. Bij dit heengaan woog ook het independentistische standpunt van de gebroeders Overduin mee. De synode gaf nu duidelijk aan, dat er na de veroordeling in 1909 ook in de praktijk geen ruimte meer was voor een independent gevoelen.

De praktische hantering en de fundering daarvan

In de loop der jaren kreeg bij de toepassing van de D.K.O. de zelfstandigheid van de gemeenten binnen het kerkverband steeds de volle aandacht. De synodale besluiten met een bindend karakter waren zeer gering in aantal. In de meeste gevallen beperkte een generale synode zich tot besluiten met een adviserend karakter. Hierin weerspiegelt zich de hantering van het gereformeerde kerkrecht, zoals dat in de jaren voor en na de Doleantie (1886) op basis van de Dordtse Kerkorde was ontwikkeld door A. Kuyper, A.F. de Savornin Lohman en met name ook door F.L. Rutgers. In dit kerkrecht stonden drie uitgangspunten centraal: De sterke nadruk op de zelfstandigheid van de plaatselijke kerk (art. 84 D.K.O.) De kerkenraad is de enige kerkelijke vergadering die beschikt over de macht, die Christus door mensendienst in Zijn kerk wil laten functioneren. Dit wordt nadrukkelijk onderstreept door het overleggen van de lastbrieven door de afgevaardigden van een kerkenraad aan de meerdere vergadering (art. 33 D.K.O). Het gezag van de meerdere vergadering onderscheidt zich van het gezag van de kerkenraad. De meerdere vergadering beschikt slechts over een beperkte, afgeleide, 'lagere' macht. De besluiten die door deze kerkenraden zijn genomen, zijn voor alle kerken bindend, maar onder het voorbehoud dat in de kerkorde is verwoord (art. 31 D.K.O.). Het confederatieve karakter van het kerkverband. Het samengaan en samenleven van de plaatselijke kerken in een kerkverband geschiedt op basis van vrijwilligheid en kent geen centraal bestuur. Het is een eis van de Schrift zelf dat de plaatselijke kerken met elkaar in een verband moeten treden om de eenheid van de kerk van Christus tot meerdere openbaring te brengen. Het independentisme wordt dan ook afgewezen. De vrijwilligheid betekent immers geen vrijblijvendheid, maar veronderstelt steeds de bereidheid om de besluiten van de meerdere vergadering ook te honoreren in de plaatselijke gemeente.

De belijdenis als akkoord van kerkelijke gemeenschap. De eenheid van de kerken bestaat allereerst in de gemeenschappelijke belijdenis. Dat werd reeds uitgesproken door de Synode van Emden van 1571. Die belijdenis heeft men immers aanvaard als uitdrukking van de enigheid des geloofs en daarmede van de onderlinge verbondenheid en eenheid der kerken. Ze is tot stand gekomen in de weg van de geloofsgehoorzaamheid aan de Schrift en vormt de basis of het fundament van het kerkverband. Bij de praktische toepassing van dit gereformeerde kerkrecht, dat berustte op de bepalingen van de Dordtse Kerkorde, maakte men in de gemeenten algemeen gebruik van de eerste druk van de bekende Korte Verklaring van de Kerkenordening, geschreven door ds. Joh. Jansen, gereformeerde predikant te IJmuiden. De eerste druk verscheen in 1922. Het persoonlijke exemplaar van ds. G.H. Kersten kwam mij onder ogen met de nodige onderstrepingen in rood en de kanttekening 'fout' bij artikel 79, dat door de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland toen al enigszins gewijzigd was. Men had namenlijk de mogelijkheid tot schorsing van ouderlingen en diakenen ingevoerd, die het oorspronkelijke artikel niet kent. De Gereformeerde Gemeenten wilden zich nadrukkelijk houden aan de ongewijzigde D.K.O. Het feit dat de Gereformeerde Kerken in later jaren nog enkele wijzigingen aanbrachten, verklaart de uitgesproken voorkeur binnen de Gereformeerde Gemeenten van voor de Tweede Wereldoorlog voor de éérste druk van 'Jansen'.

Boskoop, ds. M. Golverdingen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 december 2003

De Saambinder | 12 Pagina's

Hantering en waardering van  kerkorde en kerkrecht

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 december 2003

De Saambinder | 12 Pagina's