Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Dordtse leerregels. Hoofdstuk III en IV. Art. 12

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Dordtse leerregels. Hoofdstuk III en IV. Art. 12

Van des mensen verdorvenheid en de bekering

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking uit de doden en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, dewelke God, zonder ons, in ons werkt. En deze wordt in ons niet teweeggebracht door middel van de uiterlijke predikatie alleen, noch door aanrading, of dergelijke wijze van werking, dat wanneer nu God Zijn werk volbracht heeft, het alsdan nog in de macht des mensen zou staan, wedergeboren te worden of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden. Maar het is een gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige en tegelijk zeer zoete, wonderlijke, verborgen en onuitsprekelijke werking, dewelke, naar het getuigenis der Schrift {die van de Auteur dezer werking is ingegeven) in haar kracht niet minder, noch geringer is dan de schepping of de opwekking der doden; alzo dat al diegenen, in wier harten God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, zeker, onfeilbaar en krachtiglijk wedergeboren worden, en dadelijk geloven. En alsdan wordt de wil, zijnde nu vernieuwd, niet alleen van God gedreven en bewogen, maar van God bewogen zijnde, werkt hij ,ook zelf; waarom ook terecht gezegd wordt, dat de mens door de genade, die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert.

DE WEDERGEBOORTE

1. Hoe God de wedergeboorte niet werkt,

a. Niet met hulp van de mens.

Alleen door de krachtdadige roeping van de Heilige Geest 'Worden zondaren, wedergeboren. Echter steeds in^ verband met Gods Woord, namelijk daar waar Gods Woord gepredikt wordt. De apostel Petrus schrijft dan ook: „Gij, die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord Gods". De belijdenis drukt dit in artikel 12 uit met de woorden: „wedergeboorte, vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden, levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, dewelke God 'zonder ons, in ons werkt".

Wedergeboorte wil zeggen: opnieuw geboren worden, een ander mens worden, inwendig een ander leven ontvangen door de Heilige Geest. Vernieuwing wil zeggen: „Het oude is voorbijgegaan, ziet het is alles nieuw 'geworden", 'daar de wedergeboren mens uit Adam is afgesneden en in Christus ingeplant is geworden. Een nieuwe schepping wil zeggen, dat God herscheppend werkt en dat de wedergeboorte 'geschiedt in één ogenblik in het uur van Gods welbehagen. Vóór de wedergeboorte is geen waar geestelijk leven, en er is tot dit absolute werk Gods geen voorbereiding van de zijde van de mens. Niemand kan toch iets tot zijn natuurlijke geboorte toedoen, en niemand kan iets toedragen tot de wedergeboorte, alhoewel dit het gebruik der middelen niet uitsluit.

De wedergeboorte is een opwekking van de doden, een levendmaking, want God maakt de dode zondaar levend en de dorre doodsbeenderen worden opgewekt ten leven. Door de soevereine werking van de Heilige Geest wordt een nieuw schepsel voortgebracht met nieuwe werkingen, uit de doden geroepen tot het leven in de allernauwste, geestelijke vereniging met Christus, uit Wie de wedergeborene gedurig leven en krachten ontvangt om als vreemdeling op aarde te leven, om toebereid te worden de hemel te ontvangen wanneer de goede strijd gestreden en de volkomen overwinning verkregen zal zijn.

b. Niet door de prediking alleen.

In het werk der wedergeboorte bedient God Zich van de „uiterlijke prediking" van het Evangelie. Echter niet zo, dat in de prediking de mens wordt geraden zich te bekeren, en het dan verder van de mens zou afhangen, of hij wedergeboren wil worden of niet. Integendeel, in de prediking alleen ligt niet de kracht tot wedergeboorte, echter wel in Gods wil en in Gods' Geest, die beslissend zijn. De Heilige Geest werkt met het Woord Gods samen, zodat het Woord Gods een macht en majesteit ontvangt om het harde hart te verbrijzelen en te verbreken. De dienaren des Woords kunnen het Woord Gods niet verder brengen dan tot vóór de poort van het hart. Het Woord te brengen in het hart ia Gods werk. De kracht der wedergeboorte ligt in God, Die 'het Woord of de prediking als middel gebruikt. Dat alle geschiktheid in de mens tot de wedergeboorte ontbreekt, maakt echter het gebruik der genademiddelen niet overbodig. God heeft tot volvoering van Zijn raad ook de middelen mede besloten en heeft de mens aan het gebruik der middelen gebonden. De Heere werkt in de mens niet als in een stok of blok, maar wel als redelijke schepselen door middel van Zijn Woord. Daarom heeft de mens het Woord Gods te onderzoeken en op het hart te binden, of het de Heere behagen zou het Woord vruchtbaar te maken tot de zaligheid.

«. Niet door aanrading.

De remonstranten leerden, dat de genade, waardoor men tot God bekeerd wordt, niet anders is dan een zachte aanrading, die de alleredelste manier van werking zou zijn in de bekering van de mens; dat er niets is, waardoor deze aanradende genade niet zou genoegzaam zijn om de natuurlijke mens geestelijk nieuw te maken. Hiertegen stelt de belijdenis echter: „noch door aanrading of zulke manier van werking, dat, wanneer God nu Zijn werk volbracht heeft, het alsdan nog in de macht van de mens zou staan wedergeboren te worden of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden". God werkt onder en door de prediking van het Evangelie in de 'harten der uitverkorenen onwederstandelijk. Het is een krachtige, almachtige werking van God de Heilige Geest, gelijk de Heere spreekt on Ezechiël: Ik zal u een nieuw hart geven en zal een nieuwe geest geven in bet binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen en zal n een vlesen hart geven" (Ez. 36 : 36).

d. Niet afhankelijk van de wil van de mens.

De remonstranten zeggen, dat de mens zelf beslissen moet, of hij al of niet wedergeboren zal worden. Wat zou er dan overblijven van het vrije, soevereine Gods\werk, als dit waar was? De remonstranten zeggen: God geeft de wagen eerst een duw en dan hangt het verder van de mens zelf af, of hij de wagen verder wil duwen en verder op gang wil houden. Zo is het echter niet, dit gaat ten kost van de eer en van de genade Gods. God werkt niet met de mens mee, maar God werkt op de wil van de mens, die Hij zo bewerkt, dat God al opwekkende en bewegende, deze vernieuwde wil nu ook zelf werkt, gelooft en zich bekeert. De Heere .bekeert middellijk, maar zonder in het middel alleen te blijven steken. De Heere bekeert onwederstandelijk en toch niet zonder de wil van de mens, maar zodanig, dat deze wil door God gedurig opgewekt en bewerkt wordt, zodat de wedergeboorte echter niet zonder de wil, maar niet afhankelijk is van de wil van de mens.

's-Gravenhage

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 april 1958

De Saambinder | 4 Pagina's

De Dordtse leerregels. Hoofdstuk III en IV. Art. 12

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 april 1958

De Saambinder | 4 Pagina's