Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aantekeningen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aantekeningen

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. W.H. Velema, De toeëigening van het heil in de prediking, in: W.H. Velema (red.), Delen in het heil, Kampen 1989 (verder aangehaald als: Delen), blz. 41. J.H. Velema, Wie zijn wij?, Amsterdam 1992, blz. 85 geeft een omschrijving die iets meer toegespitst is, hoewel zij dezelfde geest ademt: ‘Onder de toeëigening des heils verstaan we het werk van Gods Geest, waardoor zondaren in bezit komen en blijven van de verlossing die Christus heeft verworven’.

2. We maken gebruik van de editie van J.N. Bakhuizen van den Brink, De Nederlandsche belijdenisgeschriften, Amsterdam 1940. De spelling is aangepast aan wat tegenwoordig gebruikelijk is. Een enkele maal is tussen haakjes de nieuwe tekst van de belijdenisgeschriften toegevoegd, zoals die te vinden is in: De Nederlandse Belijdenisgeschriften, Zoetermeer 1983. Deze tekst is aangeduid als: Tekst 1983.

3. C. Trimp, De toeëigening van het heil in het perspectief van historie en konfessie, in: W.H. Velema (red.), Delen, blz. 27v.

4. Het woord ‘deelachtigmaking’ correspondeert in het spraakgebruik van de confessie op meer dan één manier met ‘toeëigening’. Van de Heilige Geest kan immers zowel gezegd worden dat Hij het heil in Christus ‘toeeigent’, als dat Hij het ‘deelachtigmaakt’. Bovendien lezen we niet alleen van een ‘zich toeëigenen door het geloof’, maar ook van ‘een deelachtigmaking door het geloof’ (Vgl. HC zond. 12 vr. 32 - ‘door het geloof Zijner zalving deelachtig’ - en zond. 25 vr. 65 - ‘alleen het geloof maakt ons Christus en al Zijn weldaden deelachtig’).

5. Voor alle duidelijkheid: Daar loopt ook het betoog van Trimp op uit. Zie W.H. Velema (red.), Delen, blz. 29: ‘Wij moeten altijd bij God beginnen - bij de Heilige Geest en bij de vraag hoe Hij wil komen tot ons”.

6. Beide laatste termen worden met enige voorliefde gebruikt door prof. W. Kremer in zijn pleidooi voor een trinitarische prediking. Zie bijv. zijn: Priesterlijke prediking, Amsterdam 1976, blz. 23, 100. Overigens wisselt Kremer de term ‘heilsbediening’ ook wel af met ‘heilsdeelachtigmaking’ (Zie a.w., blz. 72).

7. Het is trouwens opvallend dat in iedere vraag van de HC met betrekking tot de doop verwezen wordt naar het bloed èn de Geest van Christus als de oorzaak van onze reiniging. Deze tweeslag is kennelijk vooral bij de doop van grote betekenis.

8. De rectorale rede van prof. L.H. van der Meiden, De bijzondere Geesteswerking met het Woord, Dordrecht 1949, is hier nog altijd van betekenis.

9. Voor dit hele gedeelte is van betekenis wat prof. Van Genderen schrijft in J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte Gereformeerde Dogmatiek, Kampen 1992, blz. 695v.

10. Deze plaatsen uit de DL hebben in het verleden een belangrijke rol gespeeld in de officiële gesprekken van Christelijke Gereformeerde en Gereformeerde (Vrijgemaakte) deputaten. Zie daarvoor de Acta van de generale synode der Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland 1962, blz. 241-243. Belangrijk is - o.a. - de inzet van het gesprek: ‘We vroegen: zit het centrale verschil niet in een verschillende opvatting van deze verhouding (nl. van Woord en Geest)? Geantwoord werd dat het Woord orgaan is van de Heilige Geest. Sterk werd beklemtoond dat de confessie spreekt over de Heilige Geest als werkend door, niet met het Woord. De toeëigening heeft plaats in de prediking’. Vergelijk met deze laatste opmerking de visie van C. Trimp, Klank en weerklank, Barneveld, 1989, blz. 129: ‘elke preek is als zodanig één en al toeëige-ningsarbeid’.

11. De Dordtse Leerregels zeggen nog over de nauwe verbinding tussen de Geest en de Middelen der Genade: ‘alzo moet het ook nu verre van daar zijn, dat diegenen, die anderen in de gemeente leren of die geleerd worden, zich zouden vermeten God te verzoeken door het scheiden dier dingen, die God naar Zijn welbehagen heeft gewild, dat tezamen gevoegd zouden blijven’ (DL III/IV, par. 17).

12. Zie ook W. Kremer, Priesterlijke Prediking, blz. 70, 71.

13. Hierbij kunnen we ook verwijzen naar het begin van het klassieke avondmaalsformulier, waar we opgeroepen worden onszelf te beproeven aan de hand van de geestelijke kennis van de drie stukken.

14. W. Kremer, Priesterlijke Prediking, blz. 25, 26.

15. W. Kremer, a.w., blz. 27.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 1993

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

Aantekeningen

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 1993

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's