BILEAM
Hij was in 't hart tot vloek genegen, Want Balak had hem omgekocht. Toch wandelde hij in Gods wegen, Deed, wat hij door de Geest vermocht.
Hij was op Peor's top geklommen En had het schoonste vergezicht. Hij zag, hoe Isrels tenten glommen En blonken in het zonnelicht.
Hij hief zijn stem, ging profeteren: „Hoor, want de zoon van Beor spreekt. Hij kent de wetenschap des Heeren, Wiens. ogen geen gezicht ontbreekt.
Hop liefelijk, in Moabs streken Ligt Jacobs woning, Isrels tent! God heeft hen uitgebreid als beken: Wie is 't, die hier Zijn werk niet kent?
Ik zal Hem zien, 'k zal Hem aanschouwen, Doch heden niet en slechts van ver. Jehovah zal Zijn Isrel bouwen; Ik zie Hem voortgaan, Jacobs ster!
O, Balak, 'k zie uw land genomen; Uw markt en rijkdom zal vergaan. Gods scept/er zal uit Isrel komen En Moabs landpale verslaan.
'k Zie Seïr uit zijn land verdreven; Het volk van Seth, het komt ten val! Want God regeert, maar wie zal leven, Wanneer Hij dit vervullen zal? "
Hij strooide over Isrel z< egen God schold hem echter met Zijn vloek. Straks vindt de dood hem op zijn wegen.. Zijn naam stond niet in 't levensboek.
W. v.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1951
Daniel | 8 Pagina's