Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE NACHT EEN HELDER LICHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE NACHT EEN HELDER LICHT

EERSTE BONDSDAGLEZING

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

We spreken van de nacht als de zon is ondergegaan en het licht van de dag heeft plaats gemaakt voor het donkere, het duistere, het zwarte van de nacht. Maar vanmorgen gaat het niet over de nacht in de natuur, maar over de nacht in mijn leven.

Is die nacht er altijd geweest? Nee. Eens deelden we in het licht van de volle dag. Het licht, van Gods vriendelijk aangezicht. Het licht van de paradijsheerlijkheid. Het licht van Gods zalige gunst en gemeenschap. Helaas is dat licht gedoofd.

Heeft God dat, gedaan? Nee, dat heb ik gedaan. Moedwillig, vrijwillig ben ik uit dat licht getreden. Ik heb geluisterd naar de stem die mij een licht beloofd heeft. Een licht veel helderder dan waarin ik deelde. En mijn hoogmoedig en zondig hart heeft naar die stem geluisterd. Ten dage als gij daarvan eet zullen uw ogen geopend worden en gij zult als God zijn, kennende het goed en het kwaad.

We hebben geluisterd naar de stem van de vorst der duisternis. De stem van de koning van de nacht en der verschrikking. En het gevolg? Inplaats van als God te zijn, in plaats van te delen in nog heerlijker licht, in plaats van die kennis die ons beloofd .is: stikdonkere nacht!

De nacht van de zonde en de dood. De nacht van ons leven predikt onze doodslaat, onze eeuwige verlorenheid. Dit is de ontzaglijke werkelijkheid waarmee de Heere Jezus ons konfronteert als Hij zegt dat we de duisternis liever hebben dan het licht. Vreselijk zal het zijn als ons leven eindigen moet in de eeuwige nacht van de rampzaligheid.

Maar nu moet en mag ik vanmorgen op deze bondsdag waarin we met zoveel jonge mensen samen zijn, je wijzen op een eedzwerend God. En wat heeft die eedzwerend God gezegd? Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere Heere, zo Ik lust heb aan de dood des goddelozen; maar daarin heb Ik lust dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve! Want waarom zoudt gij sterven o huis Israëls? Waarom zoudt gij sterven, jongens, meisjes van onze Gereformeerde Gemeenten?

Twee lichtbundels

Jonge mensen, dat is Gods stem vandaag tot jullie in je jonge leven. Dat leven van nature: gehuld in de duisternis, in de nacht: er schijnt een Licht in je leven. Dat Licht is God. En uit die Lichtbron

omringen mij altijd twee sterke lichtbundels, die ik nimmer kan ontvluchten. Het licht van Gods alwetendheid en het licht van Gods alomtegenwoordigheid.

Gods alwetendheid

Daar wist de dichter iets van. Jij ook? Zijn daar je ogen al voor geopend? Heere, Gij doorgrondt en kent mij. Dan gaat het niet over Gods algemene kennis over alle mensen en alle gebeurtenissen van de wereld. Zeker, God ziet alle dingen. God weet alle dingen. Hij weet wat op deze aarde aan werken der duisternis plaats vindt. God heeft het gezien en gehoord hoe de abortuswet gelegaliseerd is. God ziiet de onrust in de wapenwedloop. God ziet dat deze wereld in revolutie zich tegen Hem verhef t. Maar daarover gaat het nu niet. God kent mij, God ziet mij. God kent en doorgrondt mij. Heel persoonlijk past de dichter deze wetenschap op zichzelf toe. God ziet je in alles. In je zitten, in je opstaan, in je liggen, in je hele gaan. Welke weg je ook bewandelt in deze wereld. God kent je, zelfs je gedachten. Hij verstaat van verre mijn gedachten. En. die verte is niet alleen de hemel van waaruit God ziet op deze lage aarde. Nee, die verte gaat terug naar de tijdloze eeuwigheid. Daar heeft God reeds van verre mij gezien en van daar kent Hij reeds van verre mijn gedachten, mijn spreken, mijn doen en laten. Niets is voor God verborgen. Eer iets van mij begon te leven, wa's alles in Uw boek geschreven. Zelfs voordat ik denk wat te zullen spreken is het de Heere bekend. Wat zegt de dichter? Als er nog geen woord op mijn tong is, zie Heere, Gij weet het alles. Dat is het licht in de nacht van mijn bestaan. Alle dingen in mijn leven zijn in het. licht van Gods alwetendheid bekend. En dan ga ik wat vragen. Ben je er wel eens blij om dat God weet wat er omgaat in je hart en in je leven?

God ziet en weet alles

Of........ of schrik je een beetje vanmorgen. Geeft dat onrust van binnen wanneer je ermee gekonfronteerd wordt dat God alle dingen weet en ziet? Geeft het verwarring in je hart als God vanmorgen zegt: Ik ken je, Ik weet wie je bent. Ik weet wat je ouders niet weten. Ik zie wat je ouder's niet zien. Want in het licht van Mijn alwetendheid is niets onbekend. Of geloof je niet. dat God alle dingen weet en alle dingen ziet?

Mag ik het even heel konkreet maken? Geloof je dat God, met eerbied gesproken, met je meeleest in die anti-goddelijke lektuur die je zo boeien kan? Geloof je dat God meeluistert naar die opwindende muziek die je bewust-zijn zo beïnvloedt? Geloof je dat God meekijkt naar zedeloze voorstellingen die je zinnen zo prikkelen? Denk je dat God niet weet van die vrienden waarmee je niet behoort om te gaan?

Gij doorgrondt mij en Gij kent mij. Denk erom God weet ervan en ziet het ook wanneer niemand het ziet. En als God je vanmorgen zal onderzoeken, zal het dan wel zijn?

O jongens, meisjes, heeft dat Licht al eens ontdekkend in je leven mogen schijnen? Kijk, daar wist Paulus wat van. Wanneer is dat gebeurd? Op d.e weg naar Dama'skus. En hem omscheen snellijk een licht van de hemel en ter aarde gevallen zijnde, hoorde hij een stem die tot hem zei: Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij?

Dan is de nacht een helder licht.

Ontdekkend licht

Als die ontdekkende lichtflits van Gods alwetendheid je leven omstraalt en je jezelf gaat zien zoals God je ziet, dan gebeurt er wat. Hoe God je ziet? In blakende vijandschap tegen God en te-

gen je naaste. O, wat een nood rijst er dan in dat ontdekkende licht. Wanneer God bekend gaat maken wie je bent, maar ook wie Hij is, de rechtvaardige, heilige God. Kijk, dan vallen we met Paulus ter aarde. Dan gaan we het uitroepen: I-Ieere wat wilt Gij dat ik doen zal?

Dan kun je geen kant meer uit. Dat kon David ook niet. Gij bezet mij van achteren en van voren. Dan ben ik een omsingelde stad. Dan is God van voren en van achteren, dan is God rondom mij. Dan lig ik in de klem besloten van de alwetendheid van God. 'k Wou vluchten maar kon nergens heen. Of heb je dat nooit eens gekermd, in dat ogenblik van dit ontdekkende kracht Gods in je Ieven? ik lag gekneld in banden van de dood, daar de angst der hel mij alle troost deed missen.

Gij zet Uw hand op mij, zegt David vanmorgen. Wat bedoelt hij daarmee? Dat is Gods arresterende hand. Tot hiertoe, niet verder! Het moet vandaag gebeuren! Als het nog nooit gebeurd is-in je leven dan mocht het vandaag op de bondsdag in Rotterdam met zoveel jongeren tezamen in de Doelen, eens gebeuren.

De Heere is mij te sterk geworden en de Heere heeft mij overmoeht, zodat ik geen kant meer uit kan. O God, wees mij de zondaar genadig.

Er ligt een andere hand op mijn leven van nature. Dat is de hand van de vorst der duisternis, waar ik naar geluisterd heb. En die hand voert mij over de brede weg naar de eeuwige, stikdonkere nacht van de hel. Eeuwig de rampzaligheid tegemoet. O voel je dan niet die klemmende hand van de vorst der duisternis, die je aftrekt van het Licht dat je gepredikt wordt van zondag tot zondag.

Bekering is nodig

En daarom is bekering nodig, Gods hand, Die sterke hand die voert vanuit de duisternis tot dat wonderbaarlijk licht. Ja. dan is de nacht een helder licht. Bedenk, we hebben met een alomtegenwoordig, alwetend God van doen. En ik zou me niet vrijgemaakt hebben wanneer ik voor zoveel mensen vanmorgen gesproken zou hebben en niet gezegd zou hebben dat je bekeerd moet worden. Je moet bekeerd worden hoor! Je moet waarachtig tot God bekeerd worden, door God tot God. Zoals Adam bekeerd i's en zoals David, de dichter van psalm 139 bekeerd is en Paulus en al Gods kinderen.

Van dood levend gemaakt. Vanuit de nacht gebracht in de weg van dat wonderbaarlijk Licht, dat je voorgesteld wordt in het Evangelie: lk ben de Weg, de Waarheid en het Leven.

Het moet gebeuren door God. De God die je geschapen heeft en Die je kende van het. prilste begin. Wat zegt David dat mooi hé? Of ontroerde je hart niet vanmorgen toen je hoorde voorlezen: Mijn gebeente was voor U niet, verholen als ik in het verborgene gemaakt ben en als een borduursel gewrocht ben in de nederste delen der aarde. Uw ogen hebben mijn ongevormde klomp gezien en al deze dingen waren in Uw boek geschreven. De dagen als zij geformeerd zouden worden, toen nog geen van die was. Wat heeft hij daar, door de Heilige Geest geïnspireerd, schone dingen mogen spreken.

Bekeerd moeten we worden. Vanuit de duisternis van de nacht gevoerd tot het Licht. En dat door die God die Zijn Naam schreef in de doop op je voorhoofd. Die God die je daar voor de eerste keer bij je naam riep. Die God, Die je bekend maakte met Zijn dierbaar Woord. Die vanmorgen zegt: Ik ken je! Ik weet wie je bent. Ik weet met wat voor bedoeling je hier naar Rotterdam gekomen bent. En nu zegt die God: Mijn zoon, Mijn dochter, geef Mij je hart.

Zou je dan niet naar de stem van die alwetende, alomtegenwoordige God horen? Is God al met je? Is God al voor je? Is God al in je? Want zo God voor mij is, wie zal dan tegen mij zijn. Dan kun je de tijd door maar dan kun je bovenal de toekomst tegemoet, de eeuwigheid.

God kent je hoor. God weet wie je bent. Buig je knieën maar in de tijd van de examens. Buig je knieën maar als je met bepaalde vragen rondloopt, met bepaalde raadsels. God weet er van.

Gods overalomtegenwoordigheid

Al zei ik de duisternis zal mij immers bedekken, dan is de nacht een helder licht om mij, . Al zou ik de zonde in het verborgenste plekje uitvoeren, al zou ik me in de nacht verschuilen, dan nog ziet God me, dan nog is dat licht, rondom mij. Nee, er is geen verberging voor Gods heilig aangezicht.

En is dat nu de nood van je leven? Zijn er jonge mensen vanmorgen naar Rot-

terdam gekomen die zeggen: ik heb geen bestaan meer voor God? Als ik zie op m'n zonden en als ik dan gehoord heb dat God alles weet, o dan is het in mijn leven buiten hoop. Drukt de nacht van de zonde zwaar op je leven?

Dan ga ik je op een Ander wijzen. Dat licht, zo groot, zo schoon, gedaald1 van 's hemels troon. Dat heerlijke licht van Gods welbehagen geopenbaard in Zijn Zoon, de Heere Jezus Christus. O, in die nacht, in de volheid des tijds heeft de hemel zich gescheurd en hebben de engelen de plaats tussen de hemel en de aarde ingenomen en ze hebben het uitgejubeld: „Ere zij God in de hoogste hemelen en vrede op aarde in de mensen een welbehagen.”

O, dat licht gelegd in de armen van een arme zondaar. Nu laat Gij Heere, Uw dienstknecht gaan in vrede, want mijn ogen hebben de zaligheid gezien. Dan is de nacht een hélder licht!

Ik zal rust geven

En Hij is opgestaan uit de nacht. Uit de nacht van de dood. Uit de nacht van de zonde. Hij is verrezen. Hij leeft als Triumfator. De koning van het licht tegenover de koning van de duisternis. En die vorst der duisternis gaat rond vandaag, ook onder de jeugd van onze gemeenten. Om te zoeken en te verslinden. Maar de Koning van het Licht, Jezus Christus, Gods lieve Zoon regeert van de zee tot aan de zee en van de rivieren tot aan de einden der aarde.

Hij kent je! Daarom arme zondaren, zoekende, roepende, smekende jonge mensen die in hun droefheid tranen tot spijs hebben dag en nacht. Wendt u tot Mij toe en wordt behouden want Ik ben God en niemand meer. Die naar Hem hongeren en dorsten, die naar Hem smeken, gans hulpeloos en ellendig. O korn dan gij vermoeide en belaste tot Mij en Ik zal u rust geven. Voor dezulken is Hij de nacht ingegaan, om ze te voeren uit de verlorenheid, uit de diepten aller diepten om ze te brengen tot dat wonderbaarlijk licht, . Om in dat licht Het Licht te aanschouwen.

Zo gaan ze over deze aarde, de door God bekeerden en de door God onderwezenen. De dagen der duisternis zullen velen zijn, dat is waar in het leven van Gods kinderen. Maar bij ogenblikken is het licht. Hier weidt mijn ziel met een verwonderend oog.

En dan? Dan mag er een oog geslagen zijn op de toekomst van de hemelse heerlijkheid waarvan Openbaring zegt: „Aldaar zal geen nacht zijn. En ze zullen geen kaars nog licht der zon van node hebben, want de Heere God verlicht hen, en zij zullen komen en als koningen heersen, in alle eeuwigheid."

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1981

Daniel | 28 Pagina's

DE NACHT EEN HELDER LICHT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1981

Daniel | 28 Pagina's