Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terzijde

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Romeinen 9 (4)

Wij staan nog nader stil bij Romeinen 8:28, "En wij weten, dat dengenen die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen die naar Zijn voornemen geroepen zijn". Wij zagen de vorige keer de geheel aparte uitleg die dr C. van Sliedregt in zijn boekje "Is het wel voor mij? " van deze tekst geeft. Nu nog iets meer over het woord geroepen, en dat Paulus spreekt van: naar Zijn voornemen geroepen.

Reeds zagen we, dat er in de Heilige Schrift sprake is van tweeërlei roeping, die van Godswege tot de mens komt. Er is een roeping, waarin de mensen welmenend geroepen worden tot bekering, maar die door de mens weerstaan kan worden, en ook metterdaad weerstaan wordt. Dat die roeping dan geen vrucht draagt, is eigen schuld. Want dat komt door onze moedwillige ongehoorzaamheid en de verharding van ons hart.

Maar hoe komt het dan, dat een ander door die roeping wel verbroken wordt van hart, zich schuldig leert kennen en als een verlorene tot God gaat roepen om genade? Dat komt omdat bij die ander de roeping gepaard gaat met een krachtige werking van Gods Geest in het'hart. Voor die is het niet alleen een uitwendige roeping, maar een krachtdadige, inwendige roeping, en dat, zoals Paulus hier zegt, naar het voornemen Gods. Want ten diepste is het alleen vrije, soevereine genade, die hier scheiding maakt.

Bij hen die het onderscheid tussen deze tweeërlei roeping verwerpen en maar van één roeping willen weten, waarin de Heere gelijkelijk alle hoorders laat prediken dat Hij in de Middelaar zaligheid bereid heeft voor een ieder die dat aanneemt en gelooft, kan het niet anders of er moet dan volgens hen in de mens na zijn val nog iets zijn overgebleven, waardoor hij in staat is, zelf dat onderscheid te bewerken door die roepstem in geloof aan te nemen en die weg in te gaan. Maar dat is in strijd met wat de Heere ons in Zijn Woord leert.

Wij herhalen: Eigen schuld, wanneer de roeping geen vrucht draagt, als gevolg van onze moedwillige verharding; maar ten diepste vrije genade die hier scheiding maakt. Nu vragen wij iedere lezer eerst de Dordtse Leerregels op te slaan en te lezen hoofdstuk 3 en 4, par. 9, 10 en 11. Hoe wijs en evenwichtig beschrijven onze vaderen daarin deze tweeërlei roeping. Wat zijn zij daarin door Gods Geest geleid!

De uitwendige roeping vinden we bijvoorbeeld in Matth. 20:16; 22:3 - 8, 12 en 14; 28:19. Mark. 16:15. Luk. 14:16 - 20 en 24; 24:47. Hand. 13:26, 38, 46; 17:30. Dat niemand haar verachte, noch spreke van "maar de uitwendige roeping". Eigenlijk is die term "uitwendige roeping" niet zo gelukkig. We kunnen die vanuit de geschiedenis van de dogmatiek wel verklaren (vanuit de Latijnse begrippen externus en internus, want de meeste dogmatische begrippen zijn gesmeed in de tijd dat de theologen hun disputen in het Latijn voerden). Maar het gewone gemeentelid verstaat die uitdrukking zo gauw verkeerd. Uitwendig krijgt dan gemakkelijk de betekenis van iets dat maar uiterlijk, aan de buitenkant, aan de oppervlakte zit. Uitwendig is dan iets dat minder wezenlijk geacht wordt, iets dat niet echt is. De bovengenoemde Schriftplaatsen spreken er wel anders over. Zie alleen maar de gelijkenissen van de koninklijke bruiloft en het grote avondmaal. De uitwendige roeping is een aangelegenheid van de hoogste ernst. Wat is het voorrecht groot, wanneer we onder de uitwendige roeping mogen verkeren! Het voorrecht, maar ook de verantwoordelijkheid. In de uitwendige roeping maakt de Heere aan alle mensen tot wie het Woord komt, welmenend (wie zou daaraan durven twijfelen, dat zou toch in strijd zijn met al Gods deugden en eigenschappen) de weg der zaligheid bekend en belooft Hij de zaligheid aan allen die Zijn roepstem volgen. De uitwendige roeping zal de zich verhardende zondaar dan ook te meer schuldig stellen.

Wij hebben dit wat uitvoeriger in het licht gesteld, omdat buitenstaanders zo dikwijls een ander beeld hebben van hoe onder ons over tweeërlei roeping gesproken wordt. Er wordt zo gauw een beeld geschetst van de leer, die niet anders is dan een caricatuur van die leer. Voorrecht en verantwoordelijkheid. Maar het voorrecht van de krachtdadige roeping is onvergelijkelijk groter.

En nu is het ons opgevallen, dat wanneer Paulus in zijn zendbrieven het woord roepen of roeping gebruikt, hij daarmee altijd de krachtdadige roeping bedoelt. Het valt evenzeer op, dat onze kanttekenaren dat steeds weer nadrukkelijk aantekenen, en daarbij het onderscheid tussen in- en uitwendige roeping accentueren.

In de aanhef van zijn brief aan de Romeinen noemt Paulus hen geroepenen van Jezus Christus (Rom. 1:6). Dat is, zeggen de kanttekenaren: "die niet alleen door het Woord uiterlijk, maar ook door de kracht van den Geest van Christus inwendiglijk tot de gemeenschap van Christus zijt geroepen en gekomen. Waarom hij hen ook in het volgende vers geroepen heiligen en geliefden Gods noemt." Wij komen daar nog op terug, omdat dr Van Sliedregt zich ook beroept op deze tekst.

Bij Rom. 9:11, uit den Roepende, tekenen zij aan: "Dat is, uit de onverdiende genade en gunst Gods, Die degenen die Hij uitverkoren heeft, ook krachtiglijk roept en tot het geloof en de godzaligheid brengt." En bij het woord geroepen in Rom. 9:24: "Namelijk niet alleen uitwendig door het Woord, maar ook inwendig door Zijn Geest, gelijk het woordje "uit" ook medebrengt; want anderszins is naar de uitwendige roeping zowel de Jood als de hei­ den geroepen, Matth. 22:14. Rom. 8: 28, 30.1 Kor. 1:26.”

Ook in 1 Kor. 1:2 noemt de apostel zijn lezers geroepen heiligen, en ook daar luidt de kanttekening: "Namelijk niet alleen uitwendig door het Woord, maar ook inwendig door de kracht des Heiligen Geestes.”

Men lette ook goed op wat er in 1 Kor. 1: 24 staat: Maar hun die geroepen zijn, beide Joden en Grieken, prediken wij Christus, de Kracht Gods en de Wijsheid Gods. Betekent dat "hun die geroepen zijn", dat Paulus aan al de mensen die onder zijn gehoor (de uitwendige roeping) kwamen, op gelijke wijze Christus predikte? Neen, dat betekent het nadrukkelijk niet. Met "hun die geroepen zijn" bedoelt de apostel een bepaald getal van zijn hoorders. Wie dan? Kanttekening: (hun die geroepen zijn), "Namelijk niet alleen uitwendiglijk door het Woord, want alzo zijn ook de voorgaanden, die verloren gaan, geroepen; maar ook inwendiglijk en krachtiglijk door den Geest Gods en naar Zijn voornemen, Rom. 8:28, 30, en hier vss. 26, 27.”

En nog een laatste voorbeeld. Wanneer de apostel de Efeziërs bepaalt bij hun roeping (Ef. 4:1), zegt de kanttekening: "Namelijk tot de gemeenschap van Christus, en derhalve ook van de godzaligheid in Christus. De apostel spreekt hier niet alleen van de uitwendige, maar ook van de inwendige en krachtige beroeping, waardoor zij tot het geloof in Christus gebracht waren; gelijk uit de volgende verzen blijkt.”

Zie zo verder Rom. 8:30: 11:29. 1 Kor. 1:9. Gal. 1:6; 5:8, 13. Ef. 1:18; 4:4. Filipp. 3:14. Kol. 3:15. 1 Thess. 2:12; 5:24. 2 Thess. 1:11; 2:14. 1 Tim. 6:12. 2 Tim. 1:9, en vele andere plaatsen, met de kanttekeningen, steeds weer de noodzakelijkheid van de krachtdadige roeping, naar het voornemen Gods, maar ook de zekerheid en de belofte Gods, dat degenen die Hij zo krachtiglijk, naar Zijn eigen voornemen in de eeuwige verkiezing, door Zijn Geest geroepen heeft, ook zeker tot de zaligheid brengen zal. In die vaste troost heeft de apostel, en hebben ook onze vaderen, de opstellers van de Dordtse Leerregels en de overzetters en kanttekenaars van onze kostelijke Statenvertaling, mogen leven.

Nu leidt dr Van Sliedregt uit de aanspraak van Paulus in Rom. 1:6 en 7 af, dat alle mensen van de gemeente in Rome dus geroepenen van Jezus Christus en geroepen heiligen waren, en dus daarop mogen pleiten, dat zij geroepen zijn naar het voornemen Gods. Ook daarin onderwijzen ons de kanttekenaars beter: "Want hoewel ook in deze gemeente, gelijk als in andere, huichelaars konden zijn, zo noemt hij die nochtans altijd in het begin zijner brieven, naar den eis der liefde, van het beste deel onder hen." Zo ook bij 1 Kor. 1:2: "... waardoor hij het beste deel der gemeente, dat is, de ware gelovigen, verstaat, waarvan Christus spreekt Hand. 18:10”.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 april 1998

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Terzijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 april 1998

De Wachter Sions | 8 Pagina's