Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

JOHN G. PATON

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

JOHN G. PATON

EEN MARTELAAR OP TANNA.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het was nu zó ver gekomen, dat er op Tanna zes zendingsposten waren geopend in de voornaamste kustdorpen. Elke post had een onderwijzer, afkomstig van het eiland Aneitium, als leider. Deze leiders waren vroeger menseneters geweest, maar ze waren nu volgelingen van Christus geworden. Paton bezocht de posten vaak: er was geregeld raad te verschaffen; ook was het goed, dat de leiders werden aangemoedigd; bovendien zou het geregelde bezoek van Missi de dorpsbewoners ontzag inboezemen voor het zendingswerk.

Zoals we weten, was er dikwijls onenigheid op het eiland tussen de verschillende stammen. Dan brak er een binnenlands oorlogje uit. Tijdens zulke toestanden overnachten de onderwijzers in het Zendingshuis, maar zodra het stormsein was neergelaten, zochten ze hun posten weer op.

We zouden een verkeerde gedachten vormen, als we meenden dat de overgang naar het Christendom van die onderwijzers maar zo'n beetje aan de buitenkant zat. Neen, het zat diep in het hart.

In het dichtstbijzijnde dorp was Namuri werkzaam onder de inboorlingen. Hij leidde de godsdienstoefeningen, onderwees de arme heidenen en bracht elke morgen verslag uit bij Paton in het Zendingshuis. Hij verkreeg gaandeweg veel invloed, en vooral door zijn onberispelijk leven won hij het vertrouwen van de dorpelingen.

Het is een bekend feit, dat, wanneer Christus triumfen viert, de satan spoedig in het geweer komt om tegenaanvallen te doen. Zo ook hier.

Paton wachtte op zekere morgen tevergeefs op Namuri. Waar bleef de onderwijzer met zijn dagelijks rapport ?

Een groot rumoer deed de zendeling naar buiten snellen. O, vreselijk! Bij een boom zonk cle bloedende en uitgeputte Namuri neer. Een eindje achter hem tierden en raasden Tannezen.

„Missi, missi, haast u, " riep de gewonde onderwijzer. „Vlucht om uws levens wil. Zij komen u vermoorden. Vandaag zullen allen gedood worden. Met mij zijn ze begonnen. Ze haten Jehova en de godsdienst."

Terwijl de zendeling de wonden verbond, vertelde Namuri in 't kort wat er gebeurd was. Een heidense priester had hem op het onverwachts met een knots geslagen.

De Tannezen keken beschaamd toe en langzamerhand verdween de een na de ander.

In het Zendingshuis werd Namuri zorgvuldig verpleegd en na een week of vier mocht hij weer buiten komen. Zijn vrienden uit het dorp kwamen vragen of hij weer naar de zendingspost terug wou komen. Zij boden hem een varken aan en broodwortels.

Paton sprak echter: „Neen, niet terug. Eerst moet de schuldige gestraft worden en zo niet, dan verlaten we zo spoedig mogelijk het eiland."

En wat deden ze? De priester werd gegrepen en geboeid. Paton moest komen om bij het straffen van de schuldige tegenwoordig te zijn. De zendeling ging en sprak met de booswicht. Aan schone beloften geen gebrek. Dat kunnen we wel snappen. Nou, de zendeling liet de priester vrij. Hij moest het voorbeeld wel geven van vergevensgezindheid, een goede les voor het heidense volk.

Nu alles weer was als voorheen, wilde Namuri dolgraag naar zijn werk terug keren. Paton vond dat hij nog wat wachten moest: zouden ze zich wel houden aan hun mooie beloften ? Men kon er niet te voorzichtig zijn.

Maar Namuri moest en hij zou naar zijn zendingspost terug. „Missi, " zei hij tegen Paton, „als ik hen zie dorsten naar mijn bloed, dan is liet of ik mijzelven zie, toen de zendeling het eerst op mijn eiland kwam. Ik wilde hem doden, zoals ze mij nu willen doen. Ware hij weggebleven uit vrees voor gevaar, dan zou ik een heiden gebleven zijn. Maar hij kwam en blééf komen om ons te onderwijzen, tot ik, door Gods genade, veranderde in hetgeen ik nu ben. Dezelfde God, die mij Veranderde, kan ook deze arme Tannezen veranderen, en maken dat zij Hem liefkrijgen en dienen. Ik kan niet van hen wegblijven. Maar ik zal in het Zendingshuis slapen, en bij dag al doen wat ik kan om hen tot Jezus te brengen."

Hiertegen kon Paton weinig inbrengen. Een man, die zó zijn plicht verstond, mocht niet weerhouden worden van zijn werk.

Geruime tijd ging het goed op de zendingspost. Voor het werk kwam meer en meer belangstelling bij de inboorlingen, wat de haat en nijd van de heidense priester weer deed aanwakkeren. Het scheen of de duivel in de priester was gevaren. Er was geen remmen meer aan.

Op zekere morgen sprong hij, met een knots in zijn hand, naar de geknielde Namuri toe en sloeg deze op een onbarmhartige wijze, zodat de arme man als dood op de grond bleef liggen. De angstige aanwezigen, die bij de godsdienstoefeningen hadden meegebeden, met Namuri, vluchtten naar alle kanten weg.

Daar lag de onderwijzer alleen, bewusteloos.

Toen hij enige tijd later zijn bewustzijn terug kreeg, kroop hij, onder hevige pijnen, naar het Zendingshuis.

Weer moest Paton er aan te pas komen. Opnieuw werd Namuri verbonden, maar nu was het erger dan de vorige keer. De arme gewonde gevoelde dit blijkbaar. „Missie, " sprak hij met zachte stem, „ik sterf. Ook u zullen zij doden. Vlucht om uws levens wil." Paton probeerde hem moed in te spreken, maar hij zag wel, dat de arme onderwijzer ging sterven.

Met het grootste geduld verdroeg Namuri de pijn. „Terwille van Jezus, " sprak hij zacht. Van zijn stervende lippen hoorde Paton deze woorden: „O Heere Jezus, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen! Ach, neem toch al Uw dienstknechten niet weg van Tanna. Neem Uw dienst niet weg van dit duistere eiland! O God, leer al de Tannezen Jezus lief te hebben en te volgen!"

Zó stierf de man, als martelaar.

Dicht bij het Zendingshuis werd een graf gegraven. Paton met de zijnen stonden wenend aan de groeve der vertering. Een groot strijder voor Christus' Rijk was van zijn post afgelost.

Onder de schare, die niemand tellen kan, zullen ook kannibalen zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1952

Daniel | 12 Pagina's

JOHN G. PATON

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1952

Daniel | 12 Pagina's